Tip:
Highlight text to annotate it
X
» De citaten komen uit de vertaling van I. Lipschits, De Boer, Hilversum, 1967. (ondertiteling: A. Verlee. Controle C. Bal.) «
» NEIL SMITH: Wel, we gaan vandaag
praten met David Harvey over
zijn lezingen die hij geeft,
voor bijna, denk ik, 40 jaar
over "Het Kapitaal". Mijn naam is Neil Smith.
Ik doceer antropologie en geografie in de City University of New York
en David is mijn collega sinds zijn komst hier
maar daarvoor, lang daarvoor, meer dan 30 jaar
was ik student van David te Johns Hopkins in Baltimore, en daar
nam ik
niet enkel kennis van "Het Kapitaal" als boek, maar ik las het daar voor het eerst geheel, en
deed dit met David. David wat inspireerde je
om te starten met het lezen van "Het Kapitaal",
in het begin van de jaren 1970
» DAVID HARVEY: Het was een van die
historische momenten dat het
juist leek om dit te doen.
Ik kwam toe uit Engeland,
pas van de boot, in de zomer van 1969.
Ik kwam toe in Baltimore,
in 1968 waar er een geweld uitbarsting was geweest
als gevolg van de moord op Martin Luther King,
problemen met burgerrechten in de stad waren
duidelijk, het racisme was duidelijk,
er was de Vietnam oorlog,
en alle protesten tegen de oorlog
werden heviger,
het was een erg verwarde tijd…
En ik herinner mij,
ik denk in december 1969,
dat Fred Hampton werd vermoord in Chicago,
een Black Panther leider,
en kort daarna,
mei 1970, waren er de
doden te Kent State.
Kolossale studentenstakingen, miljoenen studenten over geheel het land
gingen in staking. Daarna waren er de doden op Jackson State.
Dit was dus een erg, erg, erg verwarrende tijd.
En ik denk,
voor mij toch, dat er ook een gevoel was niet goed te weten, hoe te handelen,
of dit te verklaren.
En opgeleid zijnde als een sociaal wetenschapper, denkend over dingen, kon ik geen raamwerk vinden dat
werkelijk alles omvatte wat er gebeurde.
En zo zei ik tot enkele studenten: 'Waarom niet "Het Kapitaal" lezen?
Daar het een nog ongelezen boek is,
kan er misschien iets in staan
dat een antwoord geeft.'
En zo gingen enkelen van ons samen zitten en vormde we een leesgroep.
Zo begon het. We lazen het en begrepen het
volledig fout, het boek,
compleet fout begrepen. Terug kijkend nu,
ben ik verlegen te horen wat we zeiden over dit boek in het eerste jaar.
Weet je, het was de blinde die de blinde leidde door deze enorme tekst.
En we wisten niet wat we deden, We dachten: 'We deden het,
en we doen het beter nog een keer, omdat we het duidelijk niet goed hadden.'
Maar wat ik leerde, was,
je begint werkelijk enkel slechts "Het Kapitaal" te begrijpen als je aan het eind bent.
Het is erg moeilijk te beginnen met …
» NEIL SMITH: Ja.
» DAVID HARVEY: …een soort van helder begrip.
Dus beslisten we het nog eens te doen,
wat we deden.
En ik dacht: wel,
dit is interessant, nu begin ik het raamwerk te zien
dat helpt om uit te leggen wat er gaande is. En dacht: ik blijf dit doen.
Er waren andere mensen,
als ik, die ook deze nood aan een raamwerk voelden, en zo,
stap na stap
begon ik te zeggen: ik ga dit elk jaar doen.
Natuurlijk, wat dan gebeurt, als je dit doet, is
dat je plots een marxist genoemd wordt.
Ik had geen idee wat een marxist was, en ik gaf
er ook niet om, maar plots, enkel omdat je het boek leest
en het ernstig neemt,
en je meer wil weten, hoe de wereld te begrijpen langs deze
zienswijze, vind je jezelf in een politieke hoek. En na een tijd zeg je:
Als het is wat ik ben, dan ben ik wie ik ben, dus…
» NEIL SMITH: Wel, ik denk dat het nuttig is, omdat de
lezingen er aan komen,
dat je ons een overzicht geeft,
een stukje discussie,
wat je denkt de hoofdpunten te zijn in boek 1 van "Het Kapitaal".
» DAVID HARVEY: Een van de dingen om te doen,
en een van de redenen
waaruit ik veel genoegen haal, is het geven van deze cursus op deze wijze,
is dat veel mensen cursussen volgden waar een beetje Marx,
een beetje Weber, Durkheim, in zat, zij lazen uittreksels van Marx of iets dergelijks,
maar lazen het nooit als een boek,
en het is een fantastische literaire constructie. Daarom, een van de dingen die ik echt
wil belichten is,
dat het goed te lezen is!
Eens je voorbij de moeilijkheden bent qua taal en begrip van al deze
concepten, is het werkelijk een dynamisch stuk, dat vlot leest.
En het is welbespraakt van in het begin, met slechts het simpele idee van een waar.
Ga je naar een supermarkt, je vindt een waar, je neemt het naar huis, je eet het,
of draagt het, wat ook, en,
beginnend met dat ding, dat we allen kennen, neemt het je stap voor stap
op de weg naar het
uitpluizen hoe de kapitalistische economie werkt.
