Tip:
Highlight text to annotate it
X
Na tientallen jaren van oorlog
heeft Agamemnon, koning van Mycene,
de Griekse koninkrijken
tot een verbond gedwongen.
Slechts Thessalië is nog niet veroverd.
Menelaüs, koning van Sparta en broer
van Agamemnon, is de strijd beu.
Hij wil vrede sluiten met Troje, de grootste
concurrent in de strijd om de macht.
Achilles, beschouwd als de grootste
strijder ooit, vecht in het Griekse leger.
Maar zijn minachting voor het gezag van
Agamemnon ondermijnt de fragiele alliantie.
De mens is geobsedeerd door
de onmetelijkheid van de eeuwigheid.
Daarom vragen we onszelf af:
zullen onze daden doorklinken
in de eeuwen die volgen?
Zullen vreemden onze namen horen
lang nadat we gestorven zijn?
En zich afvragen wie we waren?
Hoe dapper we gestreden hebben?
Hoe intens we hebben liefgehad?
--- vertaald door www.vertaalsysteem.nl ---
Verspreiding van dit studiemateriaal
is illegaal! (www.anti-piracy.nl)
Thessalië - Griekenland
Mooie dag voor de kraaien.
- Trek je leger terug van mijn land.
Jouw land bevalt me.
Ik denk dat we blijven.
Je soldaten bevallen me ook.
Wij strijden niet voor jou.
- Dat zeiden de Mycenen ook.
En de Arcadiërs, en zij van Euboea.
En nu strijden ze allemaal aan mijn zijde.
Je kunt de hele wereld niet hebben.
Die is te groot, zelfs voor jou.
Ik wil niet nog een slachting zien.
Laten we deze oorlog op
de ouderwetse manier afhandelen.
Jouw beste strijder tegen de mijne.
En als die van mij wint?
Dan vertrekken we voorgoed uit Thessalië.
Boagrius.
Achilles.
Dat effect heeft Boagrius
wel vaker op helden.
Wees voorzichtig met wie je beledigt,
oude koning.
Achilles is niet aanwezig.
- Waar zit hij?
Ik heb een jongen op pad gestuurd
om hem te zoeken.
Ik had een mooie droom.
Een hele mooie droom.
Koning Agamemnon heeft me gestuurd.
Hij wil...
- Ik spreek hem morgenochtend wel.
Maar heer, het is ochtend.
Ze wachten op u.
Zijn de verhalen over u waar?
Ze zeggen dat uw moeder
een onsterfelijke godin is.
Ze zeggen dat u niet gedood kunt worden.
Dan zou ik dit harnas niet hoeven
te dragen, toch?
De Thessaliër die u moet bevechten is
de grootste man die ik ooit heb gezien.
Ik zou niet tegen hem willen vechten.
Daarom zal jouw naam niet voortleven.
Achilles!
Misschien moeten we het morgen doen,
als je beter uitgerust bent.
Ik zou je moeten laten geselen
vanwege je schaamteloosheid.
Misschien moet jij met hem vechten.
Kijk naar de gezichten van de mannen.
Je kunt honderden van hen redden.
Je kunt deze oorlog beëindigen
met een slag van je zwaard.
Laat hen terugkeren naar hun vrouwen.
Beeld je een koning in die zelf strijdt.
Zou dat geen mooi schouwspel opleveren?
Van alle krijgsheren die
door de goden worden bemind,
haat ik hem het meest.
Is er nog iemand?
Is er nog iemand?
Wie ben je, soldaat?
Achilles, zoon van Peleus.
Achilles. Ik zal die naam onthouden.
De heerser van Thessalië draagt
deze scepter.
Geef hem aan je koning.
Hij is mijn koning niet.
Haven van Sparta - Griekenland
Prinsen van Troje.
Op deze laatste avond samen,
groeten koningin Helena en ik u.
We hebben conflicten gehad, dat is waar.
We hebben vele oorlogen gevoerd,
Sparta en Troje. En goed ook.
Ik heb jullie vader altijd gerespecteerd.
Priamus is een goede koning,
een goede man.
Ik had respect voor hem als vijand.
Nu respecteer ik hem als bondgenoot.
Hector en Paris, jonge prinsen.
Sta op.
Drink met mij.
Laat ons op de vrede drinken.
- Op de vrede, tussen Troje en Sparta.
Opdat de goden de wolven in de heuvels
houden en de vrouwen in onze bedden.
Op de goden.
- Op de goden.
Je mag hier niet zijn.
Dat zei je vannacht ook.
Vannacht was een vergissing.
En de nacht ervoor?
Ik heb vele vergissingen begaan
deze week.
Wil je dat ik wegga?
Parels uit de Zee van Propontis.
Ze zijn prachtig.
Maar ik kan ze niet dragen.
Menelaüs vermoordt ons.
Wees niet *** voor hem.
Ik ben niet *** om te sterven.
Ik ben *** voor morgen.
Ik ben *** om jou te zien wegvaren,
wetende dat je niet terugkeert.
Voordat jij naar Sparta kwam,
was ik een geest.
Ik liep, ik at en ik zwom in de zee.
Maar ik was slechts een geest.
Je hoeft niet *** te zijn voor morgen.
Ga met me mee.
Speel geen spelletjes met me.
Als je meegaat,
zullen we nooit veilig zijn.
De mensen zullen ons achtervolgen,
de goden zullen ons vervloeken.
Maar ik zal je beminnen.
Tot de dag dat ze mijn lichaam verbranden,
zal ik van je houden.
Een prachtige ochtend.
Poseidon heeft onze reis gezegend.
Soms zegenen de goden je 's ochtends
en vervloeken ze je in de middag.
Hou je van me, broer?
Zou je me tegen elke vijand beschermen?
De laatste keer dat je zoiets
aan me vroeg, was je tien jaar...
en had je zojuist vaders paard gestolen.
Wat heb je nu gedaan?
Ik moet je iets laten zien.
Waar is ze?
Ik zweer het bij de goden, ik snijd
je haar af als je het niet zegt.
Ze is vertrokken.
Met de Trojanen.
Deze visser zag haar aan boord gaan.
De Trojanen?
Met de jonge prins Paris...
Maak mijn schip klaar.
Omdraaien, terug naar Sparta.
Wacht.
- Dwaas.
Besef je wat je gedaan hebt?
Weet je hoeveel jaar onze vader
aan de vrede gewerkt heeft?
Ik hou van haar.
Voor jou is het een spelletje, niet?
Je trekt van stad naar stad, slaapt met
koopmansvrouwen en tempelslavinnen...
en denkt dat je weet wat liefde is.
