Tip:
Highlight text to annotate it
X
Vertaald door: Rik Delaet Nagekeken door: Els De Keyser
Als student van tegenspoed
viel het mij door de jaren heen op
hoe sommige mensen
uit grote tegenslagen kracht leken te putten.
Vaak hoorde ik de populaire wijsheid
dat dat te maken had met zin vinden.
Lang dacht ik dat die zin bestond,
dat ergens de grote waarheid voor het grijpen lag.
Maar na verloop van tijd kwam ik tot het besef
dat de waarheid irrelevant is.
Wij noemen het zin vinden,
maar we kunnen het misschien beter ‘zin smeden’ noemen.
Mijn laatste boek ging over
hoe families omgingen met diverse soorten tegenslagen
of niet-alledaagse nakomelingen.
Een van de moeders die ik interviewde,
had twee kinderen met een meervoudige ernstige handicap.
Ze zei: ”Mensen komen altijd aandragen
met uitspraken als:
'God geeft je niet meer te dragen dan je aankan,'
maar kinderen als de onze
zijn niet als geschenk bedoeld.
Ze zijn een geschenk, omdat wij er hebben voor gekozen.”
Wij maken heel ons leven lang van die keuzes.
Toen ik in de tweede klas zat,
gaf Bobby Finkel een verjaardagsfeestje.
Iedereen van onze klas was uitgenodigd, behalve ik.
Mijn moeder veronderstelde dat het een vergissing was,
en belde naar mevrouw Finkel.
Die zei dat Bobby mij niet leuk vond
en mij niet op zijn feestje wilde.
Die dag nam mijn moeder me mee naar de dierentuin.
En ik kreeg ook nog een ijsje met warme chocoladesaus.
In de zevende klas
bedacht een van de kinderen op mijn schoolbus
me met de bijnaam ‘Percy’
omwille van mijn manier van doen.
Soms scandeerden hij en zijn aanhang
de hele rit lang,
45 minuten heen en 45 minuten terug:
“Percy! Percy! Percy! Percy!"
In de achtste klas
vertelde de wetenschapsleraar
dat alle mannelijke homoseksuelen
fecale incontinentie ontwikkelen
vanwege verwondingen aan de anale sluitspier.
Ik studeerde af aan de middelbare school
zonder ooit naar de cafetaria te gaan.
Daar zou ik bij de meisjes hebben gezeten
en erom uitgelachen zijn,
of bij de jongens
en uitgelachen omdat ik een jongen was
die bij de meisjes hoorde.
Ik overleefde die kindertijd door een mix
van vermijden en uithouden.
Wat ik toen niet wist,
en nu wel,
is dat vermijden en uithouden
het portaal naar het smeden van zin kan zijn.
Na zin te hebben gesmeed,
moet je die zin opnemen
in een nieuwe identiteit.
Je moet de trauma’s een deel laten zijn
van wie je geworden bent.
Je moet de ergste gebeurtenissen in je leven
omvormen tot een verhaal van triomf,
om tot een beter zelfbeeld te komen
als reactie op de dingen die je pijn deden.
Een van de andere moeders die ik interviewde
toen ik aan mijn boek werkte,
was als puber verkracht.
Ze had een kind van die verkrachting,
waardoor haar carrièreplannen in het water vielen
en al haar emotionele relaties beschadigd raakten.
Toen ik haar ontmoette, was ze 50.
Ik zei tegen haar:
“Denkt u vaak aan de man die u verkrachtte?”
Ze zei: ”Ik dacht altijd met woede aan hem,
maar nu alleen nog met medelijden.”
Ik dacht dat ze medelijden bedoelde
omdat hij zo achterlijk was om deze verschrikkelijke daad te begaan.
Ik zei: ”Medelijden?”
Ze zei: ”Ja,
want hij heeft een prachtige dochter
en twee prachtige kleinkinderen
en hij weet het niet, en ik wel.
Dus ben ik de gelukkige.”
