Tip:
Highlight text to annotate it
X
DEEL 4: Wat bepaalt hoeveel geld de banken kunnen creëren?
Wat beperkt werkelijk de hoeveelheid geld die banken kunnen creëren?
U heeft waarschijnlijk de standaard 'multiplier' uitleg bij fractioneel reserve bankieren gezien
die we hebben besproken in een eerdere video. In dat model moeten de banken een percentage aanhouden
aan 'geld in reserve' t.o.v. dat van hun cliënten. Als reserve ratio geeft men meestal 10% op, wat
betekent dat voor iedere £100 die cliënten bij de bank hebben gestort, de bank £10 ergens in een reserve
moet houden. Dit betekent dat de banken de geldhoeveelheid tot maximaal 10 keer de hoeveelheid
aan echt, door de overheid gecreëerd geld, kunnen expanderen.
We zeiden dat dit model volslagen onjuist is, tenminste in het VK. Om te beginnen,
is de vereiste reserve ratio in het VK geen 10% - het is nul.
Maar meer fundamenteel, de reserve ratio zou feitelijk alleen de hoeveelheid geld beperken
die banken kunnen creëren indien het 'reserve' geld daadwerkelijk uit de circulatie zou zijn genomen
en in een kluis zou zijn geplaatst, of in een elektronisch equivalent daarvan. Indien de Bank of England werkelijk
van de banken zou eisen dat zij £10 aan contanten of central bank reserves aanhouden voor iedere £100 die zij ingetypt
hebben in de rekeningen van cliënten, dan zou dat de geldhoeveelheid tot ongeveer
10 keer de hoeveelheid 'base money' (de contanten en de central bank reseves) beperken. Het piramide model
zou dan werkelijk van toepassing zijn.
Maar dit is iets wat vrijwel nooit gebeurt. Toen er nog een reserve ratio was in het VK, werd het
een liquiditeits ratio genoemd. Een liquiditeits ratio lijkt bedrieglijk veel op een reserve
ratio, maar verschilt daar fundamenteel van.
Een liquiditeits ratio vereist dat banken contanten aanhouden gelijk aan een percentage van alle deposito's.
Dus bij een liquiditeits ratio van 10%, dient een bank voor iedere £100 op een cliënten rekening
£10 aan contanten aan te houden.
Nu denkt u wellicht, wat is het verschil tussen dit en de normale reserve ratio?
Wel, het sleutelwoord is de term 'liquide bezittingen'. Hieronder vallen contanten en central bank
reserves, maar ook andere zaken, met name staatsobligaties.
Terwijl de reserve ratio volgens het leerboek model van de banken vraagt om contanten aan te houden,
of centrale bank reserves, in verhouding tot het totaal van de rekeningsaldi van de cliënten bij die bank,
staat een liquiditeits ratio de banken toe om contanten en central bank reserves te gebruiken
om obligaties te kopen. Die obligaties tellen ook mee bij de liquiditeits ratio, wat inhoudt dat
een bank bijvoorbeeld helemaal geen contanten of central bank reserves hoeft aan te houden en toch aan de criteria voldoet.
Het belangrijkste detail hier is, dat wanneer een bank central bank reserves gebruikt om obligaties te kopen, deze
central bank reserves dan aan een andere bank toebehoren. Met andere woorden, ze zijn niet uit de
circulatie genomen - ze zijn nog steeds in circulatie binnen het systeem.
Dit houdt in dat een liquiditeits ratio, in tegenstelling tot een degelijke contanten-plus-central-bank-reserve-ratio,
geen beperkend effect heeft op de totale geldhoeveelheid
die alle banken samen kunnen creëren.
Dus een liquiditeits ratio stelt geen limiet aan de bancaire sector bij hun vermogen
geld te creëren.
Het was gebruikelijk dat we liquiditeits ratio's hadden in het VK, in feite, sinds midden 19e eeuw
hielden banken gemiddeld 60% aan liquide middelen aan als onderdeel van hun
totale schuld. Dit waren eigenlijk zelfopgelegde reserve schulden - het was wat de banken
wisten dat ze nodig hadden om te voorkomen dat er een bank run zou ontstaan.