Dan zet het rond dat inzicht verbazende inzichten, hoe het komt dat er
werkloosheid is, of een strijd om de
werktijd, waarom het is dat
kapitalisten altijd proberen
tijd van je af te pakken,
waarom we een leven hebben
waar onze wereld
georkestreerd is rond concepten van tijdelijkheid,
en wat de onderdrukking is dat met dit alles bestaat. Daarom denk ik dat
het erg onthullend is in wat het doet.
Zo, het doel van deze cursus is
je aan het lezen te zetten,
en het te doen, zoveel als kan in Marx' eigen termen,
wat raar kan klinken, omdat
je het boek niet gelezen hebt,
je ook niet weet wat
de termen zijn.
Maar één van zijn bewoordingen is, dat je leest,
en daarom je meer uit de lezing haalt
wanneer je de aangegeven leesstof leest
voor je naar de lezing komt, in plaats van passief te luisteren.
Hiervoor is er nog een rede, dat is, dat je
altijd moeite moet doen
om iets te begrijpen.
En in de strijd met jezelf
kan je komen tot je eigen
verstaan voor wat Marx staat
en wat het voor jou betekent. Dus is het een engagement tussen jou en dit boek,
jou en deze tekst,
dat ik wil
aanmoedigen.
Dat doende echter,
is er een complicatie komende uit het feit dat
het heel lastig is dit aan te pakken zonder vooraf gegeven ideeën. Iedereen heeft
gehoord van Karl Marx
en iedereen kent de termen marxisme en marxist,
en er zijn verschillende connotaties
verbonden aan deze woorden.
Daarom wil ik vragen in het begin deze opzij te zetten, deze
vooropgezette meningen
betreffende Marx, die je denkt te weten, en de tekst te lezen
om vast te stellen wat het werkelijk is, wat hij probeert te zeggen.
En dat, natuurlijk,
is niet eenvoudig omwille van vele andere redenen, waarover
ik wil spreken bij wijze van introductie.
Een van de andere vooropgezette meningen, waarmee we neigen een
tekst als deze te benaderen
komt uit onze bijzondere intellectuele geschiedenis en onze eigen bijzondere
intellectuele vorming,
en voor studenten, bijvoorbeeld,
is deze intellectuele vorming dikwijls beheerst door disciplinerende apparaten,
disciplinerende overwegingen,
disciplinerende belangen.
Daarom is er de tendens
het in te delen en te lezen vanuit je disciplinair standpunt.
Wel, een van de goede dingen met Marx is, dat hij nooit vast zat in een discipline,
en als je hem juist wil lezen, moet je de vastheid vergeten
van je discipline;
niet op lange termijn natuurlijk maar toch voor deze cursus.
Je moet denken aangaande
wat het is
dat hij zegt, onafhankelijk van
het disciplinerende apparaat waarmee je denkt over de dingen.
Nu, de andere reden om te zeggen dat dit een verbazend rijk
boek is, zijn de verwijzingen.
Verwijzingen naar Shakespeare, de Grieken, Balzac,
referenties naar politieke economen, naar filosofen,
antropologen en alle anderen. Met andere woorden,
Marx baseert zich op
immense bronnen,
en zoals hij het doet, mag het een uitdaging zijn uit te vinden
welke deze bronnen zijn,
en eigenlijk zijn enkele lastig te volgen, en ik ben er lang mee bezig geweest.
Maar het is echt opwindend in het begin te zien
enige van de
connecties. Bv. wanneer ik begon dit te lezen, had ik niet veel gelezen
van Balzac, en toen ik het las zei ik tot mijzelf:
'Oh daar heeft Marx het gehaald!'
Plots zie je dan de wijze waarop hij de ervaren wereld
baseert,
met Goethe, met Shakespeare, je weet wel, al de anderen.
Dus het is een erg
rijke tekst, in die zin en je gaat het waarderen,
ik denk, nog meer
als je stopt met zeggen: 'Wel,
naar wie verwijst hij in de geschiedenis?', of 'Over
welke econoom spreekt hij?' enz.
Een ander ding dat we gaan tegenkomen, als je het zo zal lezen, is dat je
het een erg interessant boek zal vinden.
Het is een fascinerend boek,
en hier natuurlijk, komen we een ander stel vooroordelen tegen, omdat
velen van jullie al wat
Marx gelezen hebben.
Misschien las je "Het Communistisch Manifest" in het hoger onderwijs.
Misschien had je een van die mooie cursussen die heten:
'Introductie tot de sociale theorie', waar je twee weken spendeerde aan Marx,
je weet wel, twee weken Weber, enkele weken Durkheim en al de anderen.
En misschien las je uittreksels van "Het Kapitaal".
Maar uittreksels lezen is heel verschillend van het lezen als een boek,
omdat je die stukjes begint te zien én, op een of andere wijze, een rol
spelend in een veel groter en breder verhaal, en wat ik denk
dat goed is,
wat dit groter verhaal is, wat het groter concept is, omdat dat is,
hoe Marx, denk ik, wou gelezen worden. Hij zou het gehaat hebben
indien iemand zou zeggen:
'He, je moet dit hoofdstuk aanhalen', of 'je moet dit hoofdstuk doen', en hierin is
Marx te volgen.
Hij zou het zeker gehaat hebben als hij wist dat hij gegeven werd als introductie
tot een cursus sociale theorie.
En ik denk dat dit ook gehaat moet worden,
omdat je daardoor een bepaalde opvatting van Marx hebt
die radicaal verschillend is
aan de conceptie die je krijgt met het lezen van
een boek als Marx's Kapitaal.
