Tip:
Highlight text to annotate it
X
Simply ReleaseS Toppers
Simply The Best
Proudly Presents
The Chronicles of Narnia
The Voyage of the Dawn Treader
Vertaald door Simply ReleaseS Toppers
Tokke, Biteme en Suurtje
SRT WENST IEDEREEN
FIJNE KERSTDAGEN TOE
MOEDER ENGELAND HEEFT JE NODIG
MELD JE NU HIER AAN
Weet je zeker dat je achttien bent?
- Zie ik er ouder uit dan?
Albertus Scrubb?
- Dat is een typefout.
Het zou Albert A. Scrubb moeten zijn.
- Edmund, je moet me met de boodschappen helpen.
Volgende keer beter, ventje.
Ventje? Hij was maar twee jaar ouder.
Ik ben een koning. Ik heb oorlogen gevochten
en legers aangevoerd.
Niet in deze wereld.
- Ja, ik zit hier nu vast.
Gevechten voeren met de waardeloze
Clarence Scrubb.
Als iemand dan die naam verdient.
Wat doe je?
Niets.
Kom op dan.
Lief Dagboek.
Het is nu dag 253...
sinds mijn nare neef en nicht
Edmund en Lucy ons huis binnendrongen.
Ik weet niet hoe lang ik het nog aan kan
om met hen te leven.
En mijn dingen te delen.
Als je verwanten maar kon behandelen
alsof het insecten zijn.
Dan zouden al mijn problemen opgelost zijn.
Dan kon ik ze in een pot stoppen.
En ze aan mijn muur hangen.
- Ik ben thuis.
Notitie aan mezelf.
Onderzoek legale vertakkingen
van bloedverwanten.
Nu het oorlogsnieuws van het westelijke front.
- Hallo, oom Harold.
Ik wou wortelen kopen,
maar ze hadden enkel nog raapstelen.
Zal ik soep gaan maken?
En Alberta is op weg naar huis.
Oom Harold?
- Vader.
Edward trekt gezichten naar jou.
Jij kleine...
- Vader, hij gaat me slaan.
Edmund kijk, deze is van Susan.
Ik zou willen dat je hier bij ons was.
Het is zo een avontuur.
Maar niet zo als onze tijd in Narnia.
Amerika is heel opwindend.
Alleen zien we vader nooit.
Hij werkt zo hard.
Ik was uitgenodigd door een marineofficier
bij het theefeestje van de Britse consul.
Die toevallig erg knap is.
Ik denk dat hij me leuk vindt.
Het lijkt erop dat de Duitsers de oversteek
moeilijker hebben gemaakt.
Het zijn zware tijden. Moeder hoopt
dat jullie het niet erg vinden...
om nog een paar maanden in Cambridge
te blijven.
Nog een paar maanden?
Hoe overleven we het?
Jij hebt geluk. Jij hebt je eigen kamer.
Ik zit vast met die snaterbek.
Susan en Peter zijn de gelukkigen.
Op avontuur uit.
- Zij zijn de oudsten. Wij de jongste.
Wij doen er niet zoveel toe.
Lijk ik op Susan?
Heb jij dit schip eerder gezien?
- Ja, het ziet er Narnia achtig uit.
Nog een geheugensteun dat we hier
zijn en niet daar.
Er waren eens twee wezen
die hun tijd verspilde...
die geloofden in Narnia's kinderkamerrijmpjes.
Laat mij hem alsjeblieft slaan.
- Nee.
Klop jij nooit?
- Het is mijn huis.
Ik doe wat ik wil.
Jullie zijn maar gasten.
Het is trouwens toch geen fascinerend schilderij.
Het is afschuwelijk.
Je ziet het niet aan de andere kant
van de deur.
Het lijkt of het water echt beweegt.
Onzin. Dat gebeurt er nu als je
in die verhaaltjes van jullie gelooft.
Er was eens een jongen, Eustace, die boeken
las om feiten die waardeloos waren.
Mensen die sprookjes lezen worden altijd een
afstotelijke last vergeleken bij mensen als ik.
Ik lees boeken met echte informatie.
- Een afstotelijke last?
Ik heb je nog geen vinger zien uitsteken
sinds we hier zijn.
Ik zou je vader willen zeggen dat jij
de snoepjes van tante Alberta hebt gestolen.
Leugenaar?
- Echt?
Edmund, het schilderij.
- Ik heb ze onder je bed gevonden.
Ik heb aan elk snoepje gelikt.
Ik ben geïnfecteerd met jou.
Wat is hier aan de hand?
- Lucy, denk je...
Dit is een trucje. Hou op of ik vertel
het aan moeder.
Moeder.
Sla het gewoon stuk.
Doe iets.
- Nee.
Help me.
- Laat me los.
Laat los.
Eustace, zwemmen.
- Wat is er aan de hand?
Zwemmen!
Zwem door.
Ik heb je.
Caspian?
- Lucy.
Edmund, het is Caspian.
- Jullie zijn nu veilig.
Zijn we in Narnia?
- Ja, jullie zijn in Narnia.
Ik wil niet gaan.
Ik wil terug naar Engeland.
Hou je vast.
Dat was spannend.
Hoe ben je hier terechtgekomen?
- Ik heb geen idee.
Geweldig om je te zien.
- Heb je ons niet geroepen?
Nee, deze keer niet.
Hoe dan ook, ik ben blij hier te zijn.
Haal dat ding van me af.
Reepicheep.
Uwe majesteiten.
- Hallo, Reep.
Wat een genoegen.
- Het genoegen is aan mijn kant.
Wat moeten we met deze
hysterische inbreker doen?