En de liefde van je vader dan? Je spuugde
op hem toen je haar aan boord bracht.
En je vaderlandsliefde?
Laat je Troje branden voor deze vrouw?
Ik sta niet toe dat er oorlog komt
vanwege haar.
Mag ik wat zeggen?
Je hebt gelijk. Ik heb je onrecht gedaan.
En onze vader.
Als je Helena terug naar Sparta
wilt brengen, ga je gang.
Maar dan ga ik met haar mee.
De Spartanen zullen je doden.
- Dan zal ik al strijdend sterven.
Dat klinkt heldhaftig, nietwaar?
Al strijdend sterven.
Vertel eens, broertje.
Heb je al eens iemand gedood?
- Nee.
Heb je al een strijder zien sterven?
- Nee.
Ik heb mannen gedood.
En ik heb ze horen en zien sterven
en daar is niets glorieus aan.
Niets poëtisch.
Je zegt dat je wilt sterven voor de liefde,
maar je weet niets van sterven...
en je weet niets van de liefde.
Maakt niet uit, ik ga met haar mee.
Ik zal je niet vragen
om mijn oorlog te strijden.
Dat heb je al gedaan.
Naar Troje.
Mycene - Griekenland
Ik wil haar terug.
- Natuurlijk.
Ze is een prachtige vrouw.
Ik wil haar terug zodat ik haar
kan doden met mijn eigen handen.
En ik zal niet rusten
voor ik Troje heb platgebrand.
Ik dacht je vrede met Troje wilde?
Ik had naar je moeten luisteren.
Vrede is voor vrouwen en zwakkelingen.
Koninkrijken smeed je met oorlogen.
Mijn hele leven stond ik aan jouw zijde,
vocht ik tegen je vijanden.
Jij bent de oudste en strijkt de eer op.
Zo gaat dat.
Maar heb ik ooit geklaagd
of jou om iets gevraagd?
Nooit.
Je bent een man van eer.
Trek je met mij ten strijde, broer?
Ik heb de vrouw van mijn broer
altijd een domme vrouw gevonden.
Maar nu blijkt ze zeer nuttig.
De Trojanen zijn nog nooit overwonnen.
Sommigen beweren dat ze
niet overwonnen kunnen worden.
De oude Priamus denkt dat hij
onaantastbaar is achter zijn hoge muren.
Hij denkt dat de Zonnegod hem beschermt.
Maar de goden beschermen alleen...
de sterken.
Als Troje valt
heers ik over de Aegeïsche Zee.
Hector voert het bevel over
het beste leger van het oosten.
Ik val hem aan met het grootste leger
dat de wereld ooit heeft gezien.
Ik wil alle koningen van Griekenland
en hun legers.
Stuur morgenochtend boodschappers.
Nog iets.
We hebben Achilles nodig
en zijn Myrmidonen.
Hij laat zich niet leiden.
Hij vecht net zo lief tegen ons
als tegen de Trojanen.
We hoeven hem niet te leiden,
we moeten hem ontketenen.
Die man is geboren om levens
te beëindigen.
Ja, hij is een begaafd moordenaar, maar
hij bedreigt alles wat ik heb opgebouwd.
Voordat ik er was, was Griekenland niets.
Ik heb alle koninkrijken verenigd.
Ik heb een natie gesmeed
uit vuuraanbidders en slangeneters.
Ik heb de toekomst gebouwd, Nestor. Ik.
Achilles is het verleden.
Een man die niet strijdt voor een vlag.
Een man zonder vaderland.
Hoeveel oorlogen hebben we gewonnen
dankzij zijn zwaard?
Dit wordt de grootste strijd
die de wereld ooit aanschouwd heeft.
We hebben de grootste strijder nodig.
Er is maar één man naar wie hij luistert.
Phthia, Griekenland
Aarzel nooit.
Zenuwachtig?
Verlamd door angst.
Jij zei dat je nooit je zwaard
in de andere hand mocht nemen.
Ja, maar als je ermee om kunt gaan,
hoef je niet naar mij te luisteren.
Uw reputatie van gastvrijheid wordt
zo langzamerhand legendarisch.
Patroclus, mijn neef.
Odysseus, koning van Ithaca.
Patroclus, ik heb je ouders goed gekend.
Ik mis ze.
Nu heb je hem die op je past.
Les van Achilles zelf.
Koningen zouden daar een moord voor doen.
Ben je hier op bevel van Agamemnon?
We moeten praten.
Ik ga niet voor hem vechten.
Ik vraag je niet voor hem te vechten.
Ik vraag je te vechten voor de Grieken.
Waarom? Zijn de Grieken het beu
om tegen elkaar te vechten?
De Trojanen hebben mij nooit
kwaad gedaan.
Ze hebben Griekenland beledigd.
- Ze hebben één Griek beledigd.
Een man die zijn vrouw niet onder
controle had. Dat is mijn zaak niet.
Jouw zaak is oorlog, mijn vriend.
- Is dat zo?
Die man heeft geen eer.
- Laat Achilles vechten om de eer.
Laat Agamemnon strijden om macht,
dan maken de goden uit wie ere toekomt.
Voor de Grieken.
- Vergeet Agamemnon.
Vecht voor mij.
Mijn vrouw zal gerust zijn met jou
aan mijn zijde. Ikzelf ook.
We sturen de grootste vloot ooit.
Duizend schepen.
Is prins Hector echt zo'n goede strijder
als wordt beweerd?
De beste onder de Trojanen.
Sommigen zeggen dat hij ook
beter is dan alle Grieken.
Zelfs als je neef niet komt,
hoop ik dat jij toch meedoet, Patroclus.
We kunnen jouw sterke arm gebruiken.
Speel je spelletjes met mij,
maar niet met mijn neef.
Jij hebt je zwaard,
ik heb mijn spelletjes.
We spelen met het speelgoed
dat de goden ons gegeven hebben.
We varen naar Troje over drie dagen.
Deze oorlog zal nooit vergeten worden.
Noch de helden die erin strijden.
Ik wist dat ze je zouden komen halen.
Lang voordat je geboren werd.
Ik wist dat ze zouden komen.
Ze willen dat je gaat vechten in Troje.
Ik maak een nieuwe schelpenketting
voor je.
Dat deed ik vroeger ook altijd,
toen je klein was. Weet je dat nog?
Moeder...
vanavond neem ik een beslissing.
Als je in Larissa blijft,
vind je rust.
Je zult een prachtige vrouw vinden.
Jullie zullen zonen en dochters krijgen
en zij zullen kinderen krijgen.