Het andere ding dat gebeurt, natuurlijk, vanuit de discipline
is dat vaak mensen beginnen hun begrip te herorganiseren
rond die discipline. Het is te zeggen:
'Wel, ik ben geen goed econoom, ik krijg hier geen economie, dus ik ga
mij niet vermoeien in het volgen van de economische argumentatie,
ik ga slechts de filosofische
argumentatie volgen'.
En eigenlijk,
het is zeer interessant
Marx te lezen in dat perspectief.
Nu, ik heb deze cursus gegeven elk jaar sinds 1971,
behalve één keer.
Sommige jaren heb ik het tweemaal gedaan, soms drie keer.
En elk jaar gaf ik het aan
verschillende groepen.
De ene keer was het
een volledig filosofie department van wat toen het Morgan State
College was, Morgan State University. Een andere keer
de studenten in het programma Engels te Johns Hopkins.
Nog een ander jaar
waren het economisten en dergelijken. Wat mij echt fascineerde, was dat
elke keer je het las met een andere groep, zij er verschillende dingen in zagen.
En werkelijk, ik leerde veel met door deze tekst te gaan met die
erg verschillende groepen.
Soms maakte het mij wel gek, maar ik leerde veel.
Op een jaar, bijvoorbeeld, deed
ik het met mensen van het comparatieve literatuur programma te Johns Hopkins,
ongeveer zeven van ze.
En we zijn bij hoofdstuk één,
en we spenderen het hele semester aan dat hoofdstuk.
Het maakte mij gek. Ik zei: 'Kijk, we moeten vandaag uitkomen op de werkdag', en dingen als
dit, erg belangrijke zaken als dit, en zij zeiden:
'Nee, nee, we moeten dit goed hebben', weet je. 'Wat bedoelt hij
werkelijk met waarde? Wat is werkelijk deze geld waar? Waarover
gaat de fetisj? Waar gaat dit werkelijk over?'
En het bleek …
Ik zei: 'Waarom doen jullie dit?' Zij zeiden: 'Wel, wij werken veel in de
traditie van…' iemand van wie ik nooit gehoord had op dat moment, en ik dacht
dat het duidelijk een idioot was, omdat hij deze dingen produceerde,
een man die Jacques Derrida heette,
die veel tijd spendeerde te Hopkins in de late jaren 1960 en
begin 1970. En zo echt
invloedrijk was in het comparatieve literatuur programma.
Nu, een van de dingen dat ik later
over dit dacht was…
Wat zij mij leerden, was veel en erg zorgvuldig aandacht te geven aan Marx' taal;
wat hij zegt, hoe hij het zegt, en wat hij bedoelt, en misschien wat hij fout doet,
en dat is zo verschrikkelijk belangrijk.
Dus echt, ik leerde… en ben zeer dankbaar nu voor deze groep,
naast het feit dat ik niet langer mijzelf als een idioot hoorde zeggen 'ik weet niet…
ik heb nooit gehoord van Jacques Derrida', weet je wel.
Het was dus erg invloedrijk
om een groep als deze te hebben die me door het eerste hoofdstuk nam
met de fijne kam,
bijna elk woord, elke zin, elke connectie met de
zinnen, enz.
Inderdaad, ik wil naar de werkdag. Ja, inderdaad, ik wil door
het boekdeel, zodat we niet al de tijd geven
aan hoofdstuk één, maar het
is dit soort van aanpak dat verschillen in de disciplinaire perspectieven opent.
Omdat Marx deze tekst schreef
vanuit deze verschillende standpunten, die ik aangaf.
En ik denk dat
we moeten herkennen
hoe deze differente standpunten kruisen binnen de tekst.
In feite zijn er drie belangrijke
gebieden van inspiratie
voor dit werk,
en zij worden alle gestuwd
uit een diepe toezegging, in Marx' geval,
tot de kritische theorie, de kritische analyse.
Toen hij jong was schreef hij een klein stukje tot een van zijn redactionele collega's
op de Duitse krant.
De titel van het stuk is: 'Voor een meedogenloze kritiek van al het bestaande'.
Een zeer bescheiden stuk en ik suggereer dat men het leest,
omdat het fascineert.
Wat hij doet in dat stuk is, hij zegt niet
iedereen
is dom, ik verwerp iedereen, ik ga iedereen kritiseren uit zijn
bestaan. Nee.
Wat hij zegt is,
er veel serieuze mensen die echt hebben nagedacht over de wereld,
heel hard.
En zij hebben bepaalde dingen gezien van de wereld die nu onze bronnen zijn.
Wat de kritische methode doet is dat wat zij zagen te nemen,
er aan te werken en te transformeren in iets anders.
En een van de dingen die hij later zei, wat denkelijk zijn methode laat zien,
is wonderwel:
dat hij zegt, de wijze waarop je de transformatie doet, is het nemen
van radicaal differente conceptuele delen
en met ze tegen elkaar te wrijven, maak je een revolutionair vuur.
Dat is wat hij in feite doet. Hij neemt zeer, zeer differente tradities,
duwt ze samen,
schuurt ze tegen elkaar,
en creëert een compleet nieuw kenniskader.
Zoals hij zei in een van zijn
voorwoorden: als je probeert een nieuw kennissysteem te creëren dan moet je
het hele conceptuele apparaat herscheppen.
De hele onderzoeksmethode herscheppen.