Die gigantische rat wilde mijn gezicht
openbijten.
Ik wilde alleen het water
uit uw longen halen.
Heeft iemand gehoord dat hij praatte?
- Hij praat altijd.
Zijn mond dichthouden, dat is het trucje.
Als er niets gezegd hoeft te worden, hoogheid,
beloof ik u dat ik het niet zal zeggen.
Ik weet niet wat voor streek dit is,
maar ik wil nu wakker worden.
Misschien kunnen we hem teruggooien?
En ontvoerd worden door een soort
van zeepiratencarnaval.
Waar ben ik in hemelsnaam?
Je bent op het Drakenschip.
Het beste schip van de marine van Narnia.
Komt het door iets dat ik gezegd heb?
Zorg voor hem.
- Uwe majesteit.
Mannen.
Aanschouw onze schipbreukelingen.
Edmund de Rechtvaardige
en Lucy de Dappere.
Hoge Koning en Koningin van Narnia.
Aslan.
Kijk, de pijl en boog van César.
Mijn Genezend Sap en dolk.
Mag ik?
- Natuurlijk. Ze zijn van jou.
Peter's zwaard.
- Ja.
Ik heb er op gepast.
Zoals beloofd.
Hier.
Hou maar vast als je wil.
Nee, het is van jou.
Peter heeft het aan jou gegeven.
Dit heb ik wel voor je bewaard.
Bedankt.
Sinds jullie weg zijn hebben de Reuzen van
het Noorden zich onvoorwaardelijk overgegeven.
Toen hebben we het Calormen leger
verslagen in de Grote Woestijn.
Er is vrede in heel Narnia.
- Vrede?
Gedurende drie jaar.
Heb je in die drie jaar
al een koningin gevonden?
Nee. Niemand die met
jouw zuster te vergelijken is.
Als er geen oorlogen meer te vechten zijn
en niemand zit in de problemen...
waarom zijn wij dan hier?
- Dat is een goede vraag.
Dat heb ik me ook afgevraagd.
Waar zeilen we naar toe?
- Hij heeft de troon van mijn oom teruggenomen.
Hij heeft mijn vaders trouwste vrienden
en aanhangers proberen te vermoorden.
De zeven Lords van Telmar.
Ze zijn naar de Eenzame Eilanden gevlucht.
Niemand heeft sindsdien meer iets
van hen gehoord.
Je denkt dat er iets met hen is gebeurd?
- Als dat zo is...
is het mijn plicht om daar achter te komen.
Wat ligt er ten oosten van de Eenzame Eilanden?
Onbekende wateren. Dingen die
je je haast niet voor kunt stellen.
Verhalen van zeeslangen en erger.
Zeeslangen.
- Kapitein, genoeg van uw grote verhalen.
Ik wil zijn waar de golven zoet zijn.
Daalt neer op u, Reepicheep.
En elke golf...
stroomt over je heen.
Ik omschrijf de betekenis en de woorden.
Wat ligt er volgens jou
achter de Eenzame Eilanden?
Mij is verteld dat als je verder naar het
oosten zeilt, dat is het einde van de wereld.
Aslans land.
- Geloof je echt dat zo een plaats bestaat?
We hebben niets als we niet geloven.
Denk je echt dat je daar
naar toe kunt zeilen?
Daar kun je maar op een manier achterkomen.
Ik hoop alleen dat ik op een dag het recht
heb verdiend om dat te zien.
Uwe majesteit.
Je bent sterker geworden, mijn vriend.
Dat blijkt.
Aan het werk weer.
Bedankt.
Denk je als we blijven doorzeilen
naar het einde van de wereld, dat we...
van de rand afvallen?
Maak je geen zorgen.
Daar zijn we nog ver van verwijderd.
Ik *** dat jullie nog steeds onzin kletsen.
Voel jij je beter?
- ja, maar niet dankzij jou.
Ik heb een ijzeren gestel.
- Nog net zo sprankelend zie ik.
Heb jij je zeebenen gevonden?
- Nog nooit kwijt geweest.
Ik moet de schok even verwerken.
Moeder zegt dat ik vlot van begrip ben.
Dankzij mijn intelligentie.
Ik denk dat hij nergens vlot in is.
Ik laat het je weten zo gauw als
we in de beschaafde wereld zijn.
Ik neem contact op met het Britse Consulaat.
Jullie worden gearresteerd voor ontvoering.
Ontvoering? Dat is grappig.
Ik dacht dat we jouw leven hadden gered.
Je houdt mij hier tegen mijn wil vast.
- Heb ik dat gedaan?
In de meest smerige vertrekken.
Het lijkt wel een dierentuin daar.
Hij klaagt nogal graag, hè?
- Hij warmt zich pas op.
Land in zicht.
- Ten oosten van die heuvel daar.
De Eenzame Eilanden.
Het portaal van Narrowhaven.
Vreemd. Geen Narniavlag te bekennen.
De Eenzame Eilanden zijn
altijd van Narnia geweest.
Dat lijkt verdacht.
Ik zeg dat we aan land moeten gaan.
Drinian?
- Vergeef me, majesteit...
maar Prins Caspian voert het bewind
op dit schip.
We gebruiken roeiboten. Zoek wat mannen uit
Drinian en ga naar de wal.
Laat de roeiboten zakken.
Strijk de zeilen...
en bereid je voor om het anker
te laten zakken.
Voorwaarts. De spanning
van het onbekende ligt voor ons.
Had dit niet tot morgen kunnen wachten?
Er is geen eer als je je van het gevaar
afkeert, jongen.
Luister.
Waar is iedereen?
