Tip:
Highlight text to annotate it
X
WASILISA DE SCHONE
Scenario T. VLADYTSJIN, O. NJESTJAJEV, V. SJWEJTSER
Regie Aleksandr ROU
Cameraleiding I. GORTSJILIN
Artistieke leiding V. JEGOROV
Muziek L. POLOVINKIN
Geluid N. OZORNOV
Ondertiteling Ruscico
In de hoofdrollen:
Vader — G. MILLJAR
Ivan, de jongste zoon — S. STOLJAROV
Agafon, de middelste zoon — L. POTJOMKIN
Anton, de oudste zoon — N. KOMDRATJEV
Wasilisa, boerendochter — V. SOROGOZJSKAJA
Malanja, koopmansdochter — I. ZAROEBINA
Beljandrjasa, dochter van een edelman — L. SOECHARJEVSKAJA
Nou, zal ik jullie met een sprookje vermaken...?
En het is een wonderlijk sprookje.
Er komen de grootste wonderen in voor,
wonderbaarlijke wonderen...
En er zit ook wat volkswijsheid in.
Ach, broeders, wat mij is overkomen!
Ik ben achteropgeraakt bij jullie. Ik stop de hele tijd alles in mijn zakken.
En ineens zie iets springen en huppelen.
Een vos?
Een haas?
Een eekhoorn!
Het is een groot beest!
Ik erachteraan, het beest rent voor me weg.
Het beest was tot in de kruin geklommen, zat daar en verroerde zich niet.
Ik deed de takken opzij, schoot een peiI af...
En?
Geen peil, geen eekhoorn.
Ach, wat een kluns ben je toch, Iwasjka!
Ik ga verder, plotseling *** ik in het gras allerlei geruis.
Een adder?
Nee.
— Een pad met grote ogen? — Nee!
Een marter!
Je kletst!
Ik ren achter de marter aan, hij rent weg voor mij.
Hij gaat naar rechts, ik ga naar links.
Hij gaat dwars, ik ga overdwars. Ik spande m'n boog, schoot 'n peil af...
En?
Nou?
Geen peil, geen marter.
— Ach, jij ook...! — Onhandige klungelaar!
Van ellende heb ik maar paddestoelen verzameld.
Kijk `ns, broers.
Dat is echt Iwasjka — een kluns is-ie.
Brengen jullie mijn buit naar huis, en ik ga nog watjagen.
Waarheen? Waarheen? Ik zal je!
Waarheen? Ik zal je, stommeling die je bent!
Rustig, rustig! Stelletje schoffies datjullie zijn!
Ach jij, vaIs kraaiende haan!
Nou, wat moet ik nou metjullie beginnen?
Ach, wat een pech, dat is nou pech hebben!
Zo, dus geen soep en geen pap. En m'n buik had zich al zo verheugd!
Wat is dat toch? Weer geen eten.
Dat stelletje kalkoenen fronst hun wenkbrauwen.
Ik heb jullie toch gezegd, ga trouwen, dan kunnen jullie eten vragen van je vrouw.
Gaan jullie maar trouwen... Trouwen is geen bastschoen aantrekken.
Je trouwt één keer, maar moet voor de rest van je leven huilen.
Stil! AIs je lang een vrouw uitzoekt, trouw je nooit.
Twisten jullie niet metje vader!
Hij heeft z'n woord gezegd en daarmee uit. En ik ben geen kokkin meer voorjullie.
Trouwen is een ramp.
Nee, we gaan trouwen. We kunnen toch niet van honger doodgaan?
Nemen jullie de boog, zonen,
laten we het bos uitgaan en daar ons geluk beproeven.
Op wiens erfje peil valt, daar moetje een bruid zoeken.
Zullen we maar gaan, broer Agafon?
Nou, laten we maar gaan, broer Anton.
M'n lieve...
M'n lieve...
Peil, je bent scherp,
vlieg lichtjes, zoek de weg naar de drempel van mijn bruid.
Hij is `t!
Peil, je bent scherp,
vlieg lichtjes, zoek de weg naar de drempel van mijn bruid.
Moedertje Paraskova, stuur een bruidegom die lief is!
Geef `ns, laat ik het ook eens proberen.
Waarom? Jij bent nog jong.
Ach, je wilt maar niet deugen, Iwanoesjka.
Nou, ga maar, zoek je verloofde maar.
Ga, ga maar.