En ze zullen van je houden.
En als je er niet meer bent,
zullen zij aan je denken.
Maar als jouw kinderen dood zijn
en hun kinderen later ook,
gaat jouw naam verloren.
Als je naar Troje gaat,
dan oogst je roem.
Men zal nog duizenden jaren
over jouw overwinningen schrijven.
De wereld zal je naam blijven herinneren.
Maar als je naar Troje gaat,
zal je nooit terugkeren.
Want jouw roem zal gepaard gaan
met je ondergang.
En ik zal je nooit meer zien.
Troje
Mijn zoon.
- Vader.
Paris.
Vader.
Dit is Helena.
- Helena?
Helena van Sparta?
- Helena van Troje.
Ik heb geruchten gehoord
over jouw schoonheid.
Deze keer blijken roddels te kloppen.
Welkom.
Kom. Je zult wel moe zijn.
Kijk.
Wat is hij gegroeid.
- Hij is sterk.
Briseïs.
- Paris.
Mijn liefste nicht. Je schoonheid
neemt toe met elke nieuwe maan.
Een dienares van Apollo nu.
De mannen van Troje waren ten einde
raad toen Briseïs voor de goden koos.
Vader, ik weet dat we dit
niet kunnen gebruiken..
Het is de wil van de goden,
alles is in hun handen.
Maar het verbaast me
dat jij het hebt toegestaan.
Als ik hem om haar laat strijden, begraaf
je een zoon en verwelkom je geen dochter.
We kunnen vredesboodschappers
naar Menelaüs sturen.
Je kent Menelaüs.
Hij spietst hun hoofden op zijn poort.
Wat wil je dat ik doe?
Zet haar op een schip
en stuur haar naar huis.
Vrouwen hebben altijd van Paris gehouden
en hij van hen, maar dit is anders.
Er is iets in hem veranderd.
Als we haar terug naar Menelaüs sturen,
zal hij haar volgen.
Dit is mijn land...
en dit zijn mijn mensen.
Ik wil hen niet zien lijden...
zodat mijn broer zijn zin kan krijgen.
En het zijn niet alleen de Spartanen
die achter haar aankomen.
Ondertussen is Menelaüs al
naar Agamemnon gegaan...
en Agamemnon wil ons al jaren
vernietigen.
Al eeuwen vallen vijanden ons aan,
maar onze muren staan nog.
Vader, we kunnen deze oorlog niet winnen.
Apollo beschermt ons.
Zelfs Agamemnon is geen partij
voor de goden.
En hoeveel bataljons vraagt
de Zonnegod van ons?
Spot niet met de goden.
Ze komen voor mij.
De wind brengt ze dichter.
- En als we vertrekken?
Vanavond. Nu.
Als we nu naar de stallen gaan,
twee paarden nemen en vertrekken.
Naar het oosten rijden.
En waar naartoe?
- Weg van hier.
Ik kan op herten jagen, op konijnen.
Ik kan ons voeden.
Maar dit is je thuis.
- Je hebt het jouwe voor mij verlaten.
Sparta is nooit mijn thuis geweest.
Mijn ouders stuurden me op mijn zestiende
daarheen om met Menelaüs te trouwen,
maar het was nooit mijn thuis.
We gaan leven van het land.
Geen paleizen meer, geen bedienden.
Dat hebben we allemaal niet nodig.
En je familie?
We zouden mijn familie juist beschermen.
Als we niet hier zijn,
hoeft er geen oorlog te komen.
Menelaüs zal niet opgeven.
Hij volgt ons over de hele wereld.
- Hij kent deze gebieden niet, ik wel.
We kunnen binnen een dag verdwijnen.
Je kent Menelaüs niet.
Je kent zijn broer niet.
Ze zullen elk huis in Troje platbranden
om ons te vinden.
Ze zullen nooit geloven
dat we vertrokken zijn.
En als ze het wel geloven,
branden ze alles toch plat.
Dan maak ik het hem gemakkelijk
om me te vinden.
Ik ga naar hem toe en zeg
dat je van mij bent.
Je bent zeer jong, mijn liefste.
Mijn heer.
Moeten we op de anderen wachten?
Ze hebben ons hier gebracht
om te vechten, nietwaar?
Ja, maar Agamemnons bevelen...
- Vecht je voor mij of voor Agamemnon?
Voor u, heer.
- Vecht dan voor mij.
En laat de dienaren van Agamemnon
voor hem vechten.
Zwart zeil. Dat is Achilles.
Wat is die dwaas aan het doen?
Gaat hij het strand van Troje
innemen met vijftig man?
Tecton. Is de Apolloniaanse garde klaar?
- Ze wachten aan de stadspoorten.
Goed, ik kom er zo aan.
Lysander. Hoelang nog
voor het leger klaar is?
Velen moeten nog komen van buiten de stad.
- Hoelang?
Rond het middaguur.
- Doe het sneller.
Patroclus.
Leg je speer neer.
Maar ik ga de Trojanen bevechten.
- Niet vandaag.
Maar ik ben er klaar voor.
Jij hebt me geleerd te vechten.
Je leert snel, maar je bent
nog geen Myrmidoon.
Bekijk die mannen. Het zijn de
vurigste strijders van heel Griekenland.
Allen bereid hun bloed
voor mij te vergieten.
Jij bewaakt het schip.
- Maar dit is een oorlog.
Neef, ik kan niet tegen de Trojanen
vechten als ik op jou moet letten.
Bewaak het schip.
Trojanen.
Mijn hele leven houd ik mij
aan ongeschreven wetten.
En die luiden:
eer de goden, heb je vrouw lief...
en verdedig je land.
Troje is onze moeder.
Strijd voor haar.
Myrmidonen,
mijn wapenbroeders.
Ik vecht liever aan jullie zijde
dan met een duizendkoppig leger.
Laat niemand vergeten hoe gevaarlijk
wij zijn. We zijn leeuwen.
Weten jullie wat daar op jullie wacht,
voorbij dat strand?
Onsterfelijkheid.
Pak het, het is van jullie.
Naar voren.
In formatie.
Die man wil sterven.
Aanvallen op mijn commando.
Uit elkaar.
Kijk ze eens.
Roeien, luie honden.
Er sterven Grieken, roeien.
Die mannen daar hebben hulp nodig.
Nu.
Tecton. Volg mij.
Mannen, naar de tempel.
Terug naar de stad.
De Zonnegod is de beschermer
van Troje, onze vijand.
Neem elke schat die je kunt vinden.
Met uw toestemming, heer.
Spreek.
- Apollo ziet alles.
Misschien is het onverstandig
hem te grieven.