Kom op, puddingbeen.
- Ik kan het zelf wel.
En hij is jullie bloedverwant?
Reepicheep, blijf hier met Drinian's mannen
en zorg dat het veilig is.
Wij gaan verder.
Als we bij het ochtendgloren niet terug zijn...
stuur dan wat mannen.
- Ja, uwe majesteit.
Lijkt wel of er niemand is.
Moeten we maar niet teruggaan?
Kom hier en bewaak iets.
O, ja.
Goed idee, neef.
Heel logisch.
Ik heb het.
Maak je geen zorgen.
Ik ben er klaar voor als jij
dat ook bent.
Wie zijn al die mensen?
- Waarom zijn ze doorgestreept?
Het lijken wel prijzen.
- Slavenhandelaars.
Kijk uit.
Tenzij jullie deze weer als een meisje
willen horen gillen...
zou ik zeggen, laat jullie wapens
maar vallen.
Ik ben geen meisje.
- Nu.
Leg neer.
Sla ze in de boeien.
- Kom hier jij.
Laat me los.
Neem deze twee mee naar de markt.
Breng die twee naar de kerkers.
Luister naar mij onbeschofte idioot.
Ik ben jouw koning.
Daar zullen jullie voor betalen.
- Eigenlijk...
zal iemand anders betalen.
Voor jullie allemaal.
Is alles goed met je?
- Ja.
Dat is hopeloos.
Jullie komen er nooit uit.
Wie is daar?
- Niemand.
Gewoon maar een stem in mijn hoofd.
Lord Bern?
Dat was ik eens.
Die titel verdien ik niet langer meer.
Is hij een van de zeven?
Jouw gezicht. Je doet mij denken aan
een koning waar ik eens van hield.
Die man was mijn vader.
My Lord, vergeef mij alstublieft.
Nee, alstublieft.
Nee.
Mama.
Ga terug.
- Mama.
Blijf bij papa.
- Geen zorgen. Ik vind je wel.
Mama.
Waar nemen ze hen mee naar toe?
- Blijf kijken.
Wat is er gebeurd?
- Het is een offer.
Waar zijn ze naar toe?
- Dat weet niemand.
De mist werd voor het eerst
in het oosten gezien.
Berichten over vissers en matrozen
die op zee verdwenen.
Wij Lords sloten een verbond...
om de bron van de mist te vinden
en die te vernietigen.
Ze zeilden allemaal uit.
Maar geen van hen is teruggekomen.
Als ze je niet aan de slavenhandelaars
verkopen...
dan wordt je aan de mist gevoerd.
- We moeten Lucy vinden.
Voordat het te laat is.
- Ik bied 60.
Ik bied 80.
- 100 voor de kleine dame.
120.
- 150.
Wie biedt er nog meer?
VERKOCHT
Kom op, lopen.
En nu, voor dit mooie exemplaar.
Wie begint met bieden?
Hij lijkt misschien niet veel,
maar hij is sterk.
Ja, hij is sterk. Ruikt naar
de achterkant van een Minotaurus.
Dat is een schandalige leugen.
Ik won de schoolrace in de
Otillious rally.
Wil iemand bieden?
- Ik neem hem wel uit je handen.
Ik neem ze allemaal uit je handen.
Voor Narnia!
Bedankt, Reep. Ik wist dat je zou komen.
- Uwe hoogheid.
Pak de sleutels.
Sleutels.
Je bent een boot in een magisch land.
Kun je zelf niet roeien?
Ik hoop niet dat dat de Britse consul was.
Uwe majesteit.
- Wacht even.
Mijn vrouw is vanmorgen meegenomen.
- Papa.
Ik smeek u.
Neem me alstublieft met u mee.
Ik wil gaan.
- Nee, Gael. Blijf bij je tante.
Ik ben een goede matroos.
Ik zit mijn hele leven al op zee.
Natuurlijk, je moet.
- Dank u.
Als ik ooit niet terugkom...
gedraag je.
Mijn koning.
Dit is aan mij gegeven door uw vader.
Ik heb het veilig verborgen in een grot.
Al die jaren.
- Dat is een oud Narnia zwaard.
Dat is uit uw Gouden Eeuw.
Er zijn zeven van die zwaarden.
Giften van Aslan om Narnia
te beschermen.
Uw vader vertrouwde hen aan ons toe.
Hier.
Neem het aan.
En dat het u moge beschermen.
Dank u, my Lord.
Wij zullen uw verdwenen burgers vinden.
Lief dagboek.
De dingen zijn geweldig veranderd.
Ik ben ontvoerd door mijn neef en nicht
en ik drijf in onbekende wateren.
In een idioot uitziende boot.
Wat nog erger is, ik moet de ruimte
delen met een of andere muis.
En ik dacht nog wel dat een kamer met
mijn neef delen al erg genoeg was.
Tot dus ver, lijdt iedereen die ik ontmoet
heb op deze vreemde plek...
aan vreselijke waanvoorstellingen.
Op groene mist jagen en zoeken
naar vermiste Lords.
Dit is volgens mij alleen maar het gevolg
van slecht eten.
Ze zijn allemaal compleet gestoord.
Neef Edmund is geen uitzondering.
Iedere minuut van de tijd brengt hij door
met dat tinnen zwaard van hem op te poetsen...
alsof het een magische lantaarn is.
Die arme idioot heeft duidelijk een hobby nodig.
Het wordt prachtig.
Zijn ze er ook kleiner?
Pesterige marmot.
Hij is nog gekker dan mijn neef.
In Engeland hebben we muizenvallen
en dat soort dingen.
Weet je waar ik er een paar kan vinden?