Met een aantal gegevenheden zijn we geboren:
ons geslacht, onze seksualiteit, ons ras, onze handicap.
Sommige overkomen ons:
politiek gevangene zijn, verkracht worden,
Katrina overleven.
Identiteit houdt deelhebben aan een gemeenschap in
om kracht te putten uit die gemeenschap,
en daar ook sterkte te geven.
Het gaat om het vervangen van ‘maar’ door ‘en’ -
niet: ”Ik ben hier, maar ik heb kanker.”
maar eerder: ”Ik heb kanker en ik ben hier.”
Als we beschaamd zijn,
kunnen we onze verhalen niet vertellen,
en verhalen vormen de basis van identiteit.
Zin smeden, identiteit opbouwen.
Zin smeden en identiteit opbouwen.
Dat werd mijn mantra.
Zin smeden gaat over het veranderen van jezelf.
Identiteit opbouwen gaat over het veranderen van de wereld.
Ieder van ons met gestigmatiseerde identiteiten
wordt dagelijks met deze vraag geconfronteerd:
hoever moeten we de samenleving tegemoet komen
door onszelf te beperken,
en hoever gaan we grenzen doorbreken
om een waardevol leven te kunnen leiden?
Zin smeden en identiteit opbouwen
maakt niet goed wat er mis was.
Het maakt alleen kostbaar wat er mis was.
In januari van dit jaar
ging ik in Myanmar politieke gevangenen interviewen.
Ze waren minder verbitterd dan ik verwachtte.
De meesten hadden welbewust
de overtredingen begaan die hen in de gevangenis brachten.
Ze waren met opgeheven hoofd binnengegaan,
en ze kwamen vele jaren later
met nog steeds opgeheven hoofd naar buiten.
Dr Ma Thida, een vooraanstaand mensenrechtenactivist,
was bijna gestorven in de gevangenis
en had vele jaren in eenzame opsluiting doorgebracht.
Ze vertelde me dat ze haar cipiers dankbaar was
voor de tijd die ze had gehad om na te denken,
voor de wijsheid die ze had opgedaan,
voor de kans om haar meditatievaardigheden aan te scherpen.
Zij had zin gezocht
en maakte haar dwangarbeid tot een cruciale identiteit.
Maar als de mensen die ik ontmoette
over hun gevangenschap minder verbitterd waren dan ik had verwacht,
waren ze ook minder in hun nopjes dan ik had verwacht
over het lopende hervormingsproces in hun land.
Ma Thida zei:
"Wij, Birmezen, zijn gekend
om onze onverstoordheid onder druk,
maar we hebben ook bedenkingen als het ons goed gaat.
Het feit dat deze verschuivingen
en veranderingen hebben plaatsgevonden,
wist de aanhoudende problemen
in onze samenleving niet uit.
Daar hebben we een klare kijk op gekregen
terwijl we in de gevangenis zaten.”
Ik begreep dat ze wilde zeggen
dat toegevingen alleen maar een beetje menselijkheid verlenen,
terwijl we recht hebben op volledige menselijkheid.
Kruimels zijn niet hetzelfde
als een plaats aan tafel.
Je kunt zin smeden
en identiteit opbouwen en toch enorm kwaad blijven.
Ik werd nooit verkracht
en ik heb nog nooit iets meegemaakt dat ook maar lijkt
op een Birmaanse gevangenis,
maar als Amerikaanse ***
heb ik vooroordelen en zelfs haat ervaren,
heb ik zin gesmeed en identiteit opgebouwd.
Dat is een zet die ik leerde van mensen
die veel erger ontberingen hadden meegemaakt
dan ik ooit heb gekend.
In mijn eigen puberteit
ging ik tot het uiterste om te proberen ‘normaal’ te zijn.
Ik schreef me in
in een zogenaamde seksuele-surrogaattherapie,
waarin mensen die ik dokters moest noemen
mij voorschreven wat ik oefeningen moest noemen
met vrouwen die ik surrogaten moest noemen.
