Tip:
Highlight text to annotate it
X
Vertaald door: *** Stada Nagekeken door: Peter Van de Ven
Dit is een door mensen gemaakt bos.
Het kan hectares groot zijn,
of het kan heel klein zijn --
zo klein als je achtertuin.
Beide bossen zijn maar twee jaar oud.
Ik heb een bos in mijn eigen achtertuin.
Het trekt veel biodiversiteit aan.
(Vogel roept)
Hier word ik mee wakker,
net als een prinses van Disney.
(Gelach)
Ik ben een ondernemer
die de professionele aanleg van dit soort bossen mogelijk maakt.
We hebben fabrieken geholpen,
boerderijen,
scholen,
huizen,
vakantieparken,
flats,
openbare parken,
en zelfs een dierentuin,
om zo'n bos te krijgen.
Een bos is geen geïsoleerd stuk land waar dieren samenleven.
Een bos kan een integraal deel van ons stadsleven zijn.
Een bos is voor mij een plek
die zo vol staat met bomen dat je er niet in kunt lopen.
Het maakt niet uit hoe groot of klein ze zijn.
Het grootste deel van de huidige wereld was vroeger bos.
Dat was voordat de mens ingreep.
Toen gingen we er onze steden bouwen,
zoals São Paulo.
Intussen vergetend dat we ook tot die natuur behoren,
net als 8,4 miljoen andere soorten op aarde.
Ons leefgebied was niet meer ons natuurlijke leefgebied.
Voor sommigen van ons geldt dat niet meer.
Een paar anderen en ik maken deze bossen beroepsmatig --
waar dan ook, overal.
Ik ben industrieel technicus.
Gespecialiseerd in auto's maken.
In mijn vorige baan bij Toyota
leerde ik hoe je natuurlijke hulpbronnen kunt omzetten in producten.
Een voorbeeld:
we lieten sap uit een rubberboom druppelen
om er ruwe rubber mee te maken
om daar vervolgens banden van te maken -- het product.
Die producten worden echter nooit opnieuw een natuurlijke bron.
We isoleren de elementen uit de natuur
en zetten ze om in een onomkeerbare vorm.
Dat is industriële productie.
Natuur daarentegen, werkt net andersom.
Daarin wordt iets gemaakt door elementen samen te voegen,
atoom voor atoom.
Alle natuurlijke producten worden opnieuw een natuurlijke hulpbron.
Dat leerde ik
toen ik een bos maakte in mijn achtertuin.
Toen werkte ik voor het eerst samen met de natuur,
in plaats van ertegen.
Sindsdien hebben we 75 van zulke bossen gemaakt
in 25 steden over de hele wereld.
Elke keer als we op een nieuwe plek werken,
zien we dat elk element dat nodig is om een bos te maken,
vlak naast ons beschikbaar is.
We hoeven ze alleen nog maar samen te voegen
en het over te laten aan de natuur.
Om een bos te maken, beginnen we met aarde.
We pakken het op, voelen het en proeven het zelfs
om uit te vinden wat er nog aan ontbreekt.
Als de aarde bestaat uit kleine deeltjes, wordt het compact --
zo compact dat er geen water meer in kan.
We mengen plaatselijke biomassa die ter plekke voorhanden is,
wat helpt om de aarde poreuzer te maken.
Zo kan er water in sijpelen.
Als de aarde niet het vermogen heeft om water vast te houden,
doen we er meer biomassa bij --
water-absorberend materiaal zoals turf of rijstzaad,
waarmee de aarde water kan vasthouden en vochtig blijft.
Om te groeien moeten planten water, zonlicht en voeding krijgen.
En als er in de aarde geen voeding zit?
We stoppen niet zomaar voeding in de grond.
Dat is de industriële manier,
die tegen de natuur ingaat.
In plaats daarvan stoppen we er micro-organismen in.
Die produceren de voedingsstoffen op natuurlijke wijze in de grond.
Zij eten de biomassa die we door de grond mengden.
Ze hoeven alleen maar te eten en zich voort te planten.
Als hun aantal stijgt,
gaat de aarde weer ademen.