Waarom praat jij tegen die vogel?
Ik nam aan...
- Hij praat tegen vogels.
Hij is zo gek als een deur.
Ga weg.
Weet je dat rantsoenen stelen op zee
een halsmisdaad is?
Hier boven.
Jij.
- Mannen zijn voor minder gekielhaald.
Waarvoor?
- Verraad en achterbaksheid...
en muiterij. Geef de sinaasappel, dan
praten we er niet meer over.
Ik weet niet waar je het over hebt.
- Sta me toe...
Ik heb genoeg van jou.
- Laat de staart los.
De grote Aslan zelf heeft me
deze staart gegeven.
Niemand, ik herhaal, niemand
raakt de staart aan.
Punt. Uitroepteken.
- Sorry.
Dan krijg ik nu de sinasappel en dan
krijg ik voldoening.
Ik ben een passiefist.
Kijk uit.
- Sorry.
Probeer je weg te rennen?
We zitten op een boot.
Kunnen we dit niet bespreken?
Dat is voor het stelen, dat voor liegen
en dat is op de koop toe.
Zo moet het. Een duel.
Vangen.
Kom op.
Geef je beste slag.
Is dat het?
Kom op, jongen.
Wapper niet zo met je vleugels als
een dronken pelikaan.
Hef op.
Hou je mes omhoog.
Hier.
Niet met je voet.
Niet links, maar rechts.
Begrepen? Kom op.
De Nimble. Dat is een dans, jongen.
Kom op. En nog een keer.
En rechts.
O, nee.
Dat is dan dat.
Kijk.
Gael, wat doe jij hier?
Het lijkt er op dat we
een extra bemanningslid hebben.
Welkom aan boord.
- Uwe majesteit.
Zeg maar Lucy.
Kom op.
Kom op, aan het werk weer.
Goed gevecht.
Ik maak nog wel een zwaardvechter van je.
Als het dek wat rechter was...
dan zou het een hele andere
uitkomst zijn.
Inderdaad.
Het ziet er onbewoond uit.
Als de Lords de mist naar het oosten hebben
gevolgd, dan zouden ze hier zijn gestopt.
Het kan een val zijn.
Of het kan wat antwoorden bevatten.
- Caspian?
We brengen de nacht aan land door.
Morgenochtend verkennen we het eiland.
Jawel, majesteit.
Ze hebben blijkbaar een varken meegenomen.
Deze. Het is een vrouw.
Deze ook.
Deze leest.
Laten we haar meenemen.
Je kunt niet ontsnappen.
- We zijn eng.
Wat zijn jullie?
- We zijn enge onzichtbare beesten.
Als je ons kon zien, zou je echt
onder de indruk zijn.
Je vergat te vertellen dat we allemaal
erg groot zijn.
Wat willen jullie?
- Jij zult doen wat we vragen.
Dat zal ze doen.
- Heel duidelijk.
Wat anders?
- De dood.
Dood.
Ik ben van geen nut als ik dood ben.
Daar had ik nog niet aan gedacht.
- Nee, dat had je niet.
Goed, dan vermoorden we
gewoon je vrienden.
Goed idee.
- Wat willen jullie met mij?
Jij zult het huis
van de Tiran binnengaan.
Wat voor huis?
- Dat.
Boven zul je het toverwoordenboek vinden...
lees de spreek waardoor de onzichtbare
zichtbaar worden.
Goed gezegd.
Ga door.
We hebben niet de hele dag.
Denk er aan wat er met
je vrienden zal gebeuren.
Je bent gewaarschuwd.
- Ja.
Juist.
Waarom doen jullie het zelf niet?
- Wij kunnen niet lezen.
En ook niet schrijven.
Dat allemaal.
- Ja.
Zeg dat dan.
Pas op voor de Tiran.
- Hij is erg tiranniek.
Wat de onzichtbare zichtbaar maakt.
Begrepen?
Word wakker, Ed.
Word wakker.
Kijk.
Waar is Lucy?
Allemaal wakker worden.
- Sta op.
Opstaan zei ik.
Deze kant op.
- Opschieten.
HET TOVERWOORDENBOEK
SPREUK DIE KIESPIJN GENEEST
EEN SPREUK OM TE VERGETEN
Met deze woorden moet je tong naaien.
Zodat er overal sneeuw zal zijn.
Een onfeilbare toverspreuk om van
jou degene te maken die je altijd wilde zijn.
Susan, wat is er...
aan de hand?
Ik ben mooi.
Nee, wacht.
Maak van mij degene die ik wil zijn.
Een toverspreuk om de onzichtbare
zichtbaar te maken.
Als de 'p' in psychologie,
de 'h' in psychiatrie...
onzichtbare inkt en de waarheid
in theologie.
Lucy's dolk.
Stop daar of sterf.
De toverspreuk is voltooid.
Nu is alles zichtbaar.
Wat voor wezens zijn jullie?
- Grote.
Met het hoofd van een tijger en
het lichaam van een andere tijger.
Met ons wil je geen problemen hebben.
- Wat dan?
Anders krab ik je dood.
Ik steek mijn drietand zo door je heen.
Ik zal je vermorzelen met mijn tanden.
- Ik zal je bijten met mijn slagtanden.
Je bedoelt ons vermorzelen
met jullie vette buiken?
Vette buiken?
- Ons kietelen met jullie tenen?
Wat heb je met mijn zuster gedaan?
Rustig aan.
- Waar is ze?
Mag ik het hem vertellen?
- Vertel het hem maar, chef.
In het landhuis.
- Wat voor landhuis?
Dat landhuis.
