Tip:
Highlight text to annotate it
X
Vertaald door: els vanhoucke Nagekeken door: Christel Foncke
Wat gaat er om
in het brein van deze baby?
Als je dit 30 jaar geleden gevraagd zou hebben,
dan zouden de meeste mensen, ook psychologen,
gezegd hebben dat deze baby irrationeel was,
onlogisch, egocentrisch --
niet in staat zich in de plaats te stellen van iemand anders
of om oorzaak en gevolg te begrijpen.
De laatste 20 jaar
heeft de wetenschap van de ontwikkeling dit beeld totaal omver gegooid.
Op bepaalde vlakken
denken we dat het denken van deze baby
lijkt op het denken van de briljantste wetenschappers.
Ik geef er jullie één voorbeeld van.
Iets waar deze baby aan zou kunnen denken,
dat zijn gedachten zou kunnen bezig houden,
is proberen uit te vinden
wat er omgaat in het brein van die andere baby.
Het is tenslotte een van de moeilijkste dingen voor ons allemaal
uit te vinden wat anderen denken of voelen.
En wellicht het moeilijkste van al
is vast te stellen dat wat anderen denken en voelen,
eigenlijk niet helemaal hetzelfde is als wat wij denken en voelen.
Iedereen die de politiek volgt, kan er van meespreken
hoe moeilijk dit voor sommigen te begrijpen valt.
We wilden weten
of baby's en jonge kinderen
echt diepgaand andere mensen konden begrijpen.
Dan is de vraag: hoe zouden we het hun vragen?
Baby's kunnen tenslotte niet spreken
en als je aan een driejarige vraagt
je te vertellen wat hij denkt,
zal je een mooie monoloog van bewustzijn
over pony's en verjaardagen krijgen en meer van dat.
Hoe stellen we hun dus eigenlijk de vraag?
Het geheim: broccoli.
Betty Rapacholi, een van mijn studenten en ikzelf
deden het volgende: we gaven de baby's twee schalen met eten,
een schaal met rauwe broccoli
en een schaal met heerlijke goudviszoutjes.
Alle baby's, zelfs die in Berkley,
houden van de zoutjes en houden niet van de rauwe broccoli.
(Gelach)
Betty proefde
een klein beetje van iedere schaal.
Dan deed ze alsof ze het lekker vond of net niet.
Dus de helft van de tijd acteerde ze
dat ze de zoutjes lekker vond en niets moest hebben van de broccoli,
net als een baby en ieder ander normaal denkend persoon.
Maar de helft van de keren,
deed ze dit: ze nam een klein beetje broccoli
en zei: "Mmmmm, broccoli.
Ik proefde van de broccoli. Mmmmm."
Daarna nam ze een beetje van de zoutjes,
en dan zei ze: "Bah, jakkes, zoutjes
Ik proefde van de zoutjes. Bah, jakkes."
Ze deed dus alsof wat zij lustte,
net het tegenovergestelde was van wat de baby's lustten.
We deden dit met baby's van 15 en van 18 maanden oud.
Daarna stak ze enkel haar hand uit en zei:
"Wil je er wat aan mij geven?"
De vraag was: wat zouden de baby's haar geven,
wat ze zelf lustten of wat zij lustte?
Het opvallende was dat baby's van 18 maanden,
die met moeite lopen en spreken,
haar de zoutjes gaven als ze de zoutjes lekker vond,
maar haar de broccoli gaven als ze de broccoli lekker vond.
Anderzijds
keken de baby's van 15 maanden haar lange tijd aan
als ze acteerde dat ze de broccoli lekker vond,
alsof ze hier niet aan uit konden.
Maar nadat ze een lange tijd voor zich uit gestaard hadden,
gaven ze haar gewoon de zoutjes,
waarvan ze dachten dat iedereen ze lekker vond.
Twee heel opvallende dingen dus.
Het eerste is dat deze baby's van 18 maanden
reeds ontdekt hebben --
dit echt diepgaande feit over de menselijke natuur --
dat we niet altijd hetzelfde wensen.
En wat meer is, ze voelden aan dat ze in feite dingen moeten doen
om andere mensen te helpen krijgen wat zij wensen.