Nu, de drie conceptuele blokken in "Het Kapitaal"
zijn deze:
Eerst is er het conceptuele blok
van de politieke economie.
Achttiende eeuw, vroeg negentiende eeuwse politieke economie.
Dit is hoofdzakelijk Engels.
Niet geheel Engels, maar het is
van Locke en Hobbes en Hume tot na- tuurlijk Adam Smith, Ricardo en Malthus.
En een menigte andere figuren, als Steuart, en onbelangrijkere figuren.
Hij onderwerpt al deze mensen
aan een grondige kritiek, in
3 delen, de "Theorieën over de meerwaarde".
Hij had geen fotokopie machine of het web en al deze
dingen, zo kopieerde hij intensief met de hand
lange passages van Adam Smith,
en schreef dan een commentaar op hem.
Lange passages van Steuart,
opnieuw, lange commentaren er op.
In feite was hij aan het doen wat we nu deconstructie noemen.
En een van de dingen die ik leerde
met de "Theorieën over de meerwaarde" was
hoe argumenten te deconstrueren.
Feitelijk, wat hij doet is zeggen:
'Adam Smith geeft dit argument.
Wat laat hij weg?
Wat is afwezig? Wat is het ontbrekende
deel hier,
dat echt helpt alles samen te houden,
en als we het toevoegen, verandert dan het argument?'
Dus politieke economie
is werkelijk vrij sterk
als een van de …
… delen in het verhaal.
Nu, ik ken de politieke economie redelijk. Heb veel gelezen en voel
mij er mee vertrouwd. Misschien omdat ik uit de Engelse
traditie kom en al het overige, dat het vertrouwd is.
We gaan er dus doorheen,
en ik geef redelijk wat
materiaal daaruit, in de zin dat
Marx zijn inspiratie er uit haalde,
omdat hij niet altijd citeert in "Het Kapitaal".
Een idee komt op,
dat duidelijk uit een plaats komt,
en het is erg betekenisvol,
maar Marx citeert het altijd niet.
Er zijn, natuurlijk,
ook andere theoretici, zelfs in de VS, maar hoofdzakelijk Fransen.
Er was dus ook een Franse traditie van politieke economie, eerder different.
Marx refereert er naar, maar het is een van zijn grote,
van zijn… discussies.
Het tweede deel
is de klassieke Duitse kritische filosofie,
die terug gaat tot de Grieken.
Marx schreef zijn dissertatie
over Epicurus, en was dus goed thuis in het Griekse denken,
en natuurlijk kwam de Griekse denkwijze
in de Duitse filosofische kritische traditie,
Spinoza, Leibniz, en natuurlijk Hegel,
en vele anderen,
dit soort van traditie is ook uitzonderlijk significant,
en op vele wijzen gebruikt hij de Duitse kritische filosofische traditie
in relatie tot de politieke economie. Hij brengt ze samen.
Ook baseerde hij zich
veel op Kant.
Deze traditie
is ook erg significant. Ik ben niet
erg vertrouwd met die traditie. Niet getraind in die traditie, dus deze
van jullie met
een betere training in die traditie dan ik, zullen dingen opmerken die ik mis. Dit is
een van de dingen die ik leerde, werkende
met een groep filosofen,
gedompeld in Hegel en de andere stof, zo heb ik een hegeliaanse
kijk op Marx' voortgang. Ik weet er wat van, maar ben
er niet zo sterk in
als ik wil zijn.
En ik moet zeggen, vroeger had ik wat sympathie voor de
Britse economiste Joan Robinson toen ze stelde dat ze bezwaar had tegen
de wijze waarop Hegel tussen haar en en Ricardo kwam in Marx' werk.
Ik had sympathie met…
…met dat, en enige van de…
…de problemen die ik heb met het kennen van Hegel,
ik heb er sympathie mee.
In feite, grappig gezegd, ik zou het beter niet doen en zal de hegelianen van streek
maken, eigenlijk een van de beste dingen be- treffende het lezen van Hegel voor je Marx,
leest is, dat het Marx lezen vergemakkelijkt.
Geef dus jezelf een dosis Hegel voor je Marx doet en alles is oké.
De derde traditie
die hij gebruikt, en veel, is de
traditie van het utopisch socialisme.
Deze is hoofdzakelijk Frans,
al is er Robert Owen en enkele Britten, en natuurlijk Thomas More, in de
Britse traditie,
die nu en dan opduiken in de tekst,
maar de grote socialistische denkers - er was
een enorme stoot van utopisch denken in de jaren 1830 en 1840 in Frankrijk.
Iemand als Etienne Cabet, die een groep vormde, de Icarianen, die naar hier kwam
in de VS na 1848.
Proudhon. Saint-Simon. Fourier.
Marx was erg, erg vertrouwd - hij verbleef enige tijd in Parijs -
erg vertrouwd met hun werk,
en als je "Het Communistisch Manifest" leest, vind je wat frustratie met hun werken.
Hij hield niet van de wijze waarop
de utopisten hun ideale maatschappij willen vormen, zonder enig idee
te hebben hoe er te geraken.
Wat Marx wil doen is proberen om te vormen
het socialistisch project van een utopisch socialistisch project
in een wetenschappelijk socialistisch project.
Maar om dit te doen, kan hij niet simpelweg het
Engelse empirisme, Engelse politieke economie, nemen.
Hij moet herscheppen, herconfigureren
wat de wetenschappelijke methode is.