In 1866 was er een banken crisis, en de Bank of England nam de rol op zich van 'laatste-redmiddel-geldschieter',
waarbij men zich verplichtte aan banken te lenen die onvoldoende geld hadden om hun betalingen te doen.
Toen dit vangnet eenmaal was geïnstalleerd, reduceerden de banken hun liquide reserves tot ongeveer 30%.
In 1947, toen de Bank of England werd genationaliseerd, legde zij een formele liquiditeits ratio op
van 32%. Deze eiste van banken om £32 in contanten of central bank reserves
en staatsobligaties aan te houden voor iedere £100 aan rekeningsaldo van cliënten. Vanzelfsprekend, omdat
staatsobligaties voor de bank wat rente opbrachten, in tegenstelling tot contanten en central bank reserves, probeerden
de banken een zo groot mogelijk deel van die 32% in staatsobligaties aan te houden.
In 1963 werd deze liquiditeits ratio verlaagd naar 28%. De Bank of England zei toen:
"Vóór 1971 dienden banken liquide bezittingen aan te houden gelijk aan
28% van deposito's. Vanaf 1971, werd dit versoepeld en uitgebreid, waardoor alle banken verplicht waren om
reserves gelijk aan 12,5% van de in aanmerking komende passiva aan te houden...
Deze combinatie van regelgevende en economische factoren vielen samen met één van de snelste
periodes van kredietgroei in de 20e eeuw (Grafiek 10). Het droeg ook bij aan een niet aflatende
verlaging van liquiditeiten bij banken, uiteindelijk tot minder dan 5% van hun totale bezittingen
aan het eind van de jaren '70.
In deze woorden, betekent 'kredietgroei' in werkelijkheid een massieve groei van de hoeveelheid
bankkrediet geld, met als gevolg een massieve toename van schulden.
Tenslotte, in 1981, werden alle liquiditeits reserve ratios afgeschaft.
Dus als de Bank of England niet langer een liquiditieits reserve ratio vast stelt, is er dan voor banken
ergens nog een eis om een liquide reserve aan te houden in verhouding tot het totaal van de rekeningsaldi van hun cliënten?
M.a.w., wordt dit systeem ergens nog begrensd?
Wel, laten we het central bank clearing system nog eens bekijken. Onhoudt daarbij dat er 46 banken zijn
met een reserve rekening bij de Bank of England. Aan het einde van de dag wanneer alle betalingen zijn
gesaldeerd, moeten de banken onderling met elkaar 'verrekenen' door
een overboeking van geld tussen hun rekeningen.
Een belangrijk punt is nu dat dit systeem van central bank reserves rekeningen een gesloten
circuit is. Het is technisch onmogelijk, voor welke central bank reserve dan ook, om het circuit te verlaten, omdat
central bank reserves per definitie getallen zijn in rekeningen bij de central bank, en alleen
de Bank of England is in staat om feitelijk central bank reserves te creëren of te vernietigen.
Dus wanneer alle betalingen aan het einde van de dag zijn gesaldeerd en de banken weten hoe
veel zij werkelijk moeten overboeken, zullen sommige banken geld moeten betalen
terwijl andere banken per saldo geld moeten ontvangen.
Wat gebeurt er nu indien een bank niet genoeg central bank reserves heeft aan het eind van een dag
om betalingen te verrichten naar andere banken?
Wel, omdat het een gesloten circuit is, is het een mathematische zekerheid dat één van
de andere banken meer geld heeft dan zij nodig heeft om te betalen. Wat er dan gebeurt
is dat de bank die meer central bank reserves heeft dan zij nodig heeft, een deel daarvan uitleent aan
de banken die niet genoeg hebben.
Dit leenproces in central bank reserves tussen commerciële banken wordt de inter-bank lending
market genoemd. En zolang de banken die meer reserves hebben dan ze nodig hebben bereid zijn
die uit te lenen aan banken die te weinig reserves hebben, dan zijn alle banken in staat
om hun betalingen te verrichten, en is er niets om je zorgen over te maken.
Dus een bank kan nieuwe leningen verstrekken, waarbij nieuw geld in handen van het publiek komt, zelfs
als die bank niet genoeg reserves heeft, omdat zij weten dat aan het eind van de dag, wanneer
alle betalingen worden gesaldeerd, er een andere bank zal zijn die bereid is aan hen enige reserves
te lenen om de betalingen te verrichten.
