Tip:
Highlight text to annotate it
X
Vertaald door: Toon Spin Nagekeken door: Lien Moris
Het is nu 2009.
De tweehonderdste verjaardag van Darwin.
En over de hele wereld willen prominente evolutionisten
dit maar al te graag vieren.
Ze zijn van plan ons meer te vertellen
over bijna elk gebied
van Darwin en zijn leven,
en hoe hij ons denken heeft veranderd.
Ik zeg "bijna" elk gebied,
want er is een aspect van zijn verhaal
waar ze geen licht over geschenen hebben.
En ze lijken vooral eromheen te willen draaien en eraan voorbij te gaan
en ergens anders over te willen praten.
Dus ga ik er over praten.
Het gaat om de vraag waarom we zoveel van de chimpansee verschillen.
De genetici blijven ons maar vertellen
hoe ontzettend nauw verwant we zijn, nauwelijks een gen verschil,
heel, heel nauw verwant.
Maar als je naar de uiterlijke kenmerken kijkt,
hier is een chimpansee, daar een mens,
zijn ze verbijsterend verschillend,
geen enkele gelijkenis.
Ik heb het niet over zweverige toestanden,
over cultuur of psychologie, of gedrag.
Ik heb het over de basis, de essentiële,
meetbare lichamelijke verschillen.
Hij, die daar,
is harig en loopt op vier poten.
Deze is een naakte tweevoeter. Waarom?
Ik bedoel -
(gelach)
Als goeie Darwinist, moet ik veronderstellen
dat daar een reden voor is.
Als we zoveel veranderd zijn, moet er iets gebeurd zijn.
Wat is er gebeurd?
Nu 50 jaar geleden was dat een lachwekkend simpele vraag.
Iedereen wist het antwoord.
Ze wisten wat er gebeurd was.
De voorouder van de mensapen bleef in de bomen.
Onze voorouders gingen de vlakte op.
Dat verklaarde alles.
We moesten op onze benen gaan staan om over het lange gras te kijken,
of om achter dieren aan te rennen,
of om onze handen vrij te maken voor wapens.
En daar kregen we het zo warm van
dat we onze bontjas moesten uittrekken en weggooien.
Iedereen wist dat, generaties lang.
Maar in de jaren '90 begon er zich iets te ontrafelen.
De paleontologen zelf keken eens wat aandachtiger
naar de microfauna
uit dezelfde tijd en omgeving als de mensachtigen.
En dat waren geen savannesoorten.
En toen keken ze naar de planteneters, ook geen savannesoorten.
En toen werden ze zo slim dat ze een analyse konden doen van
fossiel stuifmeel.
Wat een schok.
Het fossiele stuifmeel kwam niet van savanneplanten.
Een gedeelte kwam zelfs van lianen af,
van die dingen die midden in het oerwoud bungelen.
Dus zitten we met een situatie
waarin we weten dat onze vroegste voorouders
zich op [twee benen] tussen de bomen bewogen,
voordat het ecosysteem van de savanne überhaupt bestond.
Dit heb ik niet zelf bedacht.
Het is geen minderheidstheorie.
Iedereen is het ermee eens.
Professor Tobias kwam vanuit Zuid-Afrika
en gaf een lezing aan de University College in Londen.
Hij zei: Alles dat ik u de afgelopen 20 jaar heb staan vertellen,
kunt u vergeten. Het klopt niet.
We moeten terug naar het beginpunt en opnieuw beginnen.
Daar werd hij zeer onpopulair van. Ze wilden niet terug naar het beginpunt.
Ik bedoel, het is een vreselijke gebeurtenis.
Je hebt een prachtig paradigma,
en gelooft het al generaties lang.
Niemand twijfelt eraan.
Je hebt er elegante constructies bovenop gebouwd,
omdat je ervan uit gaat dat het rotsvast is.
En nu wordt het onder je voeten weggevaagd.
Wat doe je dan? Wat doet een wetenschapper in zo'n geval?
We weten nu het antwoord, want
Thomas S. Kuhn schreef
een grondslagleggend werk
hierover in 1962.