Hé, ga aan de kant!
Wat?
Ga aan de kant!
— Bedoel je mij? — Ja, jou!
Ik ben de dochter van een edelman,
en ik moet voorjou, onbehouwen koopmansvrouw, aan de kant gaan?!
Als je niet van de weg afgaat, trek ik al je haren eruit.
Ik ga ook niet aan de kant!
Kijk `ns, hoe verwaand die dochter van een edelman doet.
En de koopmansdochter, ze werpt haar buik in de strijd.
Ik buig je hals om, je zult metje hoofd `n gat in de hemel steken.
Disselboom!
Dat is hier uitgebreid gaan zitten, neemt de halve straat in beslag, die kuip!
Kijk `ns, de bruiden... Kijk `ns, kijk `ns, ze gaan vechten.
Bent u goed aangekomen, lieve Beljandrjasa Petrovna?
De wagen schudde en het was stoffig.
Bent u niet doorelkaargeschud, Malanja Savvisjna?
Ik ben wat vermoeid geraakt. Hitte, benauwdheid en verschrikkingen.
Wat een bruid... mooier dan de zon.
Helderder dan de maan.
— Ze is glad aIs 'n aal. — `n Koude kikker.
Stil!
Ze mag dan in het moeras wonen,
maar wij hebben voor iedereen evenveeI eerbied.
Huilt ze soms?
Ze is `n kikker, en toch lijkt ze mensentranen te vergieten.
Huil maar niet, arm kind.
Ik zal niemand je kwaad laten doen.
En gaan jullie je nu maar met het huishouden bezighouden, bruidjes!
— Hoe bedoel je, het huishouden? — En wanneer is onze bruiloft?
Ik moet toch eerst zien, ofjullie goede vrouwen zullen zijn voorjullie mannen,
ofjullie kunnen werken?
Pak de zeisen, zonen van me, we gaan gras maaien op de weide.
Het zal een heldere nacht worden.
En jullie, bruidjes, gaan jullie maar aan het werk.
Gaan jullie de tarwe maar oogsten en stapel hem op in mijten.
En komen jullie morgenochtend vroeg naar ons toe.
Heb je dat gehoord?
— Wat die ouwe heeft gezegd? — Wat?
Of we goede vrouwen zullen zijn voor onze mannen?
Hoe durfde hij zoiets te zeggen, die ouwe grijptang.
Tarwe oogsten!
Ik heb m'n handen nog nooit met werk vermoeid, verschrompelde vliegenzwam.
Wat zitje nou aan mijn spullen?
Mijn bruidschat is een volle kist vol zilver!
En de kussens zijn gevuld met het lichtste zwanendons!
Laat me `ns voelen.
Laat me `ns in de kist kijken.
Een kakkerlak!
Leugenaarster. Jij hebt helemaal niks in je kist!
Opschepster!
Hou je mond!
Een kikker!
Zullen we hem door het raam gooien? Ja!
— Wat is dit? — Een meisje.
Waar komt ze vandaan?
Een kikkerhuid!
Zou de kikker soms in een meisje zijn veranderd?
Het is een beeldschoon meisje!
En dat allemaal door die kikkerhuid.
Als wij die huid nou ook eens omdeden en mooier zouden worden...?
— Laten we `t inpikken. — Ja.
— Wat moeten we nou doen? — StiI.
— Geef terug! — Hij is van mij!
Ik geef `m niet! Ik geef `m niet terug!
Hij is van mij!
Hij is gescheurd!
Gebroken!
Wat moeten we nou doen?
Laten we de huid verbranden.
— Ja. — Ja, Iaten we dat maar doen.
Drie broers maaiden gras op de groene weide,
Drie broers maaiden gras, drie broers van elkaar.
Stroom, stroom, rivier, naar de blauwe zee,
Naar de blauwe zee, naar de blauwe zee,
Tot aan het wijdse veld, het wijdse veld,
Breng `t bericht tot onze geboortestreek.
Hoe achter `t riviertje, 't riviertje, op de groene weide,
Drie broers gras maaiden op de groene weide,
Drie broers maaiden gras,
Drie broers maaiden gras, drie broers van elkaar.
Wat moeten we doen?
Wees stil.
Laten jullie, bruidjes, jullie werk eens zien.
Moeten jullie 'n standje krijgen of geprezen worden?
