Tip:
Highlight text to annotate it
X
Hi. Het is meneer Andersen en vandaag ga ik je een beginner's guide geven voor
kruisingsschema's. Er zijn een paar fouten die leerlingen vaak maken bij het maken van
kruisingsschema's, dus ik hoop die te verduidelijken. Allereerst moeten we praten over
de naamgever. Dit is Reginald Punnett. Hij wilde niet echt werken met kruisingsschema's maar
hij deed nogal wat werk met genetica. Hij werkte met mimicry in de vlinders.
En zijn naam is nu waarschijnlijk net zo veel geassocieerd met genetica als die van Mendel. En dit
door het gebruik van kruisingsschema's. Een kruisingsschema wordt vaak gebruikt als
een snelle manier om de genetica problemen op te lossen zonder echt te begrijpen wat er gaande is met
de genetica. En dus wil ik die route uitleggen. En als je je één ding kan herinneren
van deze hele video podcast, dan is het dit hier. De twee kanten van een kruisings-
schema vertegenwoordigen de alternatieven na de meiose. Met andere woorden, je hebt een heleboel genen
en de helft van die genen geef je aan een zaadcel of een eicel. En dat gebeurt door middel van meiose.
En de organisatie van deze gameten, in dit geval is het gewoon een monohybride kruising,
gaat aan beide kanten van dit zijn. Net als een worp van een muntstuk. Dit gebeurt in één
ouder. En dan is dit de andere ouder aan de andere kant. En dus wat betekenen de vierkanten
in een kruisingsschema? Ze staan voor alle alternatieven die zouden kunnen
gebeuren als we paring zouden hebben tussen elk van deze verschillende gameten. En dus laten we aan wat
voorbeelden gaan werken en hopelijk zal dat helpen. Dus we gaan beginnen met een monohybride kruising.
Een monohybride kruising is een kruising waarbij we naar één eigenschap kijken. En laten we er een doen
die heel eenvoudig is. En dus laten we gaan kruisen paarse bloemen die
homozygoot paars zij met bloemen die homozygoot wit zijn. Met andere woorden dit is de
dominante eigenschap. Dit is de recessieve eigenschap. En dus als je naar de ouders kijkt wat je
in de eerste plaats wilt doen om is erachter komen wat de mogelijke gameten zijn die kunnen worden geproduceerd
bij de meiose. Met andere woorden, deze geeft ofwel een grote P of het kan een grote
P geven. Wat betekent dat? Het kan alleen maar één ding geven. Het kan alleen maar een grote P geven, dus het dominante
allel. En dus als je een vraag als deze krijgt hebt je niet eens een groot kruisingsschema nodig.
Een van de ouders kan alleen maar een grote P bijdragen. Dus laten we naar de andere ouder kijken. De andere ouder
kan ofwel een kleine p, en ik probeer ze echt klein te maken, of een kleine p geven. Omdat p's
er hetzelfde uitzien. En de andere ouder kan alleen maar een kleine p geven. En dus kunnen we
dat aan de andere kant zetten. En dus, wat zijn de kansen die we kunnen hebben
dat bevruchting zo gaat? Nou dit gaat automatisch een grote P geven. De andere geeft
een kleine p. En dus is dit de enige mogelijke uitkomst die we kunnen krijgen
bij een kruising tussen een een homozygoot dominante en een homozygoot recessieve. En dus heb je niet echt
een groot kruisingsschema nodig. Je kunt het wel doen. Je zou het kunnen invullen, een grote P hier,
een kleine p hier. Maar als je dat doet, zul je hetzelfde krijgen in alle
vakjes. En zo is het nog steeds een verhouding van 1 op 1. Met andere woorden 100% van de tijd ga je
dat krijgen. Oke. Dus laten we er een gaan doen die een beetje ingewikkelder is. Laten we zeggen, we hebben
een heterozygote kruising. En dit is dus ook voor paarse bloemen ook. Als je naar deze kijkt,
is het probleem is een beetje veranderd. Dit kan een grote P geven. Maar het geeft ook
een kleine geven. En we moeten dus beide mogelijke gameten van de meiose laten zien.
En dus zou de grote P zijn. En dit is de kleine p hier. Dus de helft van
de tijd gaat het de grote P geven. De helft van de tijd gaat het de kleine p geven.
Maar als je naar de andere ouder kijkt, hetzelfde, het gaat de grote P geven, de helft van
de tijd. En het gaat de kleine p ook de helft van de tijd geven. Dus we gaan
dat hier invullen. Nu gaan we gewoon de vakken vullen. En dus dit is een grote P met een
grote P. Want ik neem deze hier en deze daar. Dit gaat hier heen
en geeft ons een grote P en een kleine p. Volgens afspraak schrijven we eerst het dominante allel.