Ik word het zat dat jullie
mij steeds achterlaten.
Het ding is teruggekomen.
Deze plek wordt vreemder en vreemder.
Hij noemt ons vreemd.
Uwe majesteit.
- Caspian en Edward.
Dit is Coriakin.
Het is zijn eiland.
Dat denkt hij.
U heeft ons onrecht aangedaan, tovenaar.
Ik heb jullie geen onrecht aangedaan, maar
jullie onzichtbaar gemaakt ter bescherming.
Bescherming?
Tiran.
Ik heb jullie niet getiranniseerd.
- Dat had je wel kunnen doen.
Als je dat gewild had.
- Wegwezen.
Wat was dat?
- Katoen. Maar vertel hen dat niet.
Wat waren dat voor dingen?
- Dufflepuds.
Natuurlijk.
Dom van mij.
Wat bedoelde u toen u zei dat u hen
onzichtbaar maakte voor hun eigen bestwil?
Het leek de makkelijkste manier
om hen te beschermen.
Tegen het kwaad.
- U bedoelt de mist?
Ik bedoel wat er achter de mist ligt.
Dat is heel mooi.
Ik bedoel voor een onechte kaart
van een onechte wereld.
Daar is de bron van jullie problemen.
Het Donkere Eiland.
Een plek waar het kwaad loert.
Het kan iedere vorm aannemen. Het kan
je donkerste dromen waarmaken.
Het probeert alle goedheid te laten verdwijnen.
Om het licht van deze wereld te stelen.
Hoe houden wij het tegen?
- Je moet zijn toverspreuk verbreken.
Dat zwaard dat je draagt, daar
zijn nog zes andere van.
Heeft u hen gezien?
- Ja.
Zijn de zes Lords hier doorheen gekomen?
- Inderdaad.
Waar zijn ze naar toegegaan?
- Waar ik hen naar toe heb gestuurd.
Verbreek de toverspreuk.
Je moet de Blauwe ster volgen...
naar Ramandu's Eiland.
Daar moeten de zeven zwaarden
op Aslans tafel neergelegd worden.
Alleen dan kan hun waarlijke magische kracht
vrijgelaten worden.
Maar pas op. Jullie zullen
allemaal getest worden.
Getest?
Tot jullie het zevende zwaard neergelegd
hebben voert het kwaad de boventoon.
Het zal alles doen wat in zijn vermogen
ligt om jullie te verleiden.
Wees sterk...
kom niet in de verleiding.
Om de duisternis daarbuiten te kunnen
verslaan...
moet je eerst de duisternis in jezelf
verslaan.
Door wat voor reden dan ook...
hebben we het advies opgevolgd van
een seniele ouwe geit...
die niet eens een scheermesje heeft
en in een avondjurk rondhuppelt.
Dus we zitten weer in die badkuip en
en zijn verdwaald in een storm. Briljant!
Drie strijken naar stuurboord!
14 dagen achtereen als een pannenkoek
omgegooid worden en geen land in zicht.
Mijn enige troost is dat iedereen zich
net zo belabberd voelt als mij.
Behalve die opschepperige,
pratende rat...
hij is zo'n type waarbij het glas
altijd half vol is.
We zitten hier vast...
met een half rantsoen hebben we nog
eten en water voor twee weken.
Dit is uw laatste kans om
terug te gaan, majesteiten.
Er is geen garantie dat we snel die
blauwe ster zullen vinden...
zeker niet in deze storm.
Deze plaats te vinden is net als zoeken
naar een naald in een hooiberg.
We kunnen er zo voorbij varen naar
het einde van de wereld.
We kunnen door een zeeslang opgegeten worden.
De bemanning wordt nerveus.
We zeilen hier op vreemde zeeën...
zo heb ik hen zelf ook nog nooit gezien.
U, kapitein, wil misschien zelf
aan Mr Rince vertellen...
dat we de zoektocht naar
zijn familie staken?
Ik ga door.
Alleen een waarschuwing...
een zee kan soms nare dingen doen
in het hoofd van de bemanning.
Erg naar.
Verander mijn reflectie
tot in perfectie...
met natuurlijk gekleurde lippen.
Laat mij zien wie ik wil zijn,
behoud de schoonheid over mij.
Dames en heren,
Mrs Pevensie.
Edmund?
- Prachtig, zuster.
Zoals altijd.
- Peter!
Excuseer mevrouw,
mag ik een foto van maken?
Dit zal moeder fantastisch vinden,
al haar kinderen op één foto.
Lachen.
- Wacht even. Waar ben ik dan?
Waar is Lucy?
- Lucy, wie is dat?
Susan, wat is er aan de hand?
Kom op mevrouw,
een mooie grote glimlach.
Edmund, ik denk dat ik liever terug ga.
Waarheen dan?
- Naar Narnia.
Wat is Narnia?
- Wat is er aan de hand...
stop hier onmiddellijk mee.
Lucy.
- Aslan?
Wat heb je gedaan, kind?
Dat weet ik niet,
maar het was verschrikkelijk.
Je hebt er zelf voor gekozen, Lucy.
Ik wilde dat allemaal niet, ik wilde
alleen net zo mooi zijn als Susan.
Meer niet.
Je wenste jezelf weg,
en daarmee nog veel meer...
jouw broers en zussen zouden Narnia
niet eens kennen als jij er niet was.
Je hebt het als eerste ontdekt,
weet je nog?
Het spijt me.
Je twijfelt aan je eigen waarde,
loopt niet weg voor wie je bent.
Aslan?
Vader.
Edmund.
Kom met mij mee.
Vergezel mij.
Edmund?
Lucy.