Waarschuw de mannen.
Wacht.
Erg moedig en erg dom om alleen
achter mij aan te gaan.
Jij moet Hector zijn.
Weet je wie ik ben?
- Deze priesters waren ongewapend.
Vecht tegen mij.
Waarom zou ik je nu doden,
prins van Troje?
Met niemand erbij die je ziet sterven?
Waarom ben je naar hier gekomen?
Over deze oorlog zal
duizend jaar gesproken worden.
Over duizend jaar is het stof
van onze botten verdwenen.
Ja, prins.
Maar onze namen blijven voortleven.
Ga naar huis, prins.
Drink wijn en bemin je vrouw.
Morgen voeren we onze oorlog.
Jij praat over oorlog
alsof het een spel is.
Hoeveel vrouwen wachten aan Troje's
poorten op mannen die ze nooit meer zien?
Misschien kan je broer hen troosten.
Hij schijnt goed te zijn in het
charmeren van andermans vrouwen.
U laat hem gaan?
Het is te vroeg op de dag
om prinsen te doden.
Achilles.
- Ajax.
Je bent even onverschrokken als de goden.
Het is me een eer om met
jou ten strijde te gaan.
Insgelijks.
Als je nog trager zeilde,
was de oorlog al over geweest.
Het begin missen vind ik niet erg.
Zolang ik er maar op het einde ben.
Ik wil u iets laten zien.
De mannen vonden haar.
Ze verborg zich in de tempel.
Ik dacht dat ze u wel kon plezieren.
Hoe heet je?
Heb je me niet gehoord?
Je hebt Apollo's priesters vermoord.
Ik heb mannen in vijf landen vermoord,
maar nog nooit een priester.
Dan deden je mannen het.
De Zonnegod zal zich wreken.
Waar wacht hij op?
- Het juiste moment om toe te slaan.
Zijn priesters zijn dood en
zijn acolieten gevangen genomen.
Ik denk dat jouw god *** is voor mij.
- ***?
Apollo is heerser van de zon.
Hij vreest niets.
- Waar is hij?
Jij bent enkel een moordenaar.
Jij weet niets van de goden.
Ik weet meer van de goden
dan jouw priesters.
Ik heb ze gezien.
Jij bent zeker van koninklijken bloede?
Gewend om boven gewone mensen te staan.
Je moet wel koninklijk zijn.
Hoe heet je?
Zelfs dienaren van Apollo hebben namen.
Briseïs.
Ben je ***, Briseïs?
Moet ik dat zijn?
Agamemnon verzoekt om uw aanwezigheid.
De koningen komen bij elkaar
om de overwinning te vieren.
Je hebt goed gevochten vandaag.
Dank u, heer.
Wat wil je hier in Troje?
Je komt niet voor de Spartaanse koningin.
Ik wil wat alle mannen willen.
Ik wil het alleen meer.
Je hoeft niet *** voor me te zijn.
Je bent de enige Trojaan
die dat kan zeggen.
Dat was een prachtige overwinning,
mijn koning der koningen.
Niemand had verwacht dat het strand
zo eenvoudig ingenomen kon worden.
Een prachtig geschenk, Triopas.
Jij zult als een van de eersten
in de straten van Troje lopen morgen.
Mijn vader, Neleus, liet deze urn maken
vanwege zijn overwinning op de Phrygiërs.
Nu geef ik hem aan u.
Ter ere van een nog
gedenkwaardiger overwinning.
Dank je, oude vriend.
Morgen gebruiken we het avondmaal
in de tuinen van Troje.
Laat ons alleen.
In een oorlog sterven de jongeren
en praten de ouderen.
Dat weet je. Negeer het politieke gedoe.
Het was kennelijk een mooie zege.
- Misschien had je het niet in de gaten,
maar het strand van Troje was
vanmorgen nog van Priamus.
Deze middag is het van Agamemnon.
Je mag het strand hebben.
Ik ben niet gekomen voor zand.
Jij bent gekomen om je naam
te laten voortleven.
Een belangrijke zege is vandaag behaald.
Maar die zege is niet van jou.
Koningen knielden niet voor Achilles.
Koningen hebben geen eer bewezen
aan Achilles.
Misschien waren de koningen
te ver weg om te zien...
dat de soldaten de slag gewonnen hebben.
- In de geschiedenis leven koningen voort,
niet de soldaten.
Morgen beuken we de poorten
van Troje in.
Ik zal triomfbogen oprichten
op elk eiland van Griekenland.
Ik beitel 'Agamemnon' in het steen.
- Voorzichtig, koning der koningen.
Eerst moet je winnen.
Jouw mannen hebben de tempel
van Apollo geplunderd, nietwaar?
Wil je goud? Neem maar.
Mijn geschenk ter ere van jouw moed.
Neem wat je maar wilt.
Dat heb ik al gedaan.
Aphareus.
Haemon.
Oorlogsbuit.
Ik heb niets tegen jullie, maar als je haar
niet loslaat, kom je nooit meer thuis.
Neem een beslissing.
- Wachters.
Stop.
Er zijn vandaag al
te veel mannen gestorven.
Als je alleen maar kunt doden,
dan is dat jouw vloek.
Ik wil niet dat er iemand
voor mij sterft.
De machtige Achilles tot zwijgen gebracht
door een slavin.
Vanavond laat ik haar mij wassen.
En daarna, wie weet.
- Smerige wijnzak.
Voordat mijn uur geslagen heeft,
zal ik op jouw lijk neerkijken en lachen.
Als ze oorlog willen,
kunnen ze oorlog krijgen.
De besten van Troje kunnen zich meten
met de besten van Griekenland, altijd.
Twee keer zoveel Grieken zullen sterven.
Glaucus.
Jij strijdt al veertig jaar voor mij.
Kunnen we deze oorlog winnen?
Onze muren zijn nog nooit doorbroken.
We hebben de beste boogschutters
ter wereld.
En wij hebben Hector.
Ja, we kunnen winnen.
Ik sprak vandaag met twee boeren.
Zij zagen een adelaar vliegen,
met een slang in zijn klauwen.
Dat is een teken van Apollo.
We zullen morgen zegevieren.
- Voortekenen van vogels.
Je wilt onze strategie baseren
op voortekenen?
Hector, toon respect.
De hogepriester is een dienaar
van de goden.
Ik ben een dienaar van Troje.
Ik heb de goden altijd geëerd, vader.
Dat weet je.
Maar vandaag bevocht ik een Griek die
het standbeeld van Apollo ontheiligde.
Apollo sloeg hem niet neer.