En zijn wetenschappelijke methode is
daarom vrij sterk bepaald door dit
ondervragen van, zo je wil, hoofdzakelijk Engelse
traditie van klassieke politieke economie,
met de hoofdzakelijk Duitse traditie van kritische filosofie,
met, zo je wil, utopische impulsen,
vragende: wat is communisme? Wat is een socialistische maatschappij?
Hoe kunnen we kapitalisme kritiseren?
Als, zo je wil, het derde hem aanzet verder te gaan.
Ik ben goed vertrouwd met
de Franse socialistische traditie, zeker die periode van de utopische
traditie toen,
en heb er zelf over geschreven…, ik heb er veel van gelezen, zoals Fourier,
Saint-Simon en Proudhon, in het bijzonder, en ik denk,
wat gebeurt, dat is dat Marx zich vaak meer baseert op hen, dan hij herkent,
daar hij afstand wil
van die openlijke utopische traditie
die er was in 1830 en 1840, waarin hij, in vele opzichten
een deel zag van de chronische fout van de 1848 revolutie in Parijs.
Omdat hij hiervan zich wilde distantiëren zei hij:
'Oké, ik ga ze niet erkennen', maar in feite gebruikt hij
ze veel, in het bijzonder Saint-Simon,
alsook, maar als negatie, Fourier. In feite zijn veel van zijn ideeën
een negatie van Fourier.
Je kan hem dus niet echt begrijpen zonder zijn ontkenningen,
en hij ontkent Fourier, op dezelfde wijze
dat hij vele
politieke economen rechtuit ontkent, vooral Malthus, waarmee
hij het bijzonder
moeilijk had.
Dit zijn de hoofdlijnen die samen komen in dit boek
Ik suggereer echter dat we het lezen in
Marx' woorden maar ook dat we
moeilijkheden stellen. En Marx zelf was zich daarvan bewust.
Hij geeft interessante commentaar
in een van zijn voorwoorden,
namelijk in het voorwoord tot de Franse editie,
toen er een suggestie was dat de Franse editie gebracht zou worden als
een aflevering - je weet de Fransen publiceren graag dingen als feuilletons,
dat soort - een document komt uit en het zijn de eerste twee hoofdstukken…
en volgende week… publiceren in reeksen.
En wat Marx schreef (het is in 1872),
(Hij) zegt, '…Ik juich je idee toe, om de vertaling van "Het Kapitaal" als een reeks…
…in deze vorm is het boek meer toegankelijk voor de werkende klasse…
…een overweging die zwaarder weegt dan al het andere.
Dat is de goede kant van uw suggestie.
Maar hier is de keerzijde van de medaille.
De analyse methode die ik heb toegepast…
…en die nog nooit toegepast is op economische onderwerpen…
maakt het lezen van de eerste hoofdstukken
eerder steil en het is te vrezen dat het Franse publiek…'
(inclusief jou)
'…altijd ongeduldig zijnde tot een conclusie, gretig zijn om de connectie te kennen
tussen de algemene principes
en de onmiddellijke vragen die hun passies prikkelen
ontmoedigend kan zijn omdat het niet in een keer kan.
Dat is een nadeel dat ik niet kan opheffen,
tenzij door een waarschuwing van de
lezers, fanatiek waarheid zoekend.
Er is geen koninklijke weg tot weten- schap en enkel dezen, niet *** te
klimmen op het steile pad
hebben de kans te winnen
de verlichte toppen."
Daar jullie allen ijverig de
waarheid betrachten,
moet ik waarschuwen, inderdaad
dat het lezen van de eerste hoofdstukken lastig is. Bijzonder moeilijk.
En er zijn redenen voor.
Eén van de redenen is zijn methode, waarover we het straks hebben.
De andere reden heeft te
maken met de bijzondere wijze waarmee hij het project opzet.
Zijn project is te begrijpen hoe
de kapitalistische productiewijze werkt.
Hij weet dat dit een enorm, enorm, project wordt.
Om dit project lopend te krijgen,
ontwikkelde hij een conceptueel apparaat dat hem helpt te begrijpen
al de complexiteit in het kapitalisme. En
opnieuw, in een introductie spreekt hij,
hoe dit te doen.
Hij zei: "De methode van presentatie",
en dat behandelen we nu met de wijze van presentatie,
dit is in het nawoord van de tweede editie,
"De presentatie methode moet ver- schillen in vorm van dat van onderzoek.
"Het laatste", dat is, het proces van onderzoek,
"moet zich het materiaal toe-eigenen in detail om te analyseren de verschillende vormen
van ontwikkeling en hun connectie.
Enkel na dit werk kan de werkelijke beweging goed voorgesteld worden.
Als dit succesvol is gedaan,
als het onderwerp niet gedood is",
dat is, de kapitalistische productiewijze,
"is het nu gereflecteerd in de ideeën waarmee het lijkt dat we
voor ons een a priori constructie hebben."
Waarover Marx hier spreekt
is zijn onderzoeksmethode die verschilt van zijn presentatiemethode.
Zijn onderzoeksmethode start met alles dat bestaat.
Je start met de werkelijkheid zoals je die ervaart,
zoals je die ziet en voelt.
Met dat begin je.
Je begint met beschrijvingen van de werkelijkheid
door politieke economen, door schrijvers, door iedereen.
Je start met al dat materiaal
en dan zoek je in dat materiaal
naar eenvoudige concepten.