Zodat men één mogelijkheid hier krijgt. Hier komt ook een grote P en kleine p. We krijgen
de grote P hier en de kleine p hier. En als laatste krijgen we kleine p hier
en kleine p hier. Omdat beide ouders een kleine p leveren. En dus, wat
wat krijgen we bij deze kruising? We krijgen we een 1 staat tot 2, omdat deze exact hetzelfde zijn, tot 1 genotypische
verhouding. Omdat het genotype de letter is. Dus er is er één die zo is. Er zijn
er twee die er zo uitzien. En er is er één die er zo uitziet. Dus dat gaat worden een
1 : 2 : 1 genotypische verhouding. Hoe zit het fenotypisch? Dit gaat een paarse bloem zijn.
En deze andere twee ook. En dus als we kijken naar de fenotypische verhouding, de fenotypische
verhouding gaat een 3 op 1 verhouding zijn. We gaan drie paarse hebben voor iedere witte
die we hebben. Oke. Laten we een andere proberen. Laten we kijken naar een met onvolledige dominantie.
Dus onvolledige dominantie, een Leeuwenbekje is daar een voorbeeld van. Een Leeuwenbekje heeft twee
genen. Als het een rood gen en een wit gen heeft (let op: ANDERE SCHRIJFWIJZE in NL!!), dan gaat het een roze bloem zijn. En dus deze ene
heeft twee allelen die kan bijdragen en hetzelfde aan de andere kant. En dus
schrijven we dit gewoon op. Dus dit is de ouder. Die heeft 50% kans op het geven van zijn
rode, 50% kans op zijn witte. En dit is hetzelfde aan deze kant hier. Dus,
als we ons kruisingsschema invullen, zo, wat krijgen we dan voor alle verschillende
mogelijkheden? We hebben nu een 1 op 2 op 1 genotypische verhouding. Maar we hebben ook een 1 op 2 op 1 fenotypische
verhouding. Dus als je een vraag doet waar het incomplete dominantie betreft, gebruik je een kruisingsschema
op dezelfde manier. Co-dominantie gaat op dezelfde manier. Het verschil is dat bij onvolledige
dominantie de heterozygoten, of de hybriden, zullen er als ergens tussen de twee uitzien.
Als het co-dominantie is, gaan ze beide genen tot expressie brengen. Beide
eiwitten worden gemaakt. Laten we nu een eigenschap proberen die op een geslachtsgebonden chromosoom of een X-gebonden chromosoom ligt.
En dus bij deze hebben we een ouder, dus dit is een moeder, want ze heeft XX chromosomen.
En ze is een drager van bijvoorbeeld kleurenblindheid, het gen hiervoor. En dit is een vader die normaal is.
En dus ga ik dat hier zetten. XY omdat de helft van de tijd gaat hij
de X geven. En de helft van de tijd dat gaat hij de Y gevenn. geven Als we moeder hier zetten, ik ga
de drager daar zetten, ze is niet kleurenblind want ze heeft één defect, kleurenblindheid
gen. Maar ze heeft een ander gen dat goed werkt op haar andere X-chromosoom. Dus als dat invul
in deze ene hier, gaat het worden XcX. Dit is dus een vrouwtje, omdat het twee X-chromosomen heeft.
Maar ze gaat een drager van dat gen zijn. Als we hier kijken, dit zou gewoon
een normale vrouw zijn. Als we hier kijken, neem ik de X van hier en de Y van
hier, dus dat is XY. Dus dat is een normale man. En dan, als we kijken naar deze
hier, is dit een man die kleurenblind is. De reden dat hij kleurenblind is
is dat hij geen X-chromosoom of een ander gen heeft als een back-up kopie voor die. Dus dat zijn
monohybride kruisingenn. En meestal doen leerlingen die goed. De volgende zijn dihybride kruisingen.
En dit is waar vaker fouten worden gemaakt. En dus, als we naar deze ouder kijken. Dit is een typische
dihybride kruising. Laat me je vertellen waar de letters voor staan. De R staat voor ronde erwtenzaden.
En de Y staat voor gele zaden. Als het de recessieve is, die staat voor gerimpeld en
als een kleine y staat voor groen. En dus zijn we op zoek naar een dihybride, en dat
betekent twee eigenschappen. We kijken naar de vorm van het zaad, rond of gekreukt. En naar de kleur, geel
of groen. Dus nu moeten we een dihybride kruising gaandoen. En dan gebeurt het vaak, als we kijken naar deze
ouder, is te zien dat er vier letters hier zijn. Er zijn vier vakjes
hier en dan moet je ze gewoon uitschrijven. Grote R, kleine r, grote Y, kleine y. En dan
krijg je een raar antwoord en je weet je niet wat je moet doen. Oke? Dat is verkeerd. Dat is
een vergissing. Oke? Wanneer je aan het uitzoeken bent wat de geslachtscellen zijn, vergeet dan niet dat je er
elk een van elke letter moet geven. Met andere woorden, elk van de gameten zal één van elk
van de allelen krijgen. En dus laat me deze rotzooi even opruimen. Dus wat doen we? Laten we zeggen
deze ouder hier, en ik ga het hier schrijven zodat het een beetje duidelijker is.