Het waren niet echt prostituees,
maar ze waren ook niet echt iets anders.
(Gelach)
Mijn favoriete
was een blonde vrouw uit het Diepe Zuiden
die uiteindelijk aan mij toegaf
dat ze eigenlijk een necrofiele was.
Ze had de baan aangenomen nadat ze in de problemen
was gekomen in het lijkenhuis.
(Gelach)
Door deze ervaringen kon ik uiteindelijk
wat gelukkige fysieke relaties hebben met vrouwen,
waarvoor ik dankbaar ben,
maar ik was in oorlog met mezelf,
en dat sloeg vreselijke wonden in mijn psyche.
We zoeken de pijnlijke ervaringen
die onze identiteit bepalen niet op,
maar we zoeken onze identiteit
in de nasleep van die pijnlijke ervaringen.
Zinloze kwelling verdragen we niet,
maar we kunnen veel pijn verduren
als we geloven dat ze een doel heeft.
Gemak maakt minder indruk op ons dan strijd.
We konden onszelf zijn geweest zonder onze geneugten,
maar niet zonder onze tegenslagen
die onze zoektocht naar zin voortstuwen.
“Daarom vind ik welbehagen in zwakheden,”
schreef Paulus in 2 Korintiërs,
“want als ik zwak ben, dan ben ik machtig.”
In 1988 ging ik naar Moskou
om kunstenaars te interviewen van de Sovjet-ondergrondse,
en ik verwachtte dat hun werk
dissident en politiek zou zijn.
Maar het radicalisme dat ze in hun werk legden,
bestond in het terugbrengen van menselijkheid in een samenleving
die menselijkheid zelf aan het vernietigen was,
zoals, in zekere zin, de Russische samenleving
dat nu weer doet.
Een van de kunstenaars zei tegen me:
“We werden niet tot kunstenaars, maar tot engelen opgeleid.”
In 1991 ging ik terug om die kunstenaars weer te zien.
Ik was bij hen tijdens de putsch
die de Sovjet-Unie beëindigde.
Ze behoorden tot de voornaamste organisatoren
van de weerstand tijdens die putsch.
Op de derde dag van de putsch,
stelde een van hen voor om naar Smolenskaya te gaan.
We gingen ernaartoe
en stelden ons op voor een van de barricades.
Een tijdje later kwam een kolonne tanks aangerold.
De soldaat op de eerste tank zei:
"We hebben onvoorwaardelijke bevelen
om deze barricade op te ruimen.
Als jullie weggaan, hoeven we jullie geen pijn te doen,
maar als je niet weggaat, hebben we geen andere keuze
dan jullie omver te rijden.”
De kunstenaars zeiden:
"Geef ons één minuut.
Geef ons één minuut om je te vertellen waarom we hier zijn.”
De soldaat kruiste zijn armen,
en de kunstenaar stak een Jeffersoniaanse lofrede op de democratie af
zoals wij, die in een Jeffersoniaanse democratie leven,
er moeilijk een zouden kunnen afsteken.
Ze gingen maar door,
de soldaat keek toe
en bleef een volle minuut zitten
nadat ze klaar waren.
Hij zat ons helemaal verregend aan te kijken,
en zei: ”Wat je zegt, is waar.
We moeten buigen voor de wil van het volk.
Als je genoeg plaats maakt om te draaien,
gaan we terug vanwaar we gekomen zijn.”
En dat deden ze.
Soms kan het smeden van zin
je de woordenschat geven die je nodig hebt
om te vechten voor je ultieme vrijheid.
Rusland maakte me duidelijk
dat onderdrukking de macht kweekt om je ertegen te verzetten.
Langzamerhand zag ik dat als de hoeksteen van identiteit.
Identiteit was nodig om mij te redden van verdriet.
De homobeweging roept een wereld op
waarin mijn afwijkingen een overwinning zijn.
Identiteitspolitiek werkt altijd op twee fronten:
om trots te geven aan mensen met een bepaald kenmerk
en om de buitenwereld
zulke mensen zachter en vriendelijker te laten behandelen.