We hebben geen oog dichtgedaan. De hele nacht hebben we gewerkt.
— We hebben ons uit de naad gewerkt. — We hebben gewerkt als een paard.
— Hier is ons werk! — Hier!
Ja, bruidjes, een mooi stelletje harde werksters zijn jullie.
Vandaag houden we meteen de bruiloft!
`t ls met ons gedaan!
Wie ben jij, meisje?
Ik? Ik ben je bruid, Wasilisa.
Ik was ontvoerd door de Draak Gorynytsj.
Hij was boos op me geworden, omdat ik niet zijn vrouw wilde worden.
Hij had me in een kikker veranderd en me drie jaar in het moeras laten wonen.
Die drie jaar zijn binnenkort voorbij.
Maar het kwaad van de mensen heeft alles bedorven.
Zij hebben mijn kikkerhuid verbrand.
En nu moet ik weer terug naar mijn gevangenschap.
Het is ons niet beschoren gelukkig te zijn, Iwanoesjka.
Wees niet ***, meisje. Ik zaI je verdedigen.
Op die manier!
Hoorje, Iwanoesjka, dat de aarde kreunt?
Dat is de Draak Gorynytsj die hierheen komt gevlogen om mij te zoeken.
Wasilisa!
Iwanoesjka!
Wasilisoesjka!
Vaarwel, Iwanoesjka!
Ja, zonen van me,
laten jullie je bruiden maar uit, en zó, dat ze hier nooit meer binnenkomen
en mijn grijze haar niet te schande maken.
Opgeruimd staat netjes.
Zwanendons!
Verzoen je ermee, zoontje. Jou is een zwaar lot ten deel gevallen.
Ik laat `t er niet bij zitten.
Ik geef Wasilisa niet aan die wrede Draak.
Al moet ik haar zoeken op de bodem van de zee!
Is `t wel een haalbare zaak — de Draak de baas te worden?
Of kan hij niet sterven?
Dat is een gesprek apart, zoontje van me.
Achter drie maal negen koninkrijken, in een dicht dennenwoud,
staan drie machtige eikenbomen.
Drie eikenbomen...
En wanneer de koekoek drie maaI koekoekt,
moetje een bron zoeken bij die eikenbomen.
Op de bodem van die bron, achter een eikenhouten deur,
met een slot van wel zestien kilo zwaar, ligt een kostbaar zwaard verborgen.
Alleen heb je dat slot een sleutel nodig.
Waar is-ie dan, die sleutel?
Dat weten de mensen wel.
Trek maar door de wereld, vraag het maar aan de mensen.
Ik vind het moeilijk afscheid van je te nemen, Iwanoesjka.
Maarje bent blijkbaar niet tegen te houden.
Lang zwierf Iwan door zijn dierbare land,
op zoek naar het verborgen zwaard.
Goeiedag, smid!
Goeiedag, jonge kerel.
Waar ga je naartoe?
Waar ik heen ga, dat weet ik zelf wel.
Nou, ga zitten, wees mijn gast.
Ik heb een sleutel nodig, die op een slot past van zestien kilo.
Zou jij die kunnen smeden?
AIs iemand `n beetje slim is, kan de smid alles voor hem smeden.
Maar waarvoor heb je zo'n sleutel nodig?
Met die sleutel wil ik het kostbare zwaard zien te krijgen,
om met de Draak Gorynytsj te vechten!
Zo-zo...!
Een dapper hart is
een sleutel voor alle sloten.
Maar luister, wat de mensen zeggen.
Die sleutel wordt bewaard in een verguld ei,
het vergulde ei — in een grijze eend,
de grijze eend — in een kristallen kist,
en de kristallen kist —
op een hoge den!
Dank je voorje goede woorden. Tot ziens.
In het koninkrijk van de Draak
werd Wasilisa de Schone bewaakt door de Baba-jaga, de heks.
Dus je gaat niet trouwen met de Draak Gorynytsj?
Nee.
Dom kind!
Bedenk je `ns, wat voor leven je zuIt hebben, als je doet wat hij wil.
Hier, je verloofde heeftje een cadeau gestuurd.
Pas `t eens, Wasilisa.
Pas `t eens, schatje!
Het is niets voor mij om me als een pop uit te doffen.
Maar het is toch mooi?!
Als je `n tijdje opgesloten zult zitten, liefje,
ga je wel een toontje lager zingen.
Je zult wel uitgeput zijn.