Hij zei: Wat wetenschappers doen
als een paradigma faalt,
is, u raadt het al, doorgaan alsof er niets gebeurd is.
(gelach)
Als ze geen paradigma hebben kunnen ze de vraag niet stellen.
Dus zeggen ze, "Het klopt niet,
maar stel dat het wel zou kloppen..."
(gelach)
De enige andere mogelijkheid voor ze
is om de vragen niet meer te stellen.
Dus dat hebben ze nu gedaan.
Daarom hoort u ze er niet meer over. Het is de vraag van gisteren.
Sommigen hebben het zelfs tot beginsel verheven.
Het is wat we zouden moeten doen.
Aaron Filler van Harvard zei:
"Moeten we onderhand niet eens ophouden over selectiedruk?
Ik bedoel, waarom praten we niet over chromosomen hier, en genen daar,
en leggen we gewoon vast wat we zien."
Charles Darwin draait zich om in zijn graf!
Hij wist alles van die wetenschap.
Hij noemde het hypothesevrije wetenschap.
En hij verachtte het vanuit de grond van zijn hart.
En als je nou zegt:
"Ik ga het niet meer over selectiedruk hebben,"
kun je "Het ontstaan der soorten" net zo goed het raam uit gooien.
Want dat gaat over niets anders dan over selectiedruk.
En het ironische hiervan is
dat dit een geval van paradigma-instorting is,
waarbij we niet op het volgende paradigma hoefden te wachten.
Er stond er al één klaar.
Het stond al klaar sinds 1960,
toen Alister Hardy, een marien bioloog,
zei: "Wat ik denk dat gebeurd is,
is dat misschien onze voorouders
wat meer in het water leefden
zo af en toe."
Hij hield het 30 jaar lang stil.
Maar toen kreeg de pers er lucht van, en brak de hel los.
Al zijn collega's zeiden: "Dit is schandalig.
U heeft ons blootgesteld aan publieke hoon!
Dat moet u nooit meer doen."
En op dat moment werd het een ijzeren wet:
de wateraaptheorie moet gedumpt worden
bij de UFO's en de yeti's,
onder gestoorde randwetenschap.
Nou, dat vind ik niet.
Ik vind dat Hardy veel goede punten had.
Ik wil het graag hebben over een handjevol
dingen die geduid worden als
bij uitstek typisch menselijk,
de dingen die ons onderscheiden van alle andere,
en al onze verwanten.
Laten we onze naakte huid eens bekijken.
Het spreekt voor zich dat de meeste dieren die we bedenken
die hun haar verloren hebben, zoogdieren zonder vacht,
in het water leven, zoals de zeekoe, de walrus,
de dolfijn, het nijlpaard, de lamantijn,
en een paar modderpoelbewoners zoals de babiroessa.
En het is verleidelijk om te denken: welnu,
misschien zijn we daarom wel naakt?
Ik stelde het voor, en mensen zeiden: "Nee, nee.
Kijk maar naar de olifant.
U bent de olifant zeker helemaal vergeten."
Dus in 1982 zei ik:
"Misschien had de olifant wel een voorouder in het water."
Het gonsde van het gelach.
"Dat gestoorde mens, ze zit er weer eens naast. Ze zegt ook alles."
Maar tegenwoordig is iedereen het erover eens dat de olifant uit het water komt.
Dat is nu uitgebreid zodat nu al die naakte dikhuiden
voorouders in het water hebben.
De laatste uitzondering was de neushoorn.
Vorige jaar in Florida vond men uitgestorven voorouders van de neushoorn,
en men zei: "Lijkt meestal in het water geleefd te hebben."
Dus dit is een nauw verband tussen naaktheid en water.
Als absoluut verband werkt het maar één kant op.
Je kunt niet zeggen dat alle waterdieren naakt zijn -
kijk maar naar de zeeotter.
Maar je kunt wel zeggen
dat elk dier dat naakt geworden is
door water gevormd is, tijdens zijn eigen levensduur
of de levensduur van zijn voorouders. Dat vind ik veelzeggend.