Dit is wat hij noemt de 'methode van afdalen.'
Het afdalen van
de werkelijkheid die je vindt,
dalend, kijkend naar
enige gefundeerde, fundamentele concepten.
En eens je die fundamenten ontbloot en ontdekt hebt,
ga je terug naar de oppervlakte
en kijk je wat er gebeurt en je ziet
dat achter de wereld van verschijning waarmee je startte
er een andere interpretatiewijze is.
In feite is Marx een pionier in de methode die,
als je vertrouwd bent met de psychoanalyse, je kan begrijpen.
Dat je begint met gedrag aan de oppervlakte en kijkt,
naar conceptuele apparaten zoals Freud deed.
Je komt met conceptuele apparaten en het brengt je terug
uitleggend, 'Ha! Die persoon handelt zo, maar in feite is het een
representatie van dat.'
Marx doet ongeveer het zelfde. Marx is de pionier van
deze methode in de sociale wetenschappen.
Start met de buitenkant; vind de diepere concepten.
In "Het Kapitaal" begint hij met de diepe concepten. Hij begint
met de conclusies van zijn onderzoeken.
'Wat zijn mijn basis concepten?'
En hij legt die basis concepten uit,
erg eenvoudig, zeer direct,
en inderdaad lijkt het een a priori constructie. Wanneer je het een eerste keer leest
zeg je,
'Van waar komt allemaal?'
'Waar haalt hij het van? Waarom doet hij dit?'
En de helft van de tijd heb je geen idee waarover hij het heeft met deze concepten.
Maar dan beetje bij beetje,
met het vorderen, begin je te zien hoe de concepten de dingen verlichten rond ons.
En na een tijd zeg je, 'Ah!
'Dat is wat de 'waardetheorie' werkelijk betekent.'
'Dit is waar het waarde argument over gaat.'
'Ah! Dat is wat deze fetisj werkelijk beduidt.'
'Dat is wat deze
concepten doen.'
Maar in feite begrijp je enkel hoe deze concepten werken
aan het einde van het boek.
Dat nu is een erg ongebruikelijke strategie.
Ik bedoel, we zijn vertrouwd met strategieën waar mensen ingehamerd worden:
'Begrijp goed het concept en dan ga je naar het volgende.' Alsof je
steen na steen iets bouwt.
Marx is meer,
weet je, een ui aan het ontleden. Ik gebruik deze metafoor en het is een ongelukkige,
omdat, zoals iemand zei,
wanneer je een ui pelt, de ui je gewoonlijk tot tranen brengt.
Maar wat hij doet is beginnen aan de buitenkant van de ui,
naar het binnenste gaan, wat de ui doet groeien, en dan
terug naar de buitenkant.
Zo begrijp je enkel op het einde waarover het gaat,
met het terug gaan naar de buitenkant.
En zijn argument over wat het groeien doet… wanneer je start van het
binnenste en werkende door de lagen naar het buitenste…
en dat is wat je doet. Dan verrijk je bestendig de concepten.
Dat lijkt
een erg star en zeer abstract concept
gradueel rijker en rijker wordend bij het vorderen.
Het is een uitbreiding
van deze concepten.
Geen steen na steen aanpak en voor de meeste van ons ongebruikelijk,
één van de dingen aan te gewennen is dat dit gebeurt.
Wat het betekent voor jou is
dat je als een gek moet mee gaan in de eerste 3 hoofdstukken,
omdat je waarschijnlijk niet de zin ervan snapt
tot je
verderop in de tekst, komt en begint te zien
hoe deze gedachten
werken en hoe zij… en dan,
zo je wil, de "proof of
the pudding is in the eating", dan begin je echt enige
consequenties te trekken
van wat Marx laat zien, natuurlijk,
kom je dan ergens.
Inbegrepen zijn keuze van het beginpunt.
Zoals je zal zien, begint hij van het standpunt…
van de gedachte van de waar.
Nu is dit een zeer raar beginpunt. Ik bedoel,
de meesten van jullie, denkende aan Marx, denken aan frasen als 'de geschiedenis is de
geschiedenis van klassenstrijd'.
Dus denk je: "Het Kapitaal" zou moeten beginnen met klassenstrijd.
Ik weet het niet juist, het neemt bijna 300 blz. voor je komt aan klassenstrijd in "Het Kapitaal".
Frustrerend voor dezen die dit willen
en wensen na te denken over klassenstrijd.
Waarom start hij niet met het geld?
Eigenlijk, in zijn vroege voorbereidende onderzoekingen, wou
hij beginnen met het geld,
maar ondervond dat het meer en meer onmogelijk was om te doen.
Waarom begon hij niet met arbeid?
Weet je, hij kon beginnen met van alles, maar besloot te
starten met de waar.
En als je terug gaat en voorbereidend werk leest, zie je een lange periode,
20 of 30 jaar, waar hij vecht met de vraag,
wat is het beste begin
om er werk van te maken?
Wat zit in het centrum van de ui, als je het zo wil beschrijven,
wanneer ik het analyseer,
het mij toelaat te
begrijpen hoe de hele zaak werkt?
En hij besloot te beginnen met de waar.
Het is een arbitrair startpunt.
Je snapt de logica niet. Hij legt het niet uit. Hij neemt zelfs niet
de moeite te overtuigen. Hij zegt slechts:
'Hier start ik. Dit is hoe ik er over denk. Dit zijn de concepten
die ik ga gebruiken.'