Ik kan niet slapen.
- Laat me raden. Naar gedroomd?
Of we worden allemaal gek,
of er speelt iemand met ons verstand.
Het lijkt me sterk dat de Lord hier gestopt is,
er is hier geen enkel teken van leven.
Als je straks aan wal komt, neem dan
je mannen mee en zoek naar water en voedsel.
Wij drieën zoeken naar aanwijzingen.
- Wij vieren zeker?
Stuur me alsjeblieft niet terug naar die rat.
- Dat hoorde ik.
Grote oren.
- Dat hoorde ik ook.
Kijk. We zijn
niet de eersten op dit eiland.
De Lords?
- Zou kunnen.
Wat denk je dat daar beneden is?
Laten we het uitzoeken.
Wat is dat?
- Geen idee. Het lijkt wel een gouden beeld.
Hij is er vast in gevallen.
Arme man.
- Je bedoelt, arme Lord.
Het teken van Lord Restimar.
- En zijn zwaard.
Die hebben we nodig.
Wees voorzichtig.
Jouw zwaard is niet in goud veranderd.
- Beide zwaarden zijn magisch.
Hij wist vast niet wat hem overkwam.
Misschien, of misschien
was hij iets op het spoor.
Waar heb je het over?
Waar kijk je naar?
Wie toegang heeft tot deze poel,
is de rijkste mens ter wereld.
Lucy, we zullen onschatbaar rijk zijn...
niemand kan ons meer zeggen wat we
moeten doen of met wie we moeten leven.
Je kunt niets uit Narnia meenemen, Edmund.
Wie zegt dat?
- Ik.
Ik ben niet jouw ondergeschikte.
Hier heb je op gewacht. Om mij uit
te dagen. Je twijfelt aan mijn leiderschap.
Je twijfelt aan jezelf.
Je bent nog maar een kind.
- En jij een zwakkeling.
Edmund?
- Ik ben het zat om tweede viool te spelen...
eerst was het Peter, en nu ben jij het.
Je weet dat ik moediger ben
dan jullie tweeën...
waarom heb jij Peter's zwaard?
Ik verdien ook mijn eigen koninkrijk...
ik verdien het te regeren.
- Als je denkt dat je zo dapper bent...
bewijs het dan!
Nee!
Hou daar mee op!
Allebei.
Kijk toch eens naar jezelf.
Zien jullie dan niet wat er gebeurt?
Deze plek heeft jullie in de verleiding gebracht...
het heeft jullie behekst,
dit is precies wat Coriakin bedoelde.
Laten we hier weggaan.
Ja, volg de denkbeeldige blauwe ster maar,
naar het eiland van Rabandoedoe...
net als de zeven vleesmessen
op de tafel van een pratende leeuw.
Onzin.
Wat is dat?
Volgens mij ben ik dood?
Jij bent in ieder geval wel dood.
Deze heb je dan niet meer nodig.
Eindelijk, een gunstige wending
van het avontuur.
Wat voor voedsel hebben jullie gevonden?
Het is vulkanisch, majesteit.
Er groeit niets.
Waar is Eustace?
Hij is alleszins niet hier
om ons te helpen.
Ik heb hier een slecht gevoel over.
Ik ga hem zoeken.
Ik ga mee.
Eustace?
Een schat.
Problemen.
Van Eustace.
Nee.
Het spijt me.
- Hij was maar een jongen.
Ik had hem nooit mogen achterlaten.
Wat zou er met hem gebeurd zijn?
Hier? Van alles.
En hij was niet de eerste.
Het is Lord Octesian.
We moeten zijn... zwaard vinden.
Wat was dat?
Is het de vulkaan?
Nee, dat is geen vulkaan.
Alle hens aan dek.
Boogschutters, bewapenen!
Neem je positie in
en wacht op mijn teken.
Wat doet hij?
- Schieten!
Hij zal de mast breken.
Juist.
Schieten.
Edmund.
Edmund!
- Lucy.
IK BEN EUSTACE
Dat meen je niet?
Hij moet door de schat
verleid zijn.
Iedereen weet dat
een Drakenschat betoverd is.
Iedereen van hier toch.
Is hij terug te veranderen?
- Niet dat ik weet.
Tante Alberta zal niet blij zijn.
Sorry van de hand.
Ik kan soms nogal overmoedig zijn.
De boten zijn klaar.
- We kunnen hem niet alleen laten.
Aan boord gaat ook niet, Majesteit.
Jullie gaan met de boot terug.
De rest blijft hier tot morgen...
en zoeken een oplossing.
- Jullie hebben geen voedsel.
En geen middelen om warm te blijven.
Wat zei u?
Ik heb deze sterren nog nooit eerder gezien.
Ik ook niet.
We zijn ver van thuis.
Als jongen wou ik naar
het einde van de wereld zeilen.
Om daar mijn vader te zoeken.
Misschien komt dat nog.
Ik mis mijn mama.
Ik die van mij ook.
Je zult haar wel terugzien.
Hoe weet je dat?
- Gewoon erin geloven.
Aslan helpt ons wel.
Maar Aslan kon het niet verhelpen
dat ze werd meegenomen.
We vinden haar, beloofd.
Op een of andere manier.
Moeite met slapen?
Het ziet er niet geheel slecht uit.
Ik blijf wakker met je,
om je gezelschap te houden.
Je geloofde vanmorgen
vast niet eens in draken.
Buitengewone dingen gebeuren
enkel met buitengewone mensen.
Misschien is het een teken.
Dat je een buitengewoon lot hebt.
Iets groters dan je je kon voorstellen.
Ik kan een avontuur vertellen
om de tijd door te brengen.