Dus zolang alle banken hun uitleengedrag in ongeveer dezelfde mate laten toenemen, kan de
geldhoeveelheid blijven groeien zonder dat er nieuwe reserves worden gecreëerd.
Dus zullen de banken bij het creëren van geld dit niet laten afhangen van het wel of niet hebben van reserves. Ze
verstrekken eerst de lening en zullen altijd voldoende reserves vinden door die te lenen bij een andere bank.
En dus, collectief gezien, kunnen banken de geldhoeveelheid vrijwel oneindig laten groeien zonder
daarbij te worden beperkt door de hoeveelheid central bank reserves. In feite, vóór de financiële crisis was de ratio
tussen door de banken gecreëerd geld in handen van het publiek, en de central bank reserves,
80:1.
Natuurlijk werkt dit alleen zolang de banken bereid zijn aan elkaar te lenen. Zodra zij denken
dat de andere bank hen mogelijk niet terug kan betalen, dan zullen ze weigeren te lenen. Als sommige
banken beslissen om op hun reserves te blijven zitten en te weigeren deel te nemen aan de inter-bank lending
market, dan geeft dat de mathematische zekerheid dat één van de andere banken moeite zal hebben
om betalingen te verrichten. Als dat gebeurt dan kan het hele betalingssysteem vrij snel
uiteen vallen. Dit is wat er is gebeurd gedurende de financiële crisis.
De enige manier die de centrale bank heeft om dit te voorkomen is door zo'n enorme hoeveelheid aan reserves
in het systeem te pompen dat iedere afzonderlijke bank meer reserves heeft dan ze nodig heeft. Dit betekent dat ze niet langer
van elkaar hoeven te lenen. Dit is in feite wat het Quantative Easing stelsel deed, door
reserves naar banken te pompen zodat zij niet langer van elkaar hoefden te lenen.
Tot zover hebben we gezien dat er geen liquiditeits reserve ratio is, en dat banken niet werkelijk
central bank reserves nodig hebben om geld uit te lenen.
Maar hoe zit het dan met de solvabiliteit ratio's of de Bazel akkoorden waar iedereen het over heeft?
Wel de solvabiliteit ratio's gaan over iets totaal anders. Maar om dat te begrijpen
moeten we opnieuw naar de balans kijken.
Even ter herinnering, de bezittingen zijde van de balans laat alles zien wat de bank bezit,
inclusief alle leningen en hypotheken, en de schulden zijde laat alles zien wat
de bank verschuldigd is aan andere mensen of bedrijven.
Er is nog een derde deel van de balans, en dat wordt het Eigen Vermogen genoemd.
Eigen Vermogen is in feite alles wat er overblijft voor de eigenaren van het bedrijf nadat alle
bezittingen zijn verkocht en alle schulden zijn betaald.
Om een faillissement te voorkomen, moet een bank ervoor zorgen dat haar bezittingen groter zijn dan haar schulden.
Wanneer iemand een hypotheek niet meer kan terugbetalen, dan onteigent de bank het huis
en verkoopt het executoir, meestal via een veiling.
De bank krijgt daarbij natuurlijk netto minder opbrengst dan de oorspronkelijke waarde van de lening. Dat
betekent dat de bank geld verliest door het huis executoir te verkopen. De hypotheek op de balans
die eerst een waarde had van een kwart miljoen, is nu veranderd in een huis dat wordt verkocht voor
minder dan een kwart miljoen.
Dus als het slechter gaat met leningen en hypotheken, dan verlaagt dat de bezittingen van de bank.
Als nu slechts een klein deel van die leningen slechter worden, dan is er geen probleem. De bank houdt
er al rekening mee dat 1 of 2 van ieder 100 hypotheken niet worden afbetaald - dat is slechts een onderdeel
van het risico, en daarnaast zullen de rente betalingen op de leningen die wel worden afbetaald
deze verliezen afdekken.
Maar als iedereen tegelijk in betalingsproblemen terecht komt, dan kunnen de bezittingen van de bank zeer snel dalen.
Als de bezittingen zo snel dalen dat het totaal ervan lager is dan de schulden, dan
is de bank insolvabel en zou moeten worden geliquideerd en gesloten.