De enige uitzondering is de naakte Somalische molrat,
die nooit zijn neus boven de grond uitsteekt.
En neem bipedie.
Hier kun je geen enkel dier vinden om mee te vergelijken.
Want wij zijn het enige dier dat rechtop loopt op twee benen.
Maar wat je wel kan zeggen, is dat alle apen
op twee benen kunnen lopen,
als ze dat willen, voor een korte tijd.
Er is maar één omstandigheid waarin ze,
altijd, allemaal, op twee benen lopen,
en dat is als ze door het water waden.
Vindt u dat significant?
David Attenborough vindt het significant.
Als mogelijk begin van onze bipedie.
Kijk naar de vetlaag.
Onder onze huid hebben we een laag vet, overal.
Je vindt niets vergelijkbaars terug bij eender welke andere primaat.
Waarom zou die er moeten zitten?
Nou, ze weten wel dat als je naar andere waterzoogdieren kijkt,
het vet dat in de meeste landzoogdieren
binnenin het lichaam afgezet is,
rond de nieren en de darmen enzovoorts,
naar de buitenkant is gaan verhuizen,
en zich uitgespreid heeft in een onderhuidse laag.
Bij de walvis is die volledig.
Helemaal geen vet binnenin, allemaal blubber aan de buitenkant.
We kunnen niet aan het vermoeden ontkomen
dat het bij ons ook is begonnen.
We hebben huid die met deze laag gevoerd is.
Dat is de enige mogelijke verklaring voor waarom mensen,
als ze heel veel pech hebben,
ernstig zwaarlijvig kunnen worden,
zo erg dat het totaal onmogelijk zou zijn voor andere primaten, fysiek onmogelijk.
Dat is iets heel raars, nooit verklaard.
De vraag waarom we kunnen praten.
We kunnen praten.
En de gorilla kan dat niet. Waarom niet?
Dat heeft niets te maken met zijn tanden of tong of longen of zoiets.
Het komt door de bewust geregelde ademhaling.
Je kunt een gorilla niet eens leren om op commando "Ah" te zeggen.
De enige dieren die bewust hun ademhaling regelen
zijn dieren en vogels die duiken.
Het was een absolute voorwaarde om te kunnen praten.
En dan is er nog het feit dat we gestroomlijnd zijn.
Beeldt u zich eens een menselijke duiker in,
die duikt het water in en er spat bijna niets op.
Beeldt u zich eens een gorilla in
die dezelfde manoeuvre uithaalt.
En dan ziet u dat, vergeleken met gorilla's,
we halverwege zijn om in de vorm van een vis te veranderen.
Ik probeer te suggereren dat, voor meer dan 40 jaar,
dit wateridee verkeerdelijk geplaatst is onder gestoorde randwetenschap,
en het is geen randwetenschap.
En het ironische eraan is
dat ze de watertheorie niet afhouden
om hun eigen theorie te beschermen,
waar ze het allemaal mee eens zijn, en waar ze van houden.
Er is daar niets.
Ze houden de watertheorie af
om een vacuüm te beschermen.
(gelach)
(applaus)
Hoe reageren ze als ik deze dingen zeg?
Een reactie die ik al meer dan 20 keer heb gehoord is:
"Maar het is al onderzocht.
Ze hebben hier in het begin een serieus onderzoek naar ingesteld,
toen Hardy met zijn artikel kwam."
Dat geloof ik niet.
Al 35 jaar zoek ik naar aanwijzingen die duiden op
wat voor soortgelijke gebeurtenis dan ook,
en mijn conclusie is dat het een verzonnen fabeltje is.
Het is nog nooit gedaan.
Ik vraag het mensen soms, en ze zeggen dan:
"Ik vind het een leuke theorie!
Iedereen vindt de watertheorie leuk.
Natuurlijk geloven ze het niet, maar het is wel leuk."
Dan zeg ik, "Waarom vindt u het dan onzin?"