Een duister begin van het hele ding. Hij probeert geheel niet te overtuigen.
Op dat punt zeg je iets als: 'Als er geen justificatie is, waarom dan
niet die tekst opzij leggen?'
Dan wordt het een weinig gecompliceerd.
Tegen de tijd dat je aan hoofdstuk 3 komt, waar de meesten, die "Het Kapitaal" lezen stoppen,
als zij het proberen te lezen op hun eentje,
tegen de tijd dat je aan hoofdstuk 3 zit, zeg je iets van: 'Dit is onmogelijk. Dit gaat
nergens heen.'
Het is erg moeilijk, door dit soort van redenen.
De andere reden dat het moeilijk is,
wat ik suggereerde, omdat het conceptuele apparaat is bedoeld
niet enkel voor "Het Kapitaal", boek 1.
Het is bedoeld om te
helpen in alles, in de termen van al het andere waarover hij denken wil.
Nu, je zal bedroefd zijn te weten dat er drie boeken zijn van "Het Kapitaal".
Als je echt de kapitalistische productiewijze wil begrijpen,
moet je ze alle drie lezen.
Boek 1 is een bepaald perspectief op
de kapitalistische productiewijze,
maar nog erger is, dat de 3 boeken maar een achtste zijn van wat hij in gedachte had.
Hij schreef in de Grundrisse,
dat een voorbereidende tekst is, waar hij verschillende ontwerpen van "Het Kapitaal" maakt.
Hij zegt: 'Oké,
wat ik ga doen is de
volgende analyse maken:
We gaan het hebben over: "1) De algemene abstracte determinanten die er zijn,
min of meer, in alle maatschappijen.
2) De categorieën die de inwendige structuur maken van de burgerlijke maatschappij,
waarop de fundamentele klassen steunen: kapitaal,
loonarbeid, grondbezit, hun samenhang.
Stad en land.
De drie grote sociale klassen;
ruil tussen hen.
Circulatie.
Het kredietsysteem."
Een goed onderwerp nu.
"Eigendom.
3) Concentratie van de burgerlijke maatschappij in een staatsvorm,
gezien in relatie tot zich zelf.
De niet-productieve klassen.
Belastingen,
Staatsschuld.
Openbaar krediet.
De populatie.
De kolonies.
Emigratie.
4) De internationale productie relaties,
internationale arbeidsdeling,
internationale ruil,
export en import,
wisselkoers,"
nog een goed onderwerp.
"Vijf," excellent onderwerp,
"De wereldmarkt en de crisis."
Dit was dus het
panorama dat hij had in de Grundrisse, van wat hij wou doen.
Wat hij in gedachten had,
dat hij ging doen,
toen hij "Het Kapitaal" schreef.
Hij beëindigde het niet.
Hij nam nooit de
meeste van de onderwerpen op.
Wat je in "Het Kapitaal" hebt
is het begin
van dit massief project,
een massief project waar naar
hij hints geeft op
vele plaatsen, hoe de staat te begrijpen, hoe de
civiele maatschappij begrijpen, hoe emigratie begrijpen, hoe de
wisselkoersen te begrijpen, en zaken als dit.
Ook hier dus, moeten we begrijpen dat
het conceptuele apparaat
in zijn begin staat…
hij probeert het zo te ontwerpen dat het dat alles kan hebben,
maar in feite, wat het doet,
is het geven van een raamwerk waarin boek 1
handelt en boek 1
is slechts een deel van de
hele puzzel.
Boek 1 kijkt op een essentiële wijze naar de kapitalistische productiewijze
vanuit het standpunt van de productie,
niet van de markt,
niet de globale handel, maar uit het standpunt van de productie.
We gaan dus moeten herkennen dat wat we gaan doen
in deze cursus, is een analyse, door middel van Marx,
van de kapitalistische productiewijze vanuit het productie perspectief.
Boek 2 doet het uit het perspectief van de ruil.
Boek 3 geeft materiaal over de crisis,
en ook de regels van de distributie,
interest, rente, belastingen,
dit soort van dingen.
Maar dan komt de methode,
het andere deel van de methode,
die erg belangrijk is in termen van de presentatiemethode en de onderzoeksmethode.
En dat is Marx' gebruik van de dialectiek.
Wat hij zegt, alweer in zijn voorwoord,
is dat in de dialectiek we een
compleet verschillend
analyseconcept vinden.
Je vindt nauwelijks gewone taal bij Marx. Marx zegt niet, 'Dit veroorzaakt dat.'
Bijna steeds zegt hij
'Dit is dialectisch gerelateerd aan dat.'
En een dialectische relatie
is een inwendige relatie,
niet een causale externe relatie. Het is een inwendige relatie.
En hij spreekt over deze dialectische methode
opnieuw in het nawoord van de tweede editie.
Hij zegt: 'Oké,
ik neem enkele ideeën van Hegel.
"Maar," zegt hij, "mijn dialectische methode is, in zijn fundamenten, niet enkel
verschillend van de hegeliaanse, maar juist het tegengestelde."
Er zijn ogenblikken, denk ik,
dat we gaan zien dat dit niet exact is.
Dat in feite Marx de dialectische methode
gerevolutioneerd heeft; en niet eenvoudig omgekeerd,
zo als soms gezegd.
Hij gaat verder, om te zeggen: "Ik kritiseerde de mystificatie van de hegeliaanse
dialectiek bijna 30 jaar geleden."