Het probleem dat zich dan voordoet is, dat bij een bank in liquidatie, de meeste cliënten niet meer
bij hun geld kunnen. Dit zorgt voor grote problemen in de economie, en er kan zelfs paniek ontstaan
die ertoe leidt dat mensen hun geld ook van rekeningen bij andere banken gaan afhalen en dat veroorzaakt
ook bij hen problemen.
Dus, om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurt, is er iets dat de Bazel akkoorden wordt genoemd,
of solvabiliteit ratio's.
Solvabiliteit ratio's eisen in beginsel van banken dat zij een buffer aanhouden die groot genoeg is
om welke verliezen danook op te vangen. Hoe groter de buffer, des te meer bankleningen in
betalingsproblemen kunnen komen voordat de bank insolvabel wordt.
We gaan niet al te veel in op de details hoe dit stelsel werkt, maar het belangrijkste dat u
moet weten is dit. Wanneer een bank winst maakt op haar leningen, dan verhoogt deze winst
de omvang van haar kapitaal buffer. Als die kapitaalbuffer groter is dan kan de bank het zich permitteren
meer leningen te verstrekken. Dus wanneer de economie zich verbetert, nemen ook de mogelijkheden voor banken toe
meer uit te lenen. Dit leidt weer tot meer leningen, meer winst, en een verdere verhoging
van hun mogelijkheden om uit te lenen. Met andere woorde, de solvabiliteit ratio's stellen geen limiet aan de mogelijkheden
van banken om geld te creëren zolang de economie het goed doet. Echter, ze beperken weldegelijk
de mogelijkheden voor banken om geld te creëren zolang het slecht gaat met de economie.
En zoals we hebben gezien, de geldhoeveelheid van onze natie is afhankelijk van het leengedrag van banken,
wat inhoudt dat de kapitaal buffers ervoor zorgen dat de instabiliteit van de geldhoeveelheid alleen maar slechter wordt.
Maar het belangrijkste is, dat kapitaal reserves niet toereikend zijn, en ook nooit zijn geweest, terwijl ze zijn
ingesteld om een limiet te bieden aan hoeveel geld de banken kunnen creëren, of hoeveel risicovolle leningen ze kunnen uitgeven.
Wat men eenvoudigweg probeert is dat wanneer het slecht gaat en leningen niet langer kunnen worden betaald,
de banken een buffer hebben die groot genoeg is om te voorkomen zij failliet gaan.
Dus, inventariserend, wat beperkt nu werkelijk de mogelijkheid van banken om de geldhoeveelheid te laten toenemen?
We hebben gezien dat de soorten reserve ratio's die in de leerboeken staan nooit hebben bestaan
in het VK. We hebben gezien dat de liquiditeits ratio's die hebben bestaan zijn
gereduceerd en uiteindelijk afgeschaft, en dat zelfs toen ze nog wel bestonden, ze alleen maar beperking
boden aan de snelheid waarmee de geldhoeveelheid kon toenemen, maar dat zij geen limiet waren voor de totale omvang waarmee
het kon groeien.
We hebben ook gezien dat de solvabiliteit ratio's en de Bazel akkoorden meer gaan over het voorkomen
dat banken failliet gaan wanneer leningen niet worden terugbetaald, in plaats van een limiet te stellen aan gevaarlijk leengedrag of aan
hoeveel geld zij creëren via leningen. En hoewel de solvabiliteit ratio's
na de banken crisis het lenen kunnen bedwingen, bedwingt het geenszins dat het lenen een grote vlucht neemt.
We hebben ook gezien dat er geen natuurlijke limiet is in hoe snel banken geld kunnen
creëren. Zij weten dat indien zij niet genoeg central bank reserves hebben om hun betalingen
te doen, zij het altijd van andere banken kunnen lenen, zelfs van de centrale bank.
Dit alles tezamen impliceert dat de enige werkelijke limiet aan het creëren
van geld, de wil is van banken om het uit te lenen. En hun wil om uit te lenen hangt af van hun vertrouwen.
Met andere woorden, de geldhoeveelheid van de natie hangt af van de stemmingswisselingen van banken en de
bankiers die hen besturen. Het is gekkenwerk om op die manier een economie te runnen.