Grote R, kleine r, grote Y, kleine y. Welke mogelijkheden kunnen ze maken? Ze geven er één van
elke letter, onthoud dit. Ze kunnen de grote R en de grote Y geven. Dus grote R, grote Y. Dat is
een mogelijkheid. Ze kunnen ook de grote R en de kleine y geven. Dus
grote R, kleine y. Ze kunnen ook de kleine r en de grote Y, geven of de kleine r en de kleine
y. Omdat ze er één geven van elke kleur, er zijn er maar vier, excuus één van elke letter
zijn er maar vier mogelijkheden die ze kunnen doorgeven. Dus het gaat om een soort van een rommeltje
maar dat zijn de vier hier. En dus gaan die vier aan de bovenkant.
We hebben dus grote R grote Y, grote R kleine y, kleine r grote Y, kleine r kleine y. Dus dat
zijn de vier gameten die je kan maken. Met andere woorden: met deze ouder bent kun je alleen
deze vier combinaties krijgen van elk van de twee letters. Hetzelfde aan deze kant. En dus gaat
hetzelfde opgeschreven worden deze kant zijn omdat deze andere ouder precies hetzelfde is.
Oke. Dus het zou me een lange tijd kosten om die allemaal uit te schrijven, dus laat me
die hierin zetten. Dus deze zijn de ouders. Alle mogelijke gameten die je kan
krijgen. En als ik die invul, deze eerste negen, als je daar naar kijkt, laat me een kleur nemen die
verschillend is. Laat ik geel nemen. En dus deze hier gaat rond zijn
en het gaat geel zijn. Dus deze gaat rond en geel zijn. En deze kun je
zien gaat rond en geel zijn. En rond en geel. En rond en geel. Rond en
geel. En rond en geel. En rond en geel. En rond en geel. En rond en
geel. Met andere woorden negen zullen er rond en geel zijn in vorm en kleur. En de enige
reden hiervoor is dat de R dominant is. En dus kun je het hebben op deze manier waar ze
hybride zijn voor beide eigenschappen zowel en ze nog steeds rond en geel gaan zijn. En dus laat ik
de volgende toevoegen. Dus hoe zit het met deze volgende? Nou, de volgende zullen rond
en groen zijn. Dus laat me een andere kleur nemen. Dus deze zullen rond en groen zijn.
Omdat rond dominant is. Maar ze hebben niet de dominante voor kleur. Dus ze zijn
niet geel. Laat me dat wegdoen. Dus de volgende zijn deze, die zullen
gerimpeld en geel worden. Dus nogmaals, ik heb een andere pen nodig. Dus deze gaan
gerimpeld en geel zijn. En dan, als we kijken naar de laatste, gaat het allemaal
de recessieve allelen hebben. En dat gaat worden, het krijgt groen, het gaat
groen zijn en gerimpeld. Oke. En dus, als we zeggen dat er een 9 op 3 op 3 op 1 verhouding is,
dan is een typische dihybride kruising. We gaan 9 van de fenotypes hebben die
rond en geel zijn. Drie van de fenotypes zijn rond en groen. Drie van de fenotypes
zijn geel en gerimpeld. En dan is er slechts één die dat niet is. En dat gaat alleen
werken als je in staat bent je gameten goed aan beide kanten op te schrijven. Nu is het super moeilijk
voor je om een vraag als deze op een toets te beantwoorden. Je zal zelden zelf
een dihybride kruising te maken. Maar het is belangrijk dat je het concept begrijpt. Omdat
het grootste deel van de genen (let op: FOUTJE! -> eigenschappen!) in je lichaam worden niet veroorzaakt door één gen, ze worden ze veroorzaakt door meerdere
genen. Dus hoe groot je bent wordt door waarschijnlijk een dozijn verschillende genen in je lichaam bepaald.
Dus je kunt je voorstellen hoe groot het kruisingsschema daar voor gaat zijn. Een voorbeeld dat ik je zal
geven is deze. Dus laten we zeggen dat we een van de ouders hier hebben. En de ouder
is grote R kleine r, grote Y kleine y, kleine r kleine r kleine y kleine y. De vraag die ik
gaat stellen is hoe groot zou je kruisingsschema moeten zijn? En dus zul je moeten
ontdekken wat zijn alle mogelijke gameten die je zou kunnen krijgen van deze beide en
dan, dan moet je het uitschrijven. Ontdek alle mogelijkheden die je kunt krijgen. Als je denkt
dat het een 4 bij 4 kruisingsschema gaat zijn doe je teveel werk. En dus dat zijn kruisingen-
schema's en ik hoop dat het behulpzaam is.