Tip:
Highlight text to annotate it
X
Door ons gezichtsvermogen verder te vergroten dan onze voorouders voor
mogelijk hielden,banen deze wonderbaarlijke instrumenten, de telescopen,
de weg naar een dieper en volmaakter begrip van de natuur. - René Descartes, 1637
Duizenden jaren heeft de mensheid de fascinerende nachthemel bekeken
zonder te beseffen dat de sterren van ons Melkwegstelsel andere zonnen zijn
of dat het heelal met miljarden van zulke stelsels gevuld is
of dat wij slechts een voetnoot zijn in de al 13,7 miljard jaar
durende kosmische geschiedenis.
Met slechts onze ogen als instrument konden we geen
zonnestelsels bij andere sterren ontdekken of vaststellen
of er ook elders in het heelal leven bestaat.
Maar inmiddels hebben we al veel vraagstukken over het heelal
opgelost: we leven in een tijd waarin meer sterrenkundige ontdekkingen
zijn gedaan dan ooit tevoren.
Ik ben Dr. J en ik zal je gids zijn bij de telescoop -
het verbazingwekkende instrument dat de sleutel bleek
tot de poorten van het heelal.
OGEN OP DE HEMEL 400 jaar van ontdekkingen met de telescoop
1. Een nieuwe kijk op de hemel
Vier eeuwen geleden, in 1609, wandelde een man
de velden bij zijn huis in.
Hij richtte zijn zelfgebouwde telescoop op de maan, de planeten en de sterren.
Zijn naam was Galileo Galilei.
De sterrenkunde zou nooit meer dezelfde zijn.
Nu, 400 jaar nadat Galilei als eerste een telescoop op de hemel richtte
gebruiken sterrenkundigen enorme spiegels op verre bergtoppen om de hemel te bestuderen.
Radiotelescopen ontvangen zwakke bliepjes en geruis uit de ruimte.
Wetenschappers hebben zelfs telescopen de ruimte in gebracht
ver boven de verstorende invloed van onze atmosfeer.
En het uitzicht was adembenemend!
Maar Galilei was niet degene die de telescoop uitvond.
Die eer gaat naar Hans Lipperhey, een vrij onbekende
Nederlands/Duitse brillenmaker.
Maar Hans Lipperhey keek nooit met zijn telescoop naar de sterren.
Hij dacht dat zijn uitvinding vooral nuttig was
voor zeevaarders en soldaten.
Lipperhey kwam uit Middelburg, destijds een grote handelsstad
in de jonge Republiek der Nederlanden.
In 1608 ontdekte Lipperhey dat als je een ver object
door een bolle en een holle lens bekeek, het object groter leek als je
de twee lenzen maar precies ver genoeg achter elkaar hield.
De telescoop was geboren!
In september 1608 liet Lipperhey zijn uitvinding zien aan
Prins Maurits van de Nederlanden.
Hij had geen beter moment kunnen uitkiezen, want
in die tijd waren de Nederlanden verwikkeld in de
Tachtigjarige Oorlog met Spanje.
De nieuwe verrekijker kon objecten vergroten, zodat je
vijandige schepen en troepen kon zien die eigenlijk te ver weg waren
om met het blote oog zichtbaar te zijn.
Dat was nog eens een nuttige uitvinding!
Maar de Nederlandse regering verleende Lipperhey geen octrooi op zijn telescoop.
Dat kwam doordat ook andere kooplieden beweerden de uitvinder te zijn
met name Lipperheys concurrent Sacharias Janssen.
De kwestie is nooit opgelost.
Tot aan de dag van vandaag staat niet precies vast wie de telescoop uitvond.
De Italiaanse sterrenkundige Galileo Galilei, de vader van de moderne natuurkunde
hoorde van de telescoop en besloot er zelf een te bouwen.
Ongeveer tien maanden geleden, kwam mij ter ore dat een zekere
Vlaming een oogglas had geconstrueerd waarmee je zichtbare objecten
ondanks hun grote afstand tot het oog van de waarnemer, kon bekijken
alsof ze dichtbij waren.
Galilei was de grootste wetenschapper van zijn tijd.
Hij was ook een fanatiek aanhanger van het nieuwe wereldbeeld van de
Poolse sterrenkundige Nicolaus Copernicus, die voorstelde dat
de aarde om de zon draaide, in plaats van andersom.
Gebaseerd op wat hij van de Hollandse kijker had gehoord, bouwde Galilei
zijn eigen instrumenten.
Deze waren van veel betere kwaliteit.
Uiteindelijk, kosten noch moeite sparend, slaagde ik
erin een instrument te bouwen dat zo uitstekend was dat
de objecten die ik bekeek bijna duizend keer groter leken
dan wanneer ik hen met het blote oog aanschouwde.
Het werd tijd om de telescoop omhoog te richten.
Ik ben tot de overtuiging gekomen dat het oppervlak van de maan
niet zo glad, gelijkmatig en volmaakt bolvormig is
als zeer vele filosofen beweren.