Je bent niet de eerste draak die ik tegenkom.
Vele jaren geleden,
langer dan ik me herinner...
was ik bij een groep piraten
en ik ontmoette een andere draak.
Veel woester dan jou.
Wakker worden.
Kijk.
De Poolster.
Iedereen opstaan.
- Wat is er?
Het is de Blauwe ster.
- Wakker worden.
Trekken.
Gooi je hele lichaam erin.
Trekken.
De wind is gaan liggen.
Hoe geraken we nu naar Ramandu's Eiland?
Het lijkt dat iets ons daar niet wil.
Trekken.
Als ik nog meer honger krijg,
eet ik die draak op.
Rustig, Eustace, ze zullen
eerst met mij te maken krijgen.
Als we tegen de nacht geen land vinden...
Wat hebben we geraakt?
Eustace, dat is geniaal.
Naar Ramandu!
We kunnen niet zeker zijn dat de andere
Lords Ramandu's Eiland bereikt hebben.
Je hebt ons hier gekregen.
Wat zei ik? Buitengewoon.
Wacht.
Lord Revilian.
Lord Mavramorn.
Lord Argoz.
Hij ademt.
Zij ook.
Ze zijn betoverd.
Het is het voedsel.
Het is het stenen mes.
Dit is de tafel van Aslan.
Hun zwaarden.
Op de tafel.
Dat zijn er zes.
We missen er nog een.
Kijk.
Reizigers van Narnia.
Welkom.
Sta op.
Zijn jullie uitgehongerd?
- Wie bent u?
Ik ben Lilliandil.
Dochter van Ramandu.
Ik ben jullie gids.
U bent een ster.
U bent erg knap.
Ik kan van vorm veranderen, als dat afleidt.
- Nee.
Alsjeblieft.
Het voedsel is voor jullie.
Er is genoeg voor iedereen
die welkom is aan Aslan's tafel.
Altijd. Ga jullie gang.
Wacht.
Wat is er met hen gebeurd?
Deze arme mannen waren half gek
toen ze onze kust bereikten.
Ze bedreigden elkaar met geweld.
Geweld is verboden aan de tafel.
Dus werden ze in slaap gebracht.
- Worden ze ooit wakker?
Als alles in orde is hersteld.
We hebben weinig tijd.
De Magiër Coriakin vertelde jullie
over het Donkere Eiland?
Ja.
Binnenkort is het kwade niet
tegen te houden.
Coriakin zei, om de betovering te verbreken,
moeten we de zeven zwaarden op de tafel leggen.
Dat is de waarheid.
- Maar we vonden er maar zes.
Weet u waar de zevende is?
Ginds.
Je hebt moed nodig.
Verspil geen tijd.
Hoe ontmoeten we elkaar weer?
Vaarwel.
Wat gaan we daar vinden?
Onze ergste nachtmerries.
Onze duistere wensen.
Puur kwaad.
Tavros, ontgrendel de bewapening.
Boogschutters, maak jullie klaar.
Steek de lantaarns aan.
We maken ons klaar.
Als ik groot word,
wil ik net zoals jou zijn.
Als jij groot bent...
moet je net zoals jou zijn.
Indien we het niet halen...
wat het ook is...
ik zie jou als mijn broer.
Ik jou ook.
Je hebt je zwaard opgegeven.
Hij was niet van mij.
Neem deze.
Maar het is van...
- Peter zou het willen.
Hier is het, mijn vriend.
Het gevecht komt eraan.
Eustace, nee. Wacht.
Stop.
Ik aanvaard geen overgave.
Een echte krijger vlucht niet uit angst.
Kijk me aan als ik praat.
Ik ben een muis.
Jij een draak.
Jij hebt een huid van leer.
Je blaast vuur.
Kom op, we gaan ons lot tegemoet.
Wat er hier ook gebeurt...
elke ziel die voor mij staat, heeft zijn
plaats verdiend op het Drakenschip.
Samen zijn we ver gereisd.
Samen hebben we tegenslag ondergaan.
Samen...
lukt het ons weer.
Nu is het niet het moment om aan je
angst toe te geven. Wees dapper.
Geef nooit op.
Onze wereld, onze Narnian leven
hangt er vanaf.
Denk aan de verloren zielen
die we komen redden.
Denk aan Aslan.
Denk aan Narnia.
- Voor Narnia!
Voor Narnia!
Helene?
We kunnen geen steek zien.
De mist is te dik.
Jij bent een grote teleurstelling
voor mij.
Jij noemt je mijn zoon?
Gedraag je er dan naar.
Edmund.
Kom met mij mee.
Wees mijn koning.
Ik laat jou heersen.
- Ga weg.
Je bent dood.
- Mij kun je nooit doden.
Ik zal altijd in leven zijn
in je gedachten.
Nee!
- Edmund?
Gaat het wel?
Blijf weg!
Blijf weg!
- Wie is daar?
Wij zijn niet *** voor jou.
- Wie zijn jullie?
Blijf weg!
- We gaan niet weg.
Jullie verslaan mij niet.
Zijn zwaard, Caspian.
Lord Rhoop.
Jullie bezitten mij niet!
- Terugtrekken.
We halen hem aan boord. Snel.
Rustig, Lord.
- Blijf van me af!
We komen niet om je kwaad te doen.
Ik ben uw koning.
Caspian.
My Lord.
U had niet mogen komen.
Er is hier geen uitweg.
Snel, draai dit schip om
voordat het te laat is.
We hebben het zwaard.
We gaan.
We draaien om.
Niet nadenken.