Nog opmerkelijker is
het feit dat de baby's van 15 maanden dit niet doen,
wat aangeeft dat die van 18 maanden oud dit diepe, fundamentele feit
over de menselijke natuur geleerd hadden
in de drie maanden sinds ze 15 maanden oud waren.
Dus kinderen weten en leren meer
dan we ooit hadden gedacht.
En dit is maar een van de honderden en honderden studies van de afgelopen 20 jaar
die dit aantoont.
Je zou de vraag kunnen stellen:
waarom leren kinderen zoveel?
Hoe slagen ze er in zoveel te leren
op zo'n korte tijd?
Ik bedoel, als je baby's oppervlakkig beschouwt,
lijken ze nogal nutteloos.
Op veel manieren zijn ze eigenlijk nog erger dan nutteloos,
want we moeten er zo veel tijd en energie in steken
enkel en alleen om ze in leven te houden.
Maar als we er de evolutie bij halen
voor een antwoord op dit vraagstuk
waarom we zoveel tijd besteden
aan de zorg voor nutteloze baby's,
dan wordt het duidelijk dat er een antwoord is.
Als we vele verschillende soorten dieren vergelijken,
niet enkel ons, primaten,
maar ook andere zoogdieren, vogels,
zelfs buideldieren
zoals kangoeroes en wombats,
dan kunnen we besluiten dat er een verband is
tussen hoe lang de kindertijd van een soort duurt
en hoe groot hun brein is vergeleken bij hun lichaam
en hoe slim en flexibel ze zijn.
Het uithangbord voor dat idee zijn de vogels.
Aan de ene kant
is er de Nieuw-Caledonische kraai.
Kraaien en andere kraaiachtigen, raven, roeken en zo meer,
zijn ongelooflijk slimme vogels.
Ze zijn in sommige opzichten even slim als chimpansees.
Dit is een vogel op de omslag van Science
die geleerd heeft om gereedschap te gebruiken om aan voedsel te geraken.
Aan de andere kant
hebben we onze vriend de huiskip.
Kippen, eenden, ganzen en kalkoenen
zijn in feite oliedom.
Ze zijn heel erg goed in het pikken van graan,
en ze zijn helemaal niet goed in ook maar iets anders.
Het blijkt nu dat de baby's, de jongen
van de Nieuw-Caledonische kraai, lang in het nest blijven.
Ze zijn afhankelijk van hun moeders
die wormen in hun bekken werpen
twee jaar lang,
wat een eeuwigheid is in het leven van een vogel.
Terwijl kippen volwassen zijn
in een paar maanden tijd.
De kindertijd is dus de reden
waarom kraaien terecht komen op de omslag van Science
en kippen in de soep belanden.
Die lange kindertijd lijkt
op een of andere manier verband te houden
met kennis en leren.
Hoe zouden we dit kunnen verklaren?
Bepaalde dieren, zoals kippen,
lijken heel erg geschikt
om één bepaald ding heel goed te doen.
Zo lijken ze heel erg geschikt
om in één bepaalde omgeving graan te pikken.
Andere wezens, zoals kraaien,
zijn niet heel goed om iets specifieks te doen,
maar ze zijn extreem goed
om de wetten van verschillende omgevingen te leren.
En natuurlijk staan wij, menselijke wezens,
helemaal aan het eind van de opdeling, bij de kraaien.
Wij hebben in verhouding tot ons lichaam grotere hersenen.
Veel groter dan ieder ander levend wezen.
We zijn slimmer, meer flexibel,
we kunnen meer leren,
we overleven in meer soorten omgevingen,
we migreren over heel de wereld en gaan zelfs naar de ruimte.
Onze baby's en kinderen zijn van ons afhankelijk
gedurende een veel langere periode dan de baby's van enig ander wezen.
Mijn zoon is 23.
(Gelach)
Op zijn minst tot ze 23 zijn,
stoppen we nog steeds die wormen
in die bekjes.
Wat is de reden voor dit verband?
Een idee is dat die strategie, die leerstrategie,
een extreem krachtige, goede strategie is om de wereld aan te kunnen,
maar dat die één groot nadeel heeft.
Dat ene grote nadeel is
dat je hulpeloos bent
totdat je alles geleerd hebt.