Het is juist ongelijkmatig en vertoont tal van gaten en uitsteeksels
net als het aangezicht van de aarde.
Een landschap van kraters, bergen en valleien.
Een wereld als de onze!
Enkele weken later, in januari 1610, keek Galilei naar Jupiter.
Dicht bij de planeet zag hij vier lichtpuntjes die zich
samen met Jupiter langs de nachthemel verplaatsten.
En het leek alsof deze begeleiders een trage dans om de planeet maakten.
Deze vier lichtpuntjes staan nu bekend als
de Galileïsche manen van Jupiter.
Wat heeft Galilei nog meer ontdekt?
De schijngestalten van Venus!
Net als de maan doorloopt Venus een cyclus van sikkel tot
volle schijf en weer terug.
Vreemde uitsteeksels aan weerszijden van Saturnus.
Donkere vlekken op de zon.
En sterren natuurlijk.
Duizenden sterren, misschien zelfs miljoenen.
Stuk voor stuk te zwak voor het blote oog.
Het was alsof de mensheid plotseling haar blinddoek was kwijtgeraakt.
Er bleek een compleet heelal op ontdekking te wachten.
Het nieuws over de telescoop ging als een lopend vuurtje door Europa.
In Praag, aan het hof van keizer Rudolf II, bracht Johannes Kepler
verbeteringen aan in het ontwerp van het instrument.
In Antwerpen maakte de Nederlandse cartograaf Michael van Langren
de eerste betrouwbare maankaarten waarop hij structuren tekende die
continenten en oceanen voorstelden.
En Johannes Hevelius, een rijke brouwer uit Polen, bouwde enorme
telescopen in zijn sterrenwacht in Danzig.
Deze sterrenwacht was zó groot dat hij zich over drie daken uitstrekte!
Maar de beste instrumenten uit die tijd werden waarschijnlijk gemaakt
door de Nederlander Christiaan Huygens.
In 1655 ontdekte Huygens Titan, de grootste maan van Saturnus.
Enkele jaren later, stelde hij vast dat Saturnus omgeven is door een ring
iets wat Galilei nooit begrepen had.
En ten slotte zag Huygens ook nog donkere vlekken en heldere
poolkappen op Mars.
Zou er leven kunnen zijn op deze verre, vreemde wereld?
Deze vraag houdt sterrenkundigen ook nu nog bezig.
De eerste telescopen maakten allemaal gebruik van lenzen
om het licht van sterren te verzamelen en samen te brengen.
Later maakten de lenzen plaats voor spiegels.
De eerste spiegeltelescoop werd gebouwd door Niccolò Zucchi
en later verbeterd door Isaac Newton.
Eind 18de eeuw werden de grootste spiegels ter wereld gegoten
door William Herschel, een organist die astronoom werd
en samenwerkte met zijn zus Caroline.
In hun huis in Bath, in Engeland, goten de Herschels roodgloeiend
gesmolten metalen in een vorm en als het geheel was afgekoeld
polijstten zij het oppervlak net zo lang totdat het sterlicht weerkaatste.
In de loop van zijn leven bouwde Herschel meer dan 400 telescopen.
De grootste van deze was zo enorm, dat hij vier hulpen nodig had om
alle touwen, wielen en katrollen te bedienen die nodig waren
om de beweging van de sterren langs de nachthemel te volgen
die uiteraard het gevolg is van de draaiing van de aarde.
Herschel ontpopte zich als een echte verkenner, die de hemel afspeurde en
honderden nieuwe nevels en dubbelsterren ontdekte.
Hij stelde ook vast dat de Melkweg een platte schijf moest zijn.
En zelfs mat hij de snelheid van het zonnestelsel binnen die schijf
door de onderlinge bewegingen van de sterren en de planeten te observeren.
En toen, op 13 maart 1781, ontdekte hij een nieuwe planeet: Uranus.
Het zou meer dan 200 jaar duren voordat de NASA-ruimtesonde Voyager 2
de eerste close-up foto's van deze verre wereld maakte.
Op het weelderige platteland van lerland bouwde William Parsons
de derde graaf van Rosse, de grootste telescoop van de 19de eeuw.
Met een metalen spiegel van maar liefst 1,8 meter, stond deze
reuzentelescoop bekend als 'Het monster van Parsonstown'.
Tijdens de schaarse heldere, maanloze nachten keek de graaf door het oculair
en maakte hij denkbeeldige lange tochten door het heelal.
Naar de Orionnevel, waarvan we nu weten dat het de geboorteplaats van sterren is.
En ook naar de geheimzinnige Krabnevel, het overblijfsel van een supernova-explosie.
En de Draaikolknevel?
Graaf Rosse was de eerste die zag dat deze een indrukwekkende spiraalvorm heeft.
Het is een sterrenstelsel als het onze, met wolken van donker stof en gloeiend gas
miljarden afzonderlijke sterren, en wie weet -
misschien zelfs planeten als de onze.
De telescoop was het vaartuig geworden waarmee de mens het heelal kon ontdekken.