Het wordt levend.
We bestuderen de plaatselijke inheemse boomsoorten.
Hoe bepalen we wat inheems is?
Wat er al was voordat de mens er kwam, is inheems.
Dat is een eenvoudige regel.
We onderzoeken een nationaal park
om de laatste resten van natuurlijke bossen te vinden.
We onderzoeken de heilige bosjes,
of heilige bossen rond oude tempels.
Als we helemaal niets vinden,
gaan we naar musea
om de zaden uit bossen te bekijken die er vroeger waren.
We onderzoeken oude schilderijen, gedichten en literatuur van die plek,
om de boomsoorten te vinden die daar hoorden.
Als we de boomsoorten weten, verdelen we die in vier lagen:
de struiklaag, kleine-bomenlaag, bomenlaag en boomtoppenlaag.
We herstellen de verhouding in elke laag,
en dan bepalen we het aandeel van elke boom in het totaal.
Als we een fruitbos maken,
verhogen we het aandeel fruitbomen.
Het kan ook een bloeiend bos zijn,
of een bos dat veel vogels of bijen aantrekt,
of het kan gewoon een inheems, wild, groenblijvend bos zijn.
We verzamelen de zaden en kweken er boompjes van.
We zorgen ervoor dat bomen van dezelfde laag
niet naast elkaar komen te staan,
zodat ze niet gaan vechten voor dezelfde verticale ruimte .
We poten de boomjes dichtbij elkaar.
Op de grond doen we een dikke laag mulch,
zodat de grond vochtig blijft als het heet is.
Als het koud is,
komt de vorst alleen in de mulch,
zodat de grond ook nog kan ademen als het daarboven vriest.
Deze grond is erg zacht --
zo zacht dat de wortels er makkelijk in kunnen doordringen,
snel.
Eerst lijkt het of het bos nog niet groeit,
maar het groeit onder de oppervlakte.
In de eerste drie maanden
komen de wortels tot een meter diep.
Die wortels vormen een netwerk
dat de grond goed vasthoudt.
Door dit hele netwerk van wortels leven microben en zwammen.
Als er geen voedsel rond de boom is,
halen deze microben dat naar de boom toe.
Als het regent,
verschijnen als bij toverslag overal paddenstoelen.
Dat betekent dat de grond een gezond zwammennetwerk heeft.
Als die wortels er eenmaal zijn,
kan het bos erop gaan groeien.
Als het bos groeit, blijven we water geven --
de volgende twee tot drie jaar geven we water aan het bos.
We willen al het water en voeding alleen aan onze bomen geven.
Daarom halen we onkruid weg.
Als dit bos groeit, houdt het zonlicht tegen.
Uiteindelijk wordt het bos zo dicht
dat zonlicht niet meer op de grond komt.
Onkruid groeit niet meer, want dat heeft zonlicht nodig.
In die fase
verdampt het water dat in het bos valt
niet meer terug naar de atmosfeer.
Dit dichte bos condenseert de vochtige lucht
en behoudt het vocht.
We geven steeds wat minder water en stoppen er uiteindelijk mee.
Zelfs zonder water geven
blijft de bodem vochtig en soms zelfs donker.
Als een enkel blad op deze bosgrond valt,
wordt het gelijk verteerd.
Deze verteerde biomassa wordt humus,
dat voedsel is voor het bos.
Terwijl het bos groeit,
vallen er meer bladeren --
en wordt er dus meer humus gemaakt,
en komt er dus meer voedsel en kan het bos groeien.
Dit bos blijft exponentieel groeien.
Eenmaal gevestigd,
regenereren deze bossen zichzelf keer op keer --
waarschijnlijk eeuwig.
In een natuurlijk bos als dit,
is niets doen het beste.
Het is een jungle-feestje.
(Gelach)
Dit bos groeit als een collectief.
Als dezelfde bomen -- dezelfde soorten --
individueel zouden zijn geplant,
zouden ze niet zo snel groeien.
Zo maken we een honderd jaar oud bos
binnen slechts 10 jaar.
Dank je wel!
(Applaus)