Ze zeggen dan "Nou...
iedereen die ik spreek zegt dat het onzin is.
En die kunnen het toch zeker niet allemaal mis hebben?"
Het antwoord daarop, luid en duidelijk is, "Jawel! Dat kunnen ze wel."
De geschiedenis is bezaaid met zaken waarbij we het allemaal mis hadden.
(applaus)
En als je zo'n wetenschappelijk probleem hebt,
kun je het niet oplossen door handen te tellen,
en dan te zeggen: "Meer handen zeggen ja dan nee."
(gelach)
Afgezien daarvan tellen sommige handen meer dan andere.
Sommigen zijn overgelopen.
Je had professor Tobias, die is overgelopen.
Daniel Dennett, die is overgelopen.
Sir David Attenborough is overgelopen.
Zijn er nog meer? Kom erbij.
Het water is heerlijk.
(applaus)
En nu moeten we naar de toekomst kijken.
Uiteindelijk kunnen er drie dingen gebeuren.
Of ze gaan zo nog 40 jaar, 50 jaar, 60 jaar door.
"Ja, nou daar hebben we het niet over. Laten we iets interessants bespreken."
Dat zou heel jammer zijn.
Het tweede dat zou kunnen gebeuren
is dat er een jong genie opkomt,
dat zegt: "Ik heb het.
Het was niet de savanne, het was niet het water, maar dit!"
Ook dat lijkt niet te gaan gebeuren.
Ik denk niet dat er een derde optie is.
Dus het derde dat kan gebeuren is
iets heel moois.
Als je terugkijkt naar de vroege jaren van de vorige eeuw,
was er een patstelling, een hoop gekibbel en scheve blikken
tussen de aanhangers van Mendel,
en de aanhangers van Darwin.
Dat eindigde met een nieuwe synthese.
Darwins ideeën en Mendels ideeën
vloeiden samen.
En ik denk dat hetzellfde nu gaat gebeuren.
Je krijgt een nieuwe synthese.
Hardy's ideeën en Darwins ideeën
zullen samenvloeien.
En van daaruit kunnen we vooruitgaan,
en echt ergens uitkomen.
Dat zou heel mooi zijn.
Het zou voor mij erg fijn zijn als dat binnenkort was.
(gelach)
Want ik ben nu ouder dan George Burns was toen hij zei:
"Op mijn leeftijd koop ik al geen groene bananen meer."
(gelach)
Dus als het gaat komen en als het gaat gebeuren,
wat houdt het dan op?
Dat kan ik u in drie woorden vertellen.
Academici zeggen nee.
In 1960 besloten ze:
"Dat hoort thuis bij de UFO's en de yeti's."
En ze bedenken zich niet gemakkelijk.
De vakbladen
blijven er mijlenver uit de buurt.
De studieboeken vermelden het niet.
De boeken vermelden niet eens het feit dat we naakt zijn,
laat staan een reden ervoor.
"Horizon," dat zich naar de academici schikt,
blijft er mijlenver vandaan.
Dus horen we nooit iemand erover,
behalve in grapjes
over gestoorde randwetenschappers.
Waar dat dictaat precies vandaan komt weet ik niet.
Iemand daarboven
legt het gebod op:
"Gij zult niet in de watertheorie geloven."
En als u van plan was in dit vakgebied vooruitgang te boeken,
en er wel in gelooft, kunt u dat beter voor zich houden.
Want het zal u in de weg zitten.
Dus krijg ik de indruk dat sommige delen
van het wetenschappelijke establishment
in een soort priesterdom veranderen.
Maar weet u: dat geeft me een goed gevoel.
Want Richard Dawkins heeft ons verteld
hoe we met een priesterdom moeten omgaan.
(gelach)
Hij zegt: ten eerste moet je weigeren om het
alle overdreven ontzag en verering te geven
dat het gewend is te ontvangen."
Daar ga ik wel in mee.
En ten tweede, zegt hij,
"Wees nooit *** voor de knuppel in het hoenderhok."
Daar ga ik ook wel in mee.
Hartelijk dank.
(applaus)