Laat het je angsten niet kennen
of het zal ze tegen je gebruiken.
O nee.
- Edmund.
Waar dacht je net aan?
- Het spijt me.
Wat is dat?
Het is te laat!
Het komt naar de boot.
Kom, lopen.
Stel me niet teleur.
Niet opgeven.
Voor Narnia! Pak aan.
En dat.
Eustace, hou vol.
Ga weg, wezen!
- Nee.
Eustace!
Ga door.
- We zijn gedoemd.
Draai die boot om.
- Stop hem.
Roeiers.
Op jullie roeipositie.
Op topsnelheid.
- Aslan, help ons, alsjeblieft.
Trekken.
Trekken, met je hele lichaam.
Waar ben je?
Blijf hier tot iemand je komt halen.
We pletten hem tegen de rots.
Naar bakboord, ik probeer hem te lokken.
Kijk uit!
Trekken.
Probeer me te doden.
Ik ben hier.
Nee!
- Edmund.
Ik ben er nog steeds.
Hou jullie vast.
Aan de kant.
We kunnen dit verslaan.
We moeten het dichterbij krijgen.
- Iedereen naar het hoofddek.
Maak je klaar.
Ik wil iedereen hier.
Klaar...
nu!
Op zijn kop!
Bijdraaien!
Wat probeer je te bewijzen, Edmund?
Dat je een man bent?
Doe het!
Ik kan je dat maken.
Ik kan je tot mijn koning maken.
Neem gewoon mijn hand.
Laat het gewoon achter.
Doe het!
Komaan!
Nee!
De betovering... gaat weg.
Kijk.
Narnians!
Mama!
- Helene.
Mama.
We halen ze aan boord.
Het is ons gelukt,
maar dat had ik verwacht.
Wij waren het niet alleen.
Ik ben hier, Lucy.
Hier, Lucy.
Ik ben in het water.
Ik ben weer een jongen.
Een jongen!
Ik zie dat je vleugels weg zijn.
Waar lucht en water elkaar raken.
Waar de golven zoet zijn.
Het is zoet.
Kijk.
Het land van Aslan.
We moeten dichtbij zijn.
We zijn nu al zo ver.
Hoe voelde dat,
toen Aslan je terug veranderde?
Hoe ik het ook probeerde,
ik kon het zelf niet doen.
Toen kwam hij naar me toe.
Het deed wat pijn, maar...
het was een positieve pijn.
Zoals je een doorn uit je voet zou trekken.
Een draak zijn was niet geheel slecht.
Ik was een betere draak
dan een jongen.
Sorry dat ik zo deed.
Het geeft niet.
Je was best een goede draak.
Mijn vrienden, we zijn er.
Aslan.
Welkom, kinderen.
Jullie hebben het goed gedaan.
Erg goed.
Jullie zijn ver gekomen.
Jullie reis is nu ten einde.
Is dit uw land?
- Nee, dat ligt hierachter.
Is mijn vader in uw land?
- Dat ontdek je enkel zelf.
Maar als je verder gaat,
kan je niet meer terug.
Ga je niet?
M'n vader zou vast niet trots zijn
dat ik zou opgeven waarvoor hij stierf.
Ik wil al te lang wat me ontnomen is,
in plaats van wat me gegeven is.
Ik heb een koninkrijk gekregen.
Een volk.
Ik beloof een betere koning te zijn.
- Dat ben je al.
Kinderen.
Het wordt tijd om naar huis te gaan.
Je vond het hier geweldig.
- Dat is ook zo.
Maar ik hou van thuis
en van ons gezin.
Ze hebben ons nodig.
Uwe majesteit, ik droom al zolang
om uw land te zien.
Ik heb hier veel avonturen gehad,
maar niets kon dat verlangen stillen.
Ik weet dat ik amper waardig ben,
maar met uw toestemming...
leg ik mijn zwaard neer
om uw land te kunnen zien.
Met mijn eigen ogen.
Mijn land is gemaakt voor nobele
harten zoals het jouwe.
Hoe klein dat hart ook is.
Uwe majesteit.
- Niemand verdient het meer.
Het is waar.
Mag ik?
- Ik veronderstel van wel...
Vaarwel, Lucy.
Niet wenen.
Ik begrijp het niet.
Ik zal je nooit meer zien.
Wat een geweldige puzzel ben jij.
En een ware held.
Het was een eer om naast
zo een dapper iemand te strijden.
En een geweldige vriend.
Dit heb ik niet nodig.
Dit is onze laatste tijd hier, hè?
- Ja.
Jullie zijn groot geworden.
Net zoals Peter en Susan.
- Bezoek je ons in onze wereld?
Ik zal jullie steeds in het oog houden.
Hoe?
- In jullie wereld...
heb ik een andere naam.
Zo moet je me leren kennen.
Dat is de reden dat jullie
naar Narnia gebracht werden.
Door mij hier wat beter te leren kennen,
kennen jullie me daar beter.
Ontmoeten we elkaar weer?
Ja, lieverd. Op een dag.
Jullie staan het dichtst bij mij als familie.
En daar *** jij bij.
Dank je.
Zal ik ooit terugkomen?
Narnia kan jou nog eens nodig hebben.
Wat doe je daarboven?
Jill Poems kwam langs.
We spraken veel over Narnia
de dagen daarna.
En toen mijn neef en nicht vertrokken...
nadat de oorlog eindigde...
miste ik hen met heel mijn hart.
Net zoals ik weet dat
elke Narnian hen mist.
Tot in de eeuwigheid.
Simply Releases Toppers
Vertaling: Suurtje, Tokke en Biteme
Gedownload van www.simplyreleases.com