De goden zullen deze oorlog niet
voor ons strijden.
Er komt geen oorlog.
Dit is geen conflict tussen naties.
Het is een ruzie tussen twee mannen.
En ik wil geen Trojaan meer zien sterven
vanwege mij.
Morgen daag ik Menelaüs uit
voor het recht op Helena.
De winnaar neemt haar mee naar huis.
De verliezer zal branden
voor het vallen van de avond.
Vader.
Ik heb spijt van het leed
dat ik veroorzaakt heb.
Hou je van haar?
U bent een groot koning omdat u
zoveel van uw land houdt.
Elk stukje gras, elke zandkorrel,
elke steen in de rivier.
U houdt van heel Troje.
En zoveel houd ik van Helena.
Ik heb veel oorlogen gevoerd.
Sommige voor land,
andere voor macht of glorie.
Misschien is de liefde een beter
excuus voor oorlog,
maar ik zal niet meevechten.
Het Zwaard van Troje.
Mijn vader droeg dit zwaard en zijn vader
en alle voorvaderen...
vanaf het ontstaan van Troje.
De geschiedenis van ons volk
is geschreven met dit zwaard.
Draag het morgen.
De geest van Troje zit in dat zwaard.
Zolang een Trojaan het draagt,
heeft ons volk een toekomst.
De man die Tecton heeft gedood
bij de tempel van Apollo,
ik heb nog nooit iemand zo
een speer zien werpen.
Een onmogelijke worp.
Ga morgen niet.
Alsjeblieft, ga niet.
- Paris vecht morgen, ik niet.
50.000 Grieken staken de zee niet over
om jouw broer te zien vechten.
Dat weet je.
Je zou een goede veldheer zijn, liefste.
- Je vecht al je hele leven.
Laat anderen het nu doen.
- Je weet dat ik niet wil vechten.
Ik wil mijn zoon zien opgroeien.
Ik wil de meisjes om hem zien vechten.
Ik kan jou niet verliezen.
Dat overleef ik niet.
Ik moet Paris spreken.
Wacht.
Helena. Wat doe je?
- Laat me los.
Nee.
Ik zag ze branden.
Ik zag ze branden op de pieren.
Het is mijn schuld.
Echt. Je weet dat het zo is.
Al die weduwen,
ik *** ze nog gillen.
Hun echtgenoten stierven
omdat ik hier ben.
Ik ga naar de schepen.
- Nee.
Ik lever mezelf uit aan Menelaüs.
- Daar is het te laat voor.
Denk je dat Agamemnon geeft
om het huwelijk van zijn broer?
Dit gaat om macht, niet om liefde.
Paris gaat morgenochtend vechten.
Ja.
- Menelaüs zal hem doden.
Dat laat ik niet gebeuren.
Het is zijn beslissing.
- Nee.
Niemand mag voor mij vechten.
Ik ben de koningin van Sparta niet meer.
Je bent prinses van Troje nu.
En mijn broer heeft je vannacht nodig.
Heer.
Het leger rukt op.
Laat ze maar, wij blijven.
- Maar de manschappen zijn klaar.
We blijven tot Agamemnon
om Achilles' terugkeer smeekt.
Zoals u wilt.
Ben je klaar voor de strijd?
Klaar om te doden, levens te nemen?
Ja.
's Nachts zie ik de gezichten,
van alle mannen die ik gedood heb.
Dan staan ze daar,
aan de overkant van de Styx.
Ze wachten op mij.
Ze zeggen: 'Welkom, broeder.'
Wij mannen zijn uitschot.
Ik heb je geleerd hoe je moet vechten,
maar niet waarom.
Ik vecht voor jou.
Waarvoor ga je vechten
als ik er niet meer ben?
Soldaten vechten voor koningen
die ze niet eens ontmoet hebben.
Ze doen wat hen wordt bevolen,
ze sterven op bevel.
Soldaten gehoorzamen.
Geef je leven niet omwille van
de bevelen van een of andere dwaas.
Ga weg.
Weet je zeker dat je dit wilt doen?
Ik ben deze oorlog begonnen.
Helena.
Kom bij me zitten.
Vooruit.
Ik zie dat jullie je niet verstoppen
achter jullie hoge muren.
Dat is moedig.
Onverstandig, maar wel moedig.
Je komt hier onuitgenodigd.
Ga terug naar je schepen
en ga naar huis.
Daarvoor hebben we te lang gereisd,
prins Hector.
Prins? Wat voor prins?
Welke koningszoon zou iemands
gastvrijheid aanvaarden,
zijn voedsel nuttigen, zijn wijn drinken,
hem in vriendschap omarmen en dan zijn
vrouw stelen in het midden van de nacht?
De zon scheen toen je vrouw je verliet.
Ze staat daarboven naar je te kijken,
is het niet?
Mooi. Ik wil dat ze je ziet sterven.
Nog niet, broer.
Kijk om je heen, Hector.
Ik heb alle strijders van Griekenland
naar jouw kust gebracht.
Je kunt Troje nog redden, jonge prins.
- Ik heb twee wensen.
Willig ze in, dan hoeft niemand
van je volk te sterven.
Ten eerste: geef Helena terug
aan mijn broer.
Ten tweede: Troje moet zich
aan mij onderwerpen.
Voor mij strijden als ik dat wil.
Moet ik naar jouw leger kijken en beven?
Ik zie ze.
Ik zie 50.000 man, bijeengebracht om te
vechten vanwege de hebzucht van één man.
Voorzichtig, jongen.
Mijn genade kent grenzen.
- Die grenzen heb ik gezien.
En ik zeg je nu: geen enkele zoon
van Troje zal zich ooit onderwerpen.
Dan zal elke zoon van Troje sterven.
Er is een andere manier.
Ik hou van Helena.
Ik geef haar niet op
en jij ook niet.
Dus laten we duelleren.
Helena is voor de winnaar.
En laat dat de beslissing zijn.
- Een dapper aanbod.
Maar het is niet genoeg.
Laat mij die snuiter doden.
- Ik ben hier niet voor jouw mooie vrouw.
Ik ben hier voor Troje.
Ik ben hier voor mijn eer.
Iedere ademtocht van hem beledigt mij.
Laat mij hem doden. Als hij dood is, geef
je het bevel. Jij zult je stad hebben...
en ik mijn wraak.
Goed.
Ik neem de uitdaging aan.
Vanavond drink ik op je gebeente.
Laat hem in de lucht slaan,
dan wordt hij moe.
Als ik sterf, zeg dan tegen Helena dat...
- Dat doe ik.
Laat Menelaüs haar geen pijn doen.