Dat zijn twee totaal verschillende doelen,
maar vooruitgang in de ene sfeer
weerklinkt in de andere.
Identiteitspolitiek kan narcistisch zijn.
Mensen hemelen een verschil op alleen omdat het van hen is.
Mensen vernauwen de wereld en functioneren
in discrete groepen zonder empathie voor elkaar.
Maar goed begrepen
en verstandig beoefend,
moet identiteitspolitiek
ons idee uitbreiden van wat mens zijn inhoudt.
Identiteit zelf
mag geen zelfvoldaan label
of een gouden medaille zijn,
maar een opstand.
Ik zou het makkelijker hebben gehad als ik hetero was,
maar ik zou ik niet zijn,
en nu ben ik liever mezelf
dan het idee iemand anders te zijn geweest.
Iemand waarvan ik, om eerlijk te zijn,
noch de mogelijkheid heb het te zijn
noch de mogelijkheid heb het me voor te stellen.
Maar als je de draken verbant,
verban je ook de helden,
en we houden allemaal wel
van wat heroïek in ons leven.
Ik heb me wel eens afgevraagd
of ik had kunnen ophouden om dat deel van mezelf te haten
zonder het kleurrijk feest van de Gay Pride,
waarvan deze toespraak een uiting is.
Vroeger dacht ik dat ik volwassen zou zijn
als ik gewoonweg zonder meer *** kon zijn,
maar de zelfhaat van die periode liet een leegte,
en de viering moet die opvullen en doen overlopen.
Zelfs als ik mijn privé-schuld van melancholie terugbetaal,
blijft er nog een buitenwereld van homofobie
waarmee nog decennialang valt af te rekenen.
Ooit zal *** zijn iets alledaags zijn,
vrij van feestmutsen en schuld,
maar nu nog niet.
Een vriend van me die vond dat Gay Pride ('homotrots')
een beetje doordraafde,
suggereerde dat we eens
een '***-nederigheidsweek' zouden organiseren.
(Gelach) (Applaus)
Het is een geweldig idee,
maar de tijd is er nog niet rijp voor.
(Gelach)
De neutraliteit halverwege tussen wanhoop en feest
is eigenlijk het eindspel.
In 29 staten van de VS
kan ik wettelijk ontslagen worden of huisvesting geweigerd worden
vanwege mijn ***-zijn.
In Rusland heeft de anti-propagandawet ertoe geleid
dat mensen op straat in elkaar worden geslagen.
27 Afrikaanse landen
hebben wetten tegen sodomie,
en in Nigeria kunnen ***'s legaal
doodgestenigd worden,
en zijn lynchpartijen alledaagse kost.
In Saoedi-Arabië werden onlangs
twee mannen betrapt op seksuele omgang.
Ze werden veroordeeld tot elk 7.000 zweepslagen
en zijn daardoor nu blijvend gehandicapt.
Wie kan zin smeden
en identiteit opbouwen?
Homorechten zijn niet in de eerste plaats huwelijksrechten,
en voor de miljoenen die op onverdraagzame plaatsen wonen,
zonder middelen,
blijft waardigheid een verre droom.
Ik heb het geluk gehad zin te hebben gesmeed
en identiteit opgebouwd,
maar dat is nog steeds een zeldzaam voorrecht,
en homoseksuele mensen verdienen beter
dan kruimels van rechtvaardigheid.
En toch is elke stap vooruit zo zoet.
In 2007, zes jaar na onze ontmoeting,
besloten mijn partner en ik
om te trouwen.
John ontmoeten was de ontdekking
van groot geluk
en ook de eliminatie van groot ongeluk.
Soms was ik zo bezig
met het verdwijnen van al die pijn
dat ik de vreugde vergat,
waar ik in eerste instantie minder mee bezig was.
Trouwen is een manier om onze liefde te verklaren
als eerder een aanwezigheid dan een afwezigheid.