Je zult wel vrij willen zijn?
Laten we dan maar gaan, laten we gaan.
En, heb je je nu bedacht?
Ga je trouwen met de Draak Gorynytsj?
Dat zal nooit gebeuren!
Dan moetje het maar weten!
Die boerenkinkel van jou, die Iwasjka, was hiernaartoe gekomen om je te redden,
maar is onderweg verdronken!
Dat is niet waar!
Vraag `t maar aan de kruipende hagedis, aan de brullende wolf, aan de moeraspad.
In het bos weet iedereen hiervan!
Of hij nou leeft of dood is, ik zaI hem nooit vergeten.
Wasilisoesjka!
Iwanoesjka!
Iwanoesjka!
Ik dacht al dat we elkaar nooit meer zouden zien.
Ik heb nog maar één nacht te leven.
De Draak Gorynytsj komt morgen bij het eerste zonlicht hierheen gevlogen.
De Baba-Jaga maakt alles klaar voor de bruiloft.
Maak je geen zorgen, Wasilisoesjka, vóór de ochtend komt, hebben wij alles geregeld.
Ik moet alleen een bron zien te vinden.
Een bron, zeg je?
Is het soms de bron, die de Baba-Jaga in de klis verborgen houdt?
— Waar is hij? — Daar.
Zoek hem maar.
Tot duver heb ik de Russische geest met m'n ogen niet gezien, met m'n oren niet
gehoord, maar nu verschijnt de Russische geest
in levenden Iijve in mijn eigen huis.
Waar moet hier een Russische geest vandaan komen?
Nou, pas op, als je me bedriegt.
Liefje van me.
Hier heb je je bruidskleren.
Hier, trek ze maar aan.
Morgen ga je trouwen met de Draak Gorynytsj.
Dank je, grootmoedertje. Wat een mooie bruidstooi!
Je bent ineens wel erg gezeglijk.
Je bent niet als anders. Hier, trek aan.
En dat morgen alles klaar is!
Ga snel weg van hier, Iwanoesjka. Hier wachtje een wrede dood.
Nee ***, Wasilisoesjka, zodra de koekoek drie keer zal kraaien...
Het is tijd.
Deze nacht zal alles beslissen.
Denk niet slecht over me, als er iets misgaat!
Vaarwel, Iwanoesjka!
Vaarwel!
Vaarwel, beertjes!
Goed zo, beertje, datje het touw hebt vastgehouden!
Sta stil!
Je moet drie raadsels oplossen.
Als je ze oplost, krijg je het zwaard,
als je ze niet oplost, verlies je je hoofd.
Wat is het snelste ter wereId?
Een peil.
De wind!
De bliksem!
Dat is al beter.
Lief schatje.
Wie was dat?
Nou, wie was hier?
Weer die Iwasjka van jou.
Waar verstopt hij zich? Zeg het me!
Je zwijgt?!
Er krijg het er toch wel uit.
Als ik het er niet uitkrijg, dan zal het vuurje tong wel losser maken.
Los nu
het laatste raadsel op.
Wat is je het liefst op de hele wereld?
Waislisa.
Het leven!
Het leven is me het liefst van alles!
Dat klopt.
Hier heb je Iwasjka, de kluns.
We moeten het halen vóór het licht wordt.
Nou, Sivka, ren watje kunt, laten de vonken van je hoeven afspatten!
Je zult wel gaan praten, wanneerje een schroeilucht zult ruiken!
Oh, daar komt de Draak Gorynytsj al aangevlogen.
Hij zal wat lekkers hebben om te smullen!
Een paard voor het middageten,
een jonge kerel voor het avondeten!
Ach jij, smerig monster datje bent!
Je hebt de witte zwaan nog niet gevangen, ofje eet al!
Waar wil je met mij vechten en strijden?
Je bent een boer, je schoenen zijn van berkenbast,
een boerenpummel ben je, een boertje van buiten.
Kostbaar zwaard, doe je dienst, hak de koppen van de vijand af!
Het zal snel gedaan met zijn met Iwasjka, die boerenpummel van jou.
Dat zal niet gebeuren!
Als het zó is, barst dan maar!
Hier heb je je boerenknaap op berkenbastschoenen, je boertje van buiten.
Iwanoesjka!
Nou, en nu is het tijd naar huis te gaan, naar de plek waar onze boerderij staat.
Einde