Denk aan jouw zwaard en zijn zwaard
en aan niets anders.
Sta op.
Kom op.
Zie je de kraaien?
Ze hebben nog nooit een prins geproefd.
Heb je me hiervoor verlaten?
Vecht. Vecht tegen me.
Lafaard. Vecht.
We hebben een afspraak.
- Vecht met hem, zoon.
De Trojanen hebben de afspraak geschonden.
Klaarmaken voor de strijd.
Dit is eerloos, dit is
een prins onwaardig.
Als hij niet vecht, is Troje verloren.
Het gevecht is afgelopen.
- Nee.
Ga achteruit, prins Hector.
Ik dood hem aan je voeten,
het maakt mij niet uit.
Hij is mijn broer.
Paris.
Schiet op.
Naar binnen.
Boogschutters.
Onze mannen zijn te dicht bij de muren.
Ga terug, idioot.
Voor Troje.
Schiet.
Breng ze in het gelid.
Terugtrekken.
Opnieuw formeren.
Voorste gelid vooruit.
Terug.
Stoppen.
- Maar prins, ze vluchten.
Hun boogschutters kunnen ons raken.
Laat onze gesneuvelden ophalen.
Stuur een boodschapper naar de Grieken.
Ze mogen hun doden ophalen.
Zouden ze hetzelfde doen voor ons?
Terug.
Terug in het gelid.
Je vindt mij een lafaard.
Ik ben een lafaard.
Ik wist dat hij me zou doden.
Jij keek toe.
Mijn vader ook.
En mijn broer en heel Troje.
De schaamte kon me niet schelen.
Ik deed afstand van mijn trots,
mijn eer, gewoon om te overleven.
Voor de liefde...
daagde jij een groot strijder uit.
Daar is moed voor nodig.
Ik heb je verraden.
Menelaüs was een dapper man.
Hij leefde om te vechten.
Elke dag dat ik bij hem was, wilde ik
de zee inlopen en verdrinken.
Ik wil geen held, liefste.
Ik wil een man met wie ik
oud kan worden.
Ze lachen me uit in Troje.
Dronken van de overwinning.
Ze denken dat ik bij zonsopgang vertrek.
Misschien moeten we dat doen.
- Vluchten als een geslagen hond?
De mannen dachten dat we hier waren
voor de vrouw van Menelaüs.
Haar hebben we niet meer nodig.
Het zand is nog nat van het bloed
van mijn broer en jij beledigt hem.
Het is geen belediging als je zegt
dat een dode man dood is.
Als we nu weggaan, verliezen
we al onze geloofwaardigheid.
De Trojanen kunnen ons
gemakkelijk verslaan.
Zeker als ook de Hethieten komen.
- Als we blijven...
moet dat om goede beweegredenen zijn.
Om Griekenland te beschermen,
niet voor jouw trots.
Jouw privé-oorlog met Achilles
richt ons ten gronde.
Achilles is maar één man.
- Hector is ook maar één man.
Zie wat hij ons heeft aangedaan vandaag.
- Hector strijdt voor zijn land.
Achilles slechts voor zichzelf.
- Zijn loyaliteit kan me niet schelen,
zijn vermogen om veldslagen te winnen
is van belang.
Hij heeft gelijk.
Het moreel van de manschappen is laag.
Zelfs als ik vrede kon sluiten
met Achilles,
dan zou hij nog niet naar me luisteren.
Hij rijgt me liever aan zijn speer
dan dat hij naar me luistert.
Ik zal met hem praten.
- Hij zal het meisje terugwillen.
Hij mag haar hebben.
Ik heb haar niet aangeraakt.
- Waar is ze?
Ik heb haar aan de mannen gegeven.
Ze hebben afleiding nodig na vandaag.
Geef haar aan mij.
Wie mag eerst?
Trojaanse ***.
- Wat is dit? Het gewaad van een maagd.
Die zul je niet meer nodig hebben.
- Hou haar vast.
Beter een Spartaanse slaaf dan een...
- Achilles.
Ben je gewond?
Je hebt gevochten, je hebt lef.
Terugvechten als je wordt aangevallen,
een hond zou hetzelfde doen.
Eet iets.
Ik heb meer mannen gekend als jij.
Niet waar.
- Denk je dat je zo anders bent?
Soldaten begrijpen alleen maar oorlog.
Vrede brengt ze in verwarring.
- En je haat die soldaten?
Ik heb medelijden met ze.
Trojaanse soldaten zijn omgekomen
omdat ze jou wilden beschermen.
Misschien verdienen ze meer dan
jouw medelijden.
Waarom heb je voor dit leven gekozen?
Wat voor leven?
- Dat van een groot strijder.
Ik heb niets gekozen.
Zo ben ik geboren.
En jij? Waarom heb jij gekozen
om een god te beminnen?
Ik denk dat de liefde van één kant komt.
Vind je het leuk om mij te provoceren?
Je wijdt je leven aan de goden.
Aan Zeus, god van de donder, en Athene,
godin van de wijsheid. Jij dient ze.
- Ja.
En aan Ares, de oorlogsgod, die zijn wapens
poetst met de huid van zijn slachtoffers?
Alle goden moeten worden gevreesd
en gerespecteerd.
Ik zal je een geheim vertellen.
Iets dat je niet leert in de tempel.
De goden zijn jaloers op ons.
Ze zijn jaloers omdat we sterfelijk zijn.
Omdat elk moment
ons laatste moment kan zijn.
Alles is mooier omdat we gedoemd zijn.
Jij wordt nooit mooier dan je nu bent.
We zullen nooit meer hier zijn.
Ik dacht dat je een domme bruut was.
Die zou ik kunnen vergeven.
Dood me.
Niets is eenvoudiger.
- Ben je niet ***?
Iedereen gaat dood. Vandaag of
over vijftig jaar, wat maakt het uit?
Dood me.
Jij doodt meer mensen als ik je niet dood.
- Veel meer.
Heer...
Laat de schepen volladen.
We gaan naar huis.
Agamemnon is een trots man.
Maar hij weet wanneer hij
een vergissing begaan heeft.
Heeft hij jou gestuurd om
zijn verontschuldigingen aan te bieden?
Waarom sta je aan de zijde
van die smeerlap?
De wereld is eenvoudig in jouw ogen,
maar als je een koning bent,
zijn er niet veel makkelijke keuzes.
Ithaca kan zich geen vijand
als Agamemnon veroorloven.
Moeten we *** zijn voor hem?
- Jij kent geen angst, dat is je probleem.
Angst is nuttig.
We hebben je weer nodig.
Griekenland heeft je nodig.