Waar Marx naar verwijst, is
zijn verhandeling "Bijdrage tot de kritiek op Hegels Rechtsfilosofie",
"Kritiek van Hegels rechtsfilosofie", wat ook de titel mag zijn,
en ik denk dat de kritiek
een fundamentele rol speelt
waarin Marx zijn
relatie tot de hegeliaanse dialectiek bepaalt.
Hij praat verder over
het mystificerende aspect.
En de wijze waarop deze mystificerende vorm van de dialectiek,
als geboden door Hegel,
in de mode kwam in Duitsland,
en waarom het was dat hij het moest hervormen
op zo een wijze, dat het gebruikt
kon worden voor elke historische ontwikkeling in vloeibare, in bewegende toestand.
Hij had er achter te komen zo, dat het tevens kon vatten
de voorbijgaande aspecten van de maatschappij.
En dan gaat hij spreken over dit als,
"Deze dialectische methode laat zich niet beïnvloeden door iets, in zijn
ware essentie is het kritisch en revolutionair."
Daarover praat hij,
hij gaat een versie gebruiken van de dialectische methode
om de relaties te maken tussen
de elementen in zijn systeem.
Maar hij gaat het zo doen
dat de vloeibaarheid en beweging te vangen is.
Bovenal is Marx ongelooflijk, ongelooflijk
geïmponeerd met de vloeibaarheid
en de dynamiek van het kapitalisme.
Dat nu is erg vreemd, omdat Marx vaak
spreekt alsof hij een
statische, structurele analist is.
Het vreemde is, als je "Het Kapitaal" leest, dat je je realiseert dat hij de beweging ziet.
Hij ziet de beweging heel de tijd.
Hij spreekt constant over
die beweging en die beweging is een dialectische beweging.
Dus een van de wijzen waarop
je Marx moet lezen in Marx' eigen woorden, is te vatten wat hij
bedoelt met dialectiek.
Omdat het probleem is dat hij
nooit een verhandeling schreef over dialectiek.
Hij heeft nooit gezegd:
'Oké, dit is mijn dialectische methode'.
Er zijn hints.
Als je werkelijk zijn dialectische methode wil begrijpen,
dan lees je "Het Kapitaal".
Dat is de beste plaats ervoor.
En als je "Het Kapitaal" zorgvuldig leest, kom je op
een gevoel uit hoe de dialectische methode werkt.
Maar opnieuw, dit zal een beetje verwarrend zijn, omdat
je wellicht niet gewoon bent aan dialectisch redeneren en het merkwaardige
ding aan het academische is dat hoe meer je ervaren bent in een discipline,
je het minder bent voor
de dialectische methode.
In feite zijn jonge kinderen zeer dialectisch.
Zij zien alles in beweging.
Zij zien overal tegenspraken en zijn zeer contradictorisch tegenover alles.
Elke tegenspraak gaat in al het andere en
je kinderen zeggen veel
wonderlijke tegenstrijdige dingen tot je.
En jij zegt iets als 'Nu stop je met zo te denken. Je moet rationeel denken'.
Eigenlijk trainen we mensen
om niet dialectisch te zijn van in het begin.
Maar in feite is de dialectische methode intuïtief erg, erg krachtig.
En wat Marx doet is het herwinnen
van die ongelooflijke intuïtieve dialectische methode, en het gebruiken,
in termen van een analytisch schema, zoals we zullen zien,
maar ook in termen van het begrijpen
dat alles in een proces zit.
Alles is in beweging.
Alles is gedefinieerd in deze termen.
Hij spreekt niet over arbeid.
Hij spreekt over het arbeidsproces.
Kapitaal is geen ding;
Het is een proces; het is in beweging.
Waarde bestaat niet, tenzij het in beweging is.
Als dingen stoppen, verdwijnt de waarde,
en het hele systeem valt in duigen.
En jullie
herinneren zich goed wat gebeurde in de nasleep van 9/11.
Veel dingen stopten. Beweging stopte.
Vliegtuigen stopten met vliegen. Je kon niet over de bruggen,
alles, dan plots in 3 dagen
realiseerde iedereen zich dat het kapitalisme zou instorten
als de dingen niet opnieuw in beweging kwamen, zo plots, Giuliani
kwam te zeggen:
'In hemelsnaam, pak je bankkaarten en ga winkelen.
Ga naar Broadway. Ga terug en doe dit soort van dingen.'
Bush kwam zelfs op een tv-reclame voor de vliegtuigindustrie, zeggende:
'Begin weer te vliegen.
Kom in beweging.' Weet je.
Met andere woorden, kapitalisme is, als Jack Kerouac zou zeggen, 'voortdurend op de weg.'
En indien niet altijd op weg, dan is het niets.
Marx is er dus gevoelig voor. En het is erg
vreemd hem zo vaak statisch afgeschilderd te zien,
die het allemaal uitgewerkt heeft. Nee, het is in beweging en het verandert,
voortdurend in die beweging.
Dus hier, denk ik, ook,
wat Marx probeert te doen, is het vinden van een conceptueel apparaat
dat die beweging helpt te begrijpen.
En zo zijn enige van zijn concepen
zodanig geformuleerd
dat zij gaan over relaties; ze gaan over een transformerende activiteit.
Zo is het dit moment; en zo is het in het volgende moment.
En dit kan erg verwarrend zijn,
maar wat hij doen wil, is voorbij die verwarring te komen met
een conceptueel apparaat,
een onderