Tip:
Highlight text to annotate it
X
Spreektaal-mysteries:
Yankee,
een inwoner van New England
of, meer in het algemeen, iemand die woont in
of afkomstig is uit de Verenigde Staten.
Hoewel de oorsprong van Yankee onzeker is,
stamt dit oer-Amerikaanse woord waarschijnlijk af
van de Nederlandse naam Janke,
een verkleinwoord, 'kleine Jan'.
In de zeventiende eeuw
was Janke de gebruikelijke bijnaam voor Nederlandse matrozen,
en met name piraten.
Een Nederlands piratenschip dat in West-Indiƫ actief was,
heette de Yankey.
Door de jaren heen verwerd Yankee
van een piratenbijnaam
tot een algemene denigrerende term.
In 1758 gebruikte de Britse generaal James Wolfe
Yankee als een pejoratieve term
voor de kolonisten onder zijn leiding.
De belediging beperkte zich niet tot soldaten.
Yankee ging algauw inwoner van New England betekenen,
en vanaf de jaren 1780
werd het gebruikt om neer te kijken op elke Amerikaan.
Tijdens de Revolutie
adopteerden de kolonisten Yankee
en maakten er een teken van nationale trots van.
Maar tijdens Burgeroorlog raakte de spottende definitie weer meer in zwang,
toen de Zuiderlingen die gebruikten
om te spotten met de Unionisten.
Vandaag heeft het een minder emotionele lading,
tenzij het, natuurlijk,
over honkbal gaat.