Griekenland deed het goed
voordat ik geboren was.
En Griekenland zal blijven bestaan
na mijn dood.
Ik heb het niet over het land.
Mijn mannen hebben je nodig.
Blijf, Achilles.
Je bent voor deze oorlog geboren.
Zo eenvoudig is het nu niet.
Vrouwen maken het altijd ingewikkelder.
Van alle Griekse koningen
respecteer ik jou het meest.
Maar in deze oorlog ben jij een dienaar.
- Soms moet je dienen om te kunnen leiden.
Ik hoop dat je dat ooit begrijpt.
Gaan we naar huis?
We varen morgenochtend af.
- Er worden Grieken afgeslacht.
We kunnen niet zomaar wegvaren.
Je verlangt nog naar vechten.
Er komt nog een oorlog, dat beloof ik je.
Dit zijn onze landgenoten.
Je verraadt heel Griekenland alleen
maar om Agamemnon te zien vallen.
Iemand moet verliezen.
De goden zijn ons gunstig gezind.
Nu moeten we het Griekse leger verslaan.
Het moreel is gestegen.
Pak ze aan. Pak ze hard aan,
en ze zullen vluchten.
De Myrmidonen hebben gisteren
niet gestreden.
Er is vast onmin onder de Grieken.
Als we aanvallen, verenigen ze zich weer.
Als ze ons willen aanvallen, laat ze.
Onze muren weerstaan alles.
We zullen ze weer verslaan.
Gisteren hebben ze ons onderschat.
Laten we niet dezelfde fout maken.
Ben je zeker over de betekenis
van de voortekenen?
Door de ontheiliging van zijn tempel is
Apollo woedend. De Grieken zijn vervloekt.
Bereid het leger voor.
We vallen aan bij zonsopgang.
Ben ik nog steeds je gevangene?
Je bent mijn gast.
In Troje kunnen gasten weggaan
wanneer ze willen.
Laten we dan gaan.
Zou je dit allemaal achterlaten?
Zou jij Troje verlaten?
Boogschutters naar achteren.
Achilles.
Achilles.
Aanvallen.
Genoeg voor vandaag.
Ja.
Terug naar de schepen.
Dat was zijn neef.
Naar Troje. Terug naar de stad.
We zouden vandaag naar huis varen.
Ik denk dat niemand nu naar huis vaart.
Achilles.
Je hebt mijn bevel genegeerd.
Nee, heer. Het was een vergissing.
- De Myrmidonen moesten zich terugtrekken.
Je hebt ze aangevoerd in de strijd.
Ik heb ze niet aangevoerd, heer.
We dachten dat u dat deed.
Waar is Patroclus?
We dachten dat hij u was, heer.
Hij droeg uw harnas,
uw schild, uw beenplaten, uw helm.
Hij bewoog zelfs als u.
Waar is hij?
Waar?
- Hij is dood, heer.
Hector heeft zijn keel doorgesneden.
Stop. Niet doen.
Waar breng je me naartoe?
Weet je nog hoe je hier moet komen?
Ja.
Volg de tunnel de volgende keer
dat je hier bent.
Hij gaat onder de stad, je kan niet
verdwalen. Blijf gewoon verdergaan.
Aan het einde ervan kom je bij de rivier.
Volg de rivier tot de berg Ida.
- Waarom vertel je me dit?
Als ik sterf...
- Nee.
weet ik niet hoe lang de stad
stand zal houden.
Als de Grieken binnen de muren komen
is het afgelopen. Ze doden alle mannen,
gooien kleine kinderen van de muren...
- Alsjeblieft.
en nemen de vrouwen als slavinnen.
En dat is voor jou erger dan sterven.
- Waarom zeg je dit allemaal?
Omdat ik wil dat je voorbereid bent.
Ik wil dat je onze zoon haalt...
en hem naar hier brengt.
Red zoveel mensen als je kunt,
maar kom naar hier.
En vlucht.
Ik heb vandaag een jongen gedood.
Hij was jong.
Hij was veel te jong.
Die jongen heeft onze oorlog gered.
Eudorus.
- Ja, heer?
Ik heb mijn wapenrusting nodig.
Nee.
Ga niet.
Hector is mijn neef.
Hij is een goede man.
Vecht niet tegen hem.
Alsjeblieft, niet doen.
Nee.
Hector.
Vader,
vergeef me al mijn zonden.
Ik heb u zo goed mogelijk gediend.
Moge de goden met je zijn.
Geen vader heeft ooit
een betere zoon gehad.
Moge Apollo je beschermen, mijn prins.
Je bent de beste man die ik ken.
Je bent een prins van Troje.
Ik weet dat je me trots zult maken.
Vergeet niet wat ik gezegd heb.
Je hoeft niet te gaan.
Vergeet niet wat ik gezegd heb.
Ik heb dit moment in mijn dromen gezien.
Ik maak een afspraak met je.
En de goden zijn getuigen.
De winnaar staat de verliezer alle
gepaste begrafenisrituelen toe.
Afspraken tussen leeuwen
en mensen bestaan niet.
Nu weet je tegen wie je vecht.
Ik dacht dat ik tegen jou vocht gisteren.
En ik zou willen dat jij het was.
Maar ik gaf de gevallene
de eer die hem toekwam.
Je gaf hem de eer van je zwaard.
Je hebt geen ogen meer vanavond,
geen oren en geen tong.
Je zult blind, doof en stom ronddolen in
de onderwereld, zodat alle doden het weten.
Dat is Hector, de dwaas die dacht
dat hij Achilles gedood had.
Sta op, prins van Troje.
Sta op. Ik wil niet dat een steen
met mijn roem gaat lopen.
Jij hebt je neef verloren.
Nu heb je mij de mijne ontnomen.
Wanneer eindigt het?
Nooit.
Wie ben je?
Ik heb doorstaan wat niemand
op aarde eerder heeft doorstaan.
Ik heb de handen gekust van de man
die mijn zoon gedood heeft.
Priamus?
Hoe kom je hier binnen?
Ik ken mijn eigen land beter
dan de Grieken, denk ik.
Je bent een moedig man.
Ik kan je hoofd laten roosteren
in een oogwenk.
Denk je echt dat de dood mij
nu angst inboezemt?
Ik zag hoe mijn oudste zoon stierf en
hoe jij hem achter je strijdwagen sleepte.
Geef hem aan mij terug.
Hij verdient een fatsoenlijke begrafenis,
dat weet je.
Geef hem aan mij.
Hij heeft mijn neef gedood.
- Hij dacht dat jij dat was.
Hoeveel neven heb jij gedood?