Je wil niet in de situatie komen dat een mastodont op je afstormt
en dat je eerst even overlegt:
"Een schot met de katapult of een speerworp. Wat zou het best werken?".
Je wil dat allemaal al weten
voor de mastodonten werkelijk opdagen.
Evolutie lijkt dat probleem opgelost te hebben
door een soort werkverdeling.
We hebben een eerste periode waar we volledig beschermd zijn.
We hoeven niets te doen, behalve leren.
Daarna kunnen we als volwassenen
alles wat we als baby en kind leerden,
toepassen om iets te realiseren in de wereld.
Een mogelijk denkpatroon
is dat baby's en jonge kinderen lijken op
de onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling van de menselijke soort.
Zij zijn beschermde kleine wetenschappers
die er enkel moeten op uit trekken om te leren en goede ideeën op te doen,
en wij zijn de productie en de marketing.
Wij moeten alle ideeën
die we opdeden als kind,
tot uitvoering brengen.
Een ander perspectief is:
in plaats van baby's en kinderen te beschouwen
als gebrekkige volwassenen,
zouden we hen moeten bekijken
als een ander ontwikkelingsstadium van dezelfde soort --
een beetje als rupsen en vlinders --
behalve dan dat zij in feite de schitterende vlinders zijn
die in de tuin rondfladderen en op onderzoek gaan
en dat wij de rupsen zijn
die langs ons smal, volgroeid en volwassen pad kruipen.
Als het zo zit, als deze baby's ontworpen zijn om te leren --
en dit evolutieverhaal lijkt te bevestigen dat kinderen er zijn om te leren,
dat is de reden van hun bestaan --
dan mogen we verwachten
dat ze heel krachtige leermechanismen hebben.
Het brein van een baby blijkt inderdaad
de krachtigste leercomputer te zijn
van heel de planeet.
Maar echte computers worden heel wat beter.
Er is onlangs een revolutie ontstaan
in ons begrip van automatisch leren.
Het is allemaal gebaseerd op de ideeën van deze man,
de eerwaarde Thomas Bayes,
een statisticus en wiskundige uit de 18de eeuw.
Bayes reikte in feite
een wiskundige manier aan
gebaseerd op kanstheorie
om te karakteriseren en te beschrijven
hoe wetenschappers deze wereld aanpakken.
Dit is wat wetenschappers doen:
ze vertrekken van een bepaalde hypothese.
Ze testen en controleren die aan de hand van bewijzen.
Op basis daarvan passen ze hun hypothese aan.
Dan testen ze de nieuwe hypothese opnieuw
enzovoort, enzovoort.
Bayes liet ons een wiskundige manier zien om dit aan te pakken.
Die wiskunde ligt aan de basis
van de beste automatische leerprogramma's die we nu hebben.
Tien jaar geleden ongeveer,
poneerde ik dat baby's hetzelfde doen.
Als je dus wil weten wat er aan de gang is
onder de oppervlakte van die mooie, bruine ogen,
dan denk ik dat het er ongeveer zo uit ziet.
Dit is het notitieboek van eerwaarde Bayes.
Ik denk dat die baby's ingewikkelde berekeningen aan het maken zijn
met conditionele kansen die ze herbekijken
om uit te vissen hoe de wereld werkt.
Oké, dat mag dan een nog grotere opdracht lijken om te bewijzen
want zelfs als je volwassenen vragen stelt over statistiek,
dan kijken ze ontzettend dwaas.
Hoe kan het dan dat kinderen aan statistiek doen?
Om dit te testen, gebruikten we een machine die we
de 'Blicket Detector' genoemd hebben.
Dit is een doos die oplicht en muziek speelt
als je er bepaalde dingen opzet en bij iets anders niet reageert.
Met behulp van deze heel eenvoudige machine
hebben mijn lab en andere, tientallen studies gedaan
die net aantonen hoe goed baby's zijn
in leren over de wereld.
Ik zal er maar een vermelden
die we deden met Tumar Kushner, een van mijn studenten.
Als ik je deze detector liet zien,
dan zou je geneigd zijn eerst te denken
dat om de detector te activeren
je een blok bovenop de detector moet plaatsen.
