Tip:
Highlight text to annotate it
X
Ik ben Marius, ik ben 16 en ik kom uit Roemenië.
Ik ben hier sinds m'n vijftiende.
Sinds ik in Italië ben, heb ik 'n hanenkam. Veel mensen vinden het mooi.
Anderen zeggen dat ik een banaan draag en op een haantje lijk.
Dan heb ik het over Annamaria, m'n lerares.
Ze zit me elke dag uit te lachen en noemt me haantje.
Ik had nooit leren lezen of schrijven.
Als ik naar het station ging, kon ik niets lezen of schrijven.
Het duurde acht maanden voor ik kon lezen en schrijven.
Ik leerde het stukje bij beetje. Ik wist niet eens wat een bibliotheek was.
Toen ik hier voor het eerst kwam, schaamde ik me.
Dat valt met geen pen te beschrijven.
Als er iemand naar me keek, dacht ik bij mezelf: Wat is er mis met me?
Zijn m'n schoenen of kleren vies? Ben ik slecht gekleed?
Waarom kijken ze zo naar me?
Ik zei tegen een vrouw: Ik wil graag deze film zien.
Ze zei: Natuurlijk, ga je gang.
Ik was *** dat ze iets naars zou zeggen, maar ze was aardig.
Ze zei: Dat mag, geef me je bibliotheekpasje maar.
Dan kun je de afstandsbediening pakken en de film kijken.
Ik weet niet waarom ik al die uitzettingen moest meemaken.
Al die dingen. Ik weet het niet.
Na m'n eerste dag op school...
kwam ik terug in het kamp.
M'n oma was zo blij dat ze moest huilen.
Ik vroeg: Waarom huil je?
Omdat je als kind niet naar school kon, en nu wel, zei ze.
De volgende ochtend maakte de politie me wakker:
Hé, wakker worden.
Ik zei: Wie is daar? Politie. Jullie worden eruit gezet.
Iedereen pakte snel z'n spullen.
Je moest je kleren meenemen, want het was 's nachts erg koud.
In tien minuten was dat grote kamp vol politie, in alle barakken.
De bulldozers haalden alle barakken neer.
Belangrijke spullen die er nog lagen, mocht je niet halen. Ik ben alles kwijt.
Ik had alleen de schoenen die ik toen aan had.
Ik heb alles wat ik had achtergelaten. Alles.
Al m'n speelgoed. Ballen, kaarten, al die dingen.
Knuffels. Alles is daar blijven liggen.
Sinds ik een jaar terug naar Italië kwam, ben ik acht keer uit m'n huis gezet.
Elke keer als ik uit 'n kamp werd gezet, was ik erg verdrietig.
Ik beschouwde het niet als een kamp, maar als m'n huis.
Het was de plek waarvan ik hield, waar ik 's avonds naar terugkeerde...
naar de warmte van het huis, van de barak en die dingen.
Het is mijn droom om door te gaan, te werken...
en een heel brave jongen te zijn.
Ik wil graag dat m'n zusje naar school gaat...
zodat ze niet eindigt zoals ik.
Als ik deze leraren niet had ontmoet, zou ik niets weten.
De bibliotheek is m'n lievelingsplek omdat hier nooit iemand heeft gezegd:
Marius, je mag hier niet zijn, kom hier nooit meer terug.
Hier hebben ze me gezegd dat ik me niet moest schamen.
Dat ik niet onbeleefd, slecht gekleed of vies ben.
Zelfs toen ik uit huis gezet was en nergens naartoe kon...
kwam ik hier om films te kijken, te lezen en schrijven en weer te gaan.
Het is de beste plek die ik ooit gekend heb.
Marius leert dankzij vrijwilligers die hem dagelijks om de beurt les geven.
Hoewel hij acht huisuitzettingen heeft meegemaakt...
heeft hij in acht maanden Italiaans, lezen en schrijven geleerd.