Tip:
Highlight text to annotate it
X
Vertaald door: Egge-Jan Pollé Nagekeken door: Christel Foncke
Als kind begreep ik niet altijd
waarom mijn ouders mij bepaalde regels oplegden.
Waarom moest ik bijvoorbeeld het gazon maaien?
Waarom was huiswerk zo belangrijk?
Waarom mocht ik geen schuimpjes in mijn havermout doen?
Mijn kindertijd was gevuld met zulke vragen.
Dat is normaal als je klein bent. Je weet heel goed dat het soms beter is
om naar je ouders te luisteren, ook al weet je niet precies waarom.
Niet dat ze niet wilden dat ik zelf kritisch zou nadenken.
Mijn ouders zochten altijd naar een evenwicht,
om hun kinderen te leren de dagelijkse werkelijkheid te begrijpen
maar ook om de status quo niet als onvermijdelijk te accepteren.
Ik ben tot het besef gekomen dat dit
een zeer doelbewuste manier van opvoeden is.
Een van mijn favoriete pedagogen, de Braziliaanse wetenschapper Paulo Freire,
spreekt expliciet over de noodzaak om onderwijs te gebruiken
als instrument voor kritische bewustwording en gedeelde menselijkheid.
In zijn beroemdste boek, "Pedagogie van de onderdrukten",
stelt hij: "Niemand kan echt menselijk zijn,
als hij anderen ervan weerhoudt dat ook te zijn."
Ik heb hier de laatste tijd veel over nagedacht, dit idee van menselijkheid,
en in het bijzonder over wie in deze wereld het recht krijgt
om als volledig menselijk beschouwd te worden.
In de loop van de afgelopen maanden
keek de wereld toe hoe ongewapende zwarte mannen, en vrouwen,
van het leven werden beroofd door politieagenten en burgerwachten.
Deze gebeurtenissen en alles wat daarna gebeurde,
brachten mij terug naar mijn kindertijd,
hoe mijn ouders een zwarte jongen opvoedden in Amerika,
en hun beslissingen die ik nu veel beter begrijp dan toen.
Ik bedenk hoe zwaar het geweest moet zijn, en hoe onredelijk het gevoeld moet hebben,
dat zij zich genoodzaakt zagen om mij een deel van mijn jeugd te ontnemen
om er zeker van te zijn dat ik elke avond thuis zou komen.
Zo denk ik bijvoorbeeld aan een avond
toen ik rond mijn twaalfde verbleef in een andere stad.
Mijn vrienden en ik hadden waterpistolen gekocht.
De parkeerplaats van het hotel was het slagveld voor ons watergevecht.
We verstopten ons achter wagens,
en renden door de duisternis tussen de straatverlichting,
ons grenzeloos gelach klonk door de straat.
Maar binnen 10 minuten
kwam mijn vader naar buiten en greep mij bij mijn onderarm.
Hij trok me naar binnen met een voor mij onbekende greep.
Nog voor ik wat kon zeggen,
over hoe belachelijk hij mij had gemaakt voor de neus van mijn vrienden,
ging hij tekeer hoe ik zo dom kon zijn.
Hij keek in mijn ogen, de angst droop van zijn gezicht.
Hij zei: "Zoon, het spijt mij heel erg,
maar je kan niet net zo doen als je blanke vrienden.
Je kan niet doen alsof je met een geweer schiet.
Je kan niet rondrennen in het donker.
Je kan je niet verstoppen achter iets anders dan je eigen tanden."
Ik weet nu hoe *** hij geweest moet zijn,
hoe gemakkelijk ik had kunnen vallen in de leegte van de nacht,
dat iemand in dit water een goede reden zou zien
om dit allemaal weg te wassen.
Met dit soort waarschuwingen werd ik mijn hele leven overspoeld:
Hou je handen altijd zo dat men ze kan zien, beweeg niet te snel,
neem je muts af als de zon ondergaat.
Mijn ouders hebben ons opgevoed met een pantser van advies,
een zee aan alarmbellen opdat niemand ons de adem uit de longen zou stelen,
en deze huid zou verworden tot een schim.
Zodat we kinderen konden zijn, geen kist of beton.
Niet dat ze dachten dat wij daardoor beter zouden zijn dan anderen
maar gewoon omdat ze ons in leven wilden houden.
Al mijn zwarte vrienden kregen thuis dezelfde boodschap mee,
de preek die we kregen zodra we oud genoeg waren
om verward te worden met een spijker die in de grond geslagen moet,
als men van onze huidskleur iets maakte om *** voor te zijn.
Maar wat doet dit met een kind
om op te groeien zonder echt kind te kunnen zijn?
Dat de grillen van de adolescentie je de adem kunnen ontnemen,
dat je niet nieuwsgierig kunt zijn,
dat je je niet kunt permitteren om een fout te maken,
dat vooroordelen
er voor kunnen zorgen dat je niet meer wakker wordt.
Maar dit kan niet zijn wat ons definieert.
Want onze ouders hebben ons opgevoed met het idee
dat onze lichamen niet bedoeld zijn voor een kogel,
maar voor vliegeren en touwtjespringen, en lachen tot onze magen barsten.
We leerden op school hoe we onze hand moeten opsteken,
niet enkel als signaal van overgave,
en dat het enige dat we moeten opgeven
het idee is, dat wij deze wereld onwaardig zijn.
Als we zeggen dat zwarte levens er toe doen,
dan is dat om te bevestigen dat we het waard zijn om te leven zonder angst,
ook al zijn er tegengestelde signalen.
Ik wil leven in een wereld waar
geboren worden niet gelijk staat aan schuldig zijn.
waar het speelgoed in zijn handen niet wordt aanzien voor iets anders.
Ik weiger te accepteren dat we deze wereld niet kunnen veranderen
in een plek waar de naam van een kind
niet op een t-shirt of grafsteen geschreven moet worden,
waar de waarde van iemands leven
alleen bepaald wordt door het feit dat men longen heeft,
een plek waar ieder van ons kan ademhalen.
Dank jullie wel.
(Applaus)