Maar deze detector werkt eigenlijk
op een nogal eigenaardige manier.
Want als je een blok over de bovenkant van de detector zwaait,
iets waar je nooit als eerste zou aan denken,
dan zal de detector twee van de drie keren geactiveerd worden.
Terwijl, als je het voor de hand liggende doet en het blok op de detector zet,
dan zal hij maar twee van de zes keren oplichten.
De minst voor de hand liggende hypothese
blijkt dus vaker waar.
Het lijkt dus alsof zwaaien
een efficiëntere strategie is dan de andere strategie.
Zo ging het: we gaven dit bewijspatroon aan vierjarigen
en we vroegen hun de detector te doen werken.
We stelden vast dat de vierjarigen de aanwijzing gebruikten
om met het voorwerp te zwaaien boven op de detector.
Twee zaken zijn hierbij echt interessant.
De eerste is, opnieuw, denk erom, dat dit vierjarigen zijn.
Ze leren nog maar net tellen.
Maar onbewust
doen ze die vrij ingewikkelde berekeningen
die hun een voorwaardelijke kansberekening opleveren.
De tweede interessante zaak is
dat ze dat bewijsmateriaal gebruiken
om zich een idee te vormen, om tot een hypothese over de wereld te komen
die aanvankelijk heel onwaarschijnlijk lijkt.
In gelijkaardige studies die we net in mijn lab hebben afgerond,
hebben we aangetoond dat vierjarigen in feite beter zijn
om een onwaarschijnlijke hypothese te ontdekken
dan volwassenen die we precies dezelfde taak gaven.
In deze situaties gebruiken
kinderen dus statistiek om de wereld te ontdekken.
Wetenschappers doen ook experimenten
en we wilden zien of kinderen experimenten uitvoerden.
Als kinderen experimenteren, noemen we het 'alles uitzoeken'
of nog 'spelen'.
Er zijn een hoop interessante studies
die onlangs aangetoond hebben dat stoeien
eigenlijk een soort experimenteel onderzoeksprogramma is.
Hier een studie van het lab van Cristine Legare.
Cristine gebruikte onze 'Blicket Detectors'.
Ze liet kinderen zien
dat de gele ze lieten oplichten, maar de rode niet.
Dan liet ze hun een uitzondering zien.
Wat je zal zien
is dat deze kleine jongen vijf hypothesen zal overlopen
in twee minuten tijd.
(video) Jongen: En dit dan?
Net als de andere kant.
Alison Gopnik: Oké, dus zijn eerste hypothese is net ontkracht.
(Gelach)
Jongen: Deze lichtte op, en die niet.
AG: Oké, hij haalt zijn notitieblok voor experimenten uit.
Jongen: Hoe gaat het licht aan?
(Gelach)
Ik weet het niet.
AG: Iedere wetenschapper herkent die uitdrukking van wanhoop.
(Gelach)
Jongen: Oh, het is omdat dit zo moet zijn
en dit zo moet zijn.
AG: Oké, hypothese twee.
Jongen: Daarom is dat.
Oh.
(Gelach)
AG: Dit is zijn volgende idee.
Hij vroeg zelf aan de onderzoeker om
het bovenop de andere detector te zetten.
Het werkt ook niet.
Jongen: Oh, want het licht gaat maar tot hier,
niet tot hier.
Oh, in de onderkant van deze doos
zit elektriciteit,
maar hier zit er geen elektriciteit in.
AG: Oké, dat is de vierde hypothese.
Jongen: Het licht gaat aan.
Dus als je er vier opzet.
Je moet er dus vier op deze zetten om het te laten oplichten
en twee op deze om het te doen oplichten.
AG: Oké, daar gaat zijn vijfde hypothese.
Dit is een bijzonder -
een bijzonder lieve en taalvaardige kleine jongen,
maar wat Cristine ontdekte, is dat dit eigenlijk heel kenmerkend is.
Als je kijkt naar de manier waarop kinderen spelen, als je hun vraagt iets uit te leggen,
voeren ze in werkelijkheid een serie experimenten uit.
Dit is eigenlijk heel kenmerkend voor vierjarigen.
Hoe is het eigenlijk om zo een wezen te zijn?
