Tip:
Highlight text to annotate it
X
Ieder atoom in je lichaam komt van geëxplodeerde sterren.
En niet eens allemaal van dezelfde ster.
Dit vind ik de meest poëtische uitspraak in de hele natuurkunde:
“We zijn allemaal sterrenstof.”
Zonder ontplofte sterren was je hier niet eens
omdat elementen als koolstof, stikstof, zuurstof, ijzer
- allemaal belangrijk voor evolutie -
eerst niet bestonden.
Ze werden gemaakt in de nucleaire ovens van de sterren,
en ze komen enkel in je lichaam,
als sterren zo aardig zijn om te ontploffen.
Dus vergeet Jezus. De sterren stierven voor jou.
We weten
dat de atomen waaruit het leven op Aarde bestaat
en het menselijk lichaam bestaat,
komen van een smeltkroes aan sterren. Die in hun kernen de lichte elementen bakten tot de zwaardere elementen.
Onder extreme temperaturen en druk.
De zwaarste sterren werden in hun laatste jaren onstabiel.
Ze stortten in en explodeerden
waardoor hun verrijkte ingewanden verstrooid werden over het melkwegstelsel.
Daarin zaten koolstof, stikstof, zuurstof en alle fundamentele ingrediënten van het leven zelf.
Deze ingrediënten vormden gaswolken die condenseerden en samenklonterden
om de volgende generatie van zonnestelsels te vormen:
sterren met rondcirkelende planeten.
Die planeten bevatten nu de ingrediënten voor het leven zelf.
Als ik dus omhoog kijk naar de nachtelijke hemel,
weet ik dat wij deel uitmaken van dit universum,
dat wij in dit universum bestaan,
maar misschien nog belangrijker:
dat het universum in ons zit.
Wanneer ik daarover nadenk
en omhoog kijk
- veel mensen voelen zich dan klein, omdat zij klein zijn en het universum groot -
voel ik mij groot
omdat mijn atomen van die sterren kwamen.
Er is een verwantschap.
Dat is toch wat je wil in het leven: je verbonden voelen,
je relevant voelen.
voelen dat je deel uitmaakt van wat er gaande is.
Dat is precies wat wij doen, gewoon door te bestaan.
Zodra we onze angst om klein te zijn overwinnen,
zien we onszelf staan aan de rand van een groots en geweldig universum
wat qua tijd, ruimte en potentieel
het knusse, antropocentrische toneel van onze voorouders geheel overschaduwt.
We staren naar miljarden lichtjaren in de ruimte en zien het universum van kort na de Big ***
en peilen de fijnstructuur van de materie.
Wij kijken tot in de kern van onze planeet en het brandende binnenste van onze ster.
We lezen de genetische code
waarin de vaardigheden en eigenschappen van elk wezen op aarde zijn opgetekend.
We ontdekken verborgen hoofdstukken in het verhaal van onze oorsprong
en begrijpen met wat onbehagen beter onze natuur en vooruitzichten.
We verzinnen en verfijnen de landbouw, waarzonder we bijna allemaal van honger zouden omkomen.
Wij creëren medicijnen en vaccins die het leven van miljarden redden.
We communiceren met de snelheid van het licht en vliegen in anderhalf uur de aarde rond.
We stuurden tientallen schepen naar meer dan zeventig werelden en vier ruimtevaartuigen naar de sterren.
We hebben gelijk ons te verheugen in onze prestaties,
trots te zijn dat onze soort zo ver kon kijken
en onze verdiensten te beoordelen door dezelfde wetenschap die onze pretenties zozeer heeft onderuitgehaald.
Het oppervlak van de Aarde is de oever van de kosmische oceaan.
Op deze oever hebben we het meeste van wat we weten, geleerd.
We zijn net een beetje van die oever weggewaad
misschien tot enkeldiep,
en het water lijkt uitnodigend.
Een deel van ons wezen weet dat dit is waar we vandaan kwamen.
Wij verlangen om ernaar terug te keren,
en we kunnen het,
omdat de kosmos ook in ons is.
We zijn gemaakt van sterrenstof.
Door ons kan de kosmos zichzelf kennen.