Hoeveel zonen, vaders, broers,
echtgenoten. Hoeveel, dappere Achilles?
Ik heb je vader gekend.
Hij stierf te jong.
Maar hij heeft het geluk gehad
om zijn zoon niet te zien vallen.
Je hebt me alles afgenomen.
Mijn oudste zoon, mijn troonopvolger.
Beschermer van mijn koninkrijk.
Ik kan niet veranderen wat gebeurd is,
het is de wil van de goden.
Maar sta me deze kleine vertroosting toe.
Ik hield van mijn jongen vanaf
het moment dat hij zijn ogen opende...
tot het moment dat jij ze sloot.
Laat me zijn lichaam wassen.
Laat me voor hem bidden.
Laat me twee munten op zijn ogen
plaatsen voor de veerman.
Als ik je hier weg laat gaan,
als ik je hem mee laat nemen,
verandert er niets.
Je bent morgen nog steeds mijn vijand.
Jij bent nu nog steeds mijn vijand.
Maar zelfs vijanden kunnen respect tonen.
Ik bewonder je moed.
Wacht buiten op me.
We zien elkaar gauw weer, broeder.
Je zoon was de beste strijder
tegen wie ik gevochten heb.
In mijn land duren de begrafenisrituelen
twaalf dagen.
In mijn land ook.
- Dan is de prins die eer gegund.
Geen Griek zal Troje aanvallen
gedurende twaalf dagen.
Briseïs?
Ik dacht dat je dood was.
Je bent vrij.
Als ik je pijn gedaan heb,
dan was dat niet de bedoeling.
Ga.
Niemand houdt jullie tegen.
Dat beloof ik.
Kom, meisje.
Je bent een veel betere koning
dan degene die dit leger aanvoert.
Achilles maakt een geheime afspraak
en ik moet me daaraan houden?
Wat is dit voor verraad?
Overleggen met de vijandelijke koning
en hem twaalf dagen vrede gunnen.
Hun prins is dood,
hun leger zonder aanvoerder.
Dit is het moment om aan te vallen.
- Zelfs nu Hector dood is...
kunnen we nog steeds
hun muren niet omverwerpen.
Ik zal hun muren verbrijzelen,
ook al kost me dat 40.000 Grieken.
Luister naar me, Zeus.
Ik zal hun muren verbrijzelen
tot op de grond.
Dat is mooi.
- Voor mijn zoon, thuis.
Odysseus...
jij wist de schapen zo ver te krijgen
dat ze de wolven aan hun tafel vroegen.
Vergeef me, Eudorus.
Ik had je niet mogen slaan.
Je bent al je hele leven
een trouwe vriend.
Ik hoop dat ik u nooit meer
zal teleurstellen.
Ikzelf was de teleurstelling.
Wek de mannen,
je neemt ze mee naar huis.
Gaat u niet mee?
Ik heb mijn eigen oorlog.
Dan strijden we aan uw zijde.
Nee. Ik wil niet dat onze mannen
betrokken raken.
Het is een prachtige nacht.
Ga, Eudorus.
Dat is het laatste bevel dat ik je geef.
Strijden voor u was een grote eer, heer.
Open de poorten.
Twaalf dagen later
Hier.
De pest.
Kom niet te dichtbij, mijn koning.
Dit is de wil van de goden.
Ze hebben de tempel van Apollo ontheiligd,
en Apollo hun vlees.
- Ze dachten de stad in één dag te nemen.
En kijk nu eens.
Ze vluchten over de Aegeïsche Zee.
Wat is dit?
- Een offer voor Poseidon.
De Grieken bidden voor
een veilige thuiskomst.
Dit is een geschenk.
We moeten het naar de tempel
van Poseidon brengen.
Laten we het verbranden.
- Nee, het is een geschenk aan de goden.
Vader, verbrand het.
Moet je ze zien.
Alsof hun prins nooit gestorven is.
Jij bent nu de prins.
Maak je broer trots.
Briseïs. Waar is ze?
Waar?
- Ik weet het niet.
Alstublieft, ik heb een zoon.
Zorg dan dat hij Troje uit komt.
Briseïs.
Paris.
Andromeda.
Helena. We moeten gaan.
- Waarheen?
Dat zal ik je laten zien. Haast je.
Het is ver. Snel, we moeten nu gaan.
Briseïs.
Laat het branden.
Laat Troje branden.
Brand Troje plat.
Het is ver. Snel.
Ik blijf.
- Nee.
Mijn vader verlaat de stad nooit.
Ik kan hem niet alleen laten.
De stad is dood.
Alles wordt platgebrand.
Wat is jouw naam?
- Aeneas.
Kun je een zwaard hanteren?
- Ja.
Het Zwaard van Troje.
Zolang het in handen blijft van
een Trojaan, heeft ons volk een toekomst.
Bescherm ze, Aeneas.
Geef ze een nieuwe thuis.
Dat zal ik doen.
- Schiet op.
Paris, Briseïs was niet in haar kamer.
Ik zal haar vinden.
Ik blijf bij jou.
- Ga.
Alsjeblieft, blijf bij me.
- Hoe kun je me liefhebben als ik vlucht?
Alsjeblieft.
- We zullen ooit weer samen zijn.
In deze wereld of de volgende.
We zullen samen zijn.
Ga.
Naar de poorten.
Soldaten van Troje.
Jullie zijn grote strijders.
Het was mij een eer jullie aan te voeren.
Mijn prins.
De veerman wacht op ons.
Wat mij betreft laten we hem
nog even wachten.
Paris.
Kennen jullie geen eer?
Te laat voor gebeden, priesteres.
Ik verloor deze oorlog bijna
door jouw liefdesavontuur.
Jij zult mijn slaaf zijn.
Een Trojaanse priesteres
die mijn vloeren schrobt.
En 's nachts...
Ga met me mee.
Nee.
Hou op.
Paris. Nee.
Het is al goed.
Jij hebt me vrede gegeven...
in een leven van oorlog.
Kom Briseïs.
Ga.
Je moet gaan.
Troje is gevallen. Ga.
We moeten gaan, ik weet een uitweg.
Het is al goed.
Ga.
Briseïs, kom.
Vind de vrede,
mijn broeder.
Als men ooit mijn verhaal vertelt,
laat men dan zeggen dat ik
met reuzen gewandeld heb.
De mens ontkiemt en verdort
als de wintertarwe,
maar deze namen zullen nooit sterven.
Laat men zeggen dat ik leefde
in de tijd van Hector,
bedwinger van legers.
Laat men zeggen dat ik leefde
in de tijd van Achilles.