Het huwelijk leidde ons snel naar kinderen,
wat nieuwe zingeving
en nieuwe identiteiten betekende, zowel voor ons als voor hen.
Ik wil dat mijn kinderen gelukkig zijn,
en houden van ze is het pijnlijkst als ze verdriet hebben.
Als homovader kan ik ze leren
om te gaan met wat er tegen draait in hun leven,
maar ik geloof dat als ik
hen altijd zou behoeden voor tegenspoed,
ik als ouder zou hebben gefaald.
Een boeddhistische geleerde legde me ooit uit
dat Westerlingen ten onrechte denken
dat nirvana komt
als al je verdriet achter je ligt
en je alleen maar gelukzaligheid hebt te verwachten.
Maar hij zei dat dat geen nirvana zou zijn,
want je zaligheid in het heden
zou altijd worden overschaduwd door de vreugde van het verleden.
Nirvana, zei hij, is wat je bereikt
als je alleen maar gelukzaligheid hebt om naar uit te kijken
en in wat leek op verdriet
de kiemen van je vreugde vindt.
Ik vraag me soms af
of ik dit geluk in het huwelijk
en de kinderen had kunnen vinden
als het gemakkelijker was gegaan,
als ik in mijn jeugd hetero was geweest of nu jong was.
In beide gevallen was het misschien makkelijker geweest.
Misschien wel.
Misschien kon al dat complexe verbeelden
dan worden toegepast op andere onderwerpen.
Maar als zin zoeken
belangrijker is dan zin vinden,
dan is de vraag niet of ik gelukkiger zou zijn geweest
door te zijn gepest,
maar wel of het toekennen van zin
aan die ervaringen
me een betere vader zou hebben gemaakt.
Ik ben geneigd om extase te zoeken in alledaagse vreugden,
want ik had niet verwacht dat die vreugden
voor mij waren weggelegd.
Ik ken veel heteroseksuelen
die even gelukkige huwelijken en gezinnen hebben,
maar het homohuwelijk is zo adembenemend fris
en homoseksuele gezinnen zijn zo meeslepend nieuw,
dat ik zin vond in dat onverwachte.
In oktober was het mijn 50ste verjaardag
en mijn familie gaf een feest voor mij.
Terwijl het bezig was
zei mijn zoon tegen mijn man
dat hij een toespraak wilde houden, en John zei:
"George, je kunt geen speech geven. Je bent vier.”
(Gelach)
“Alleen opa, oom David en ik
gaan vanavond toespraken houden.”
Maar George bleef aandringen,
en ten slotte bracht John hem naar de microfoon,
en George zei heel luid,
“Dames en heren,
mag ik uw aandacht, alstublieft.”
Iedereen draaide zich verbaasd om.
George zei:
“Ik ben blij met papa's verjaardag.
Ik ben blij dat we allemaal taart krijgen.
En papa, als je nog klein was,
zou ik je vriend willen zijn.”
Ik dacht - Dank je wel.
Ik dacht dat ik nu zelfs bij Bobby Finkel
in het krijt stond.
Al die eerdere ervaringen
hadden naar dit moment geleid,
en ik was eindelijk onvoorwaardelijk dankbaar
voor een leven waarvoor ik ooit alles zou hebben gedaan om het te veranderen.
Een jongere homoseksuele man vroeg eens
aan de ***-activist Harvey Milk
wat hij kon doen om de beweging te helpen,
en Harvey Milk zei:
“Kom ervoor uit en vertel het iemand.”
Er is altijd wel iemand die ons
onze menselijkheid wil afnemen,
en er zijn altijd verhalen die het weer goed maken.
Als we ervoor uitkomen,
kunnen we de haat verslaan
en ieders leven zinvoller maken.
Zin smeden. Identiteit opbouwen.
Zin smeden.
Identiteit opbouwen.
En dan de wereld uitnodigen
om deel te hebben aan je vreugde.
Dank je.
(Applaus)
Dank je. (Applaus)
Dank je. (Applaus)
Dank je. (Applaus)