Hoe is het om een van die briljante vlinders te zijn,
die vijf hypothesen kunnen testen in twee minuten?
Als je dan terugkeert naar die psychologen en filosofen,
zeiden velen van hen
dat baby's en jonge kinderen nauwelijks bewust waren,
als ze het al waren.
Volgens mij is net het tegenovergestelde waar.
Ik denk dat baby's en kinderen eigenlijk meer bewust zijn dan wij, volwassen.
Dit is wat we nu weten over hoe een volwassen bewustzijn werkt:
de aandacht en het bewustzijn van volwassenen
lijkt op een schijnwerper.
Volwassenen beslissen
dat iets relevant of belangrijk is en
dat we er aandacht aan moeten besteden.
Ons bewustzijn van datgene dat onze aandacht trekt,
wordt extreem helder en levendig,
en al de rest wordt als het ware duister.
We weten zelfs iets over de manier waarop de hersenen dit doen.
Als we aan iets aandacht besteden,
stuurt de prefrontale cortex, het uitvoerend gedeelte van onze hersenen,
een signaal
dat een klein gedeelte van ons brein flexibeler maakt,
meer plastisch, beter in het leren,
en het zet de activiteit af
in de rest van onze hersenen.
We hebben dus een heel geconcentreerde, op het doel gerichte aandacht.
Als we naar baby's en jonge kinderen kijken,
zien we iets heel anders.
Ik denk dat baby's en jonge kinderen
eerder een lantaarn van bewustzijn hebben
dan een schijnwerper van bewustzijn.
Baby's en jonge kinderen zijn dus heel slecht
om zich op één enkel ding te concentreren.
Maar ze zijn heel goed om een veelheid aan informatie in zich op te nemen
die van veel verschillende bronnen tegelijk op hen afkomt.
Als je inderdaad in hun hersenen kijkt,
dan zie je een overvloed aan neurotransmitters
die echt goed zijn om leren en plasticiteit aan te wakkeren
en er is nog geen sprake van delen die onderdrukt worden.
Als we zeggen dat baby's en jonge kinderen
zich slecht kunnen concentreren,
dan bedoelen we eigenlijk dat ze aan alles aandacht geven.
Ze kunnen dus niet goed filteren
uit al die interessante dingen waaruit ze kunnen leren,
om enkel te kijken naar wat belangrijk is.
Dat is het soort aandacht, het soort bewustzijn,
dat we kunnen verwachten
van die vlinders die ontworpen zijn om te leren.
Als we willen denken aan een manier
om, als volwassene, een indruk te krijgen van dat soort babybewustzijn,
kunnen we het beste denken aan die keren
dat we in een nieuwe, totaal onbekende situatie worden gezet,
dat we verliefd worden op iemand nieuw,
of dat we voor de eerste keer in een nieuwe stad zijn.
Dan gaat ons bewustzijn zich niet samentrekken,
maar uitbreiden,
zodat die drie dagen in Parijs
meer gevuld lijken van bewustzijn en ervaringen
dan alle maanden thuis dat we een
wandelende, babbelende, vergadering-bijwonende zombie waren.
Tussen haakjes, die koffie,
die heerlijke koffie die je beneden hebt gedronken,
bootst eigenlijk het effect na
van die neurotransmitters bij baby's.
Hoe is het dus om een baby te zijn?
Het is als voor het eerst
verliefd zijn in Parijs
nadat je drie dubbele espresso's hebt gehad.
(Gelach)
Wat een fantastische manier van leven,
maar het neveneffect is, dat je om drie uur 's morgens wenend wakker wordt.
(Gelach)
Het is goed om volwassen te zijn.
Ik wil niet te veel zeggen over hoe fantastisch baby's zijn.
Het is goed om volwassen te zijn.
We kunnen dingen doen zoals onze schoenveters strikken en zelfstandig de straat oversteken.
Het is logisch dat we veel moeite doen
om baby's te doen denken zoals volwassenen.
Maar als we willen zijn zoals die vlinders,
open van geest, volop klaar om te leren,
vol verbeelding, creativiteit en innovatie,
dan zouden we, tenminste af en toe,
volwassenen ertoe moeten brengen
meer als kinderen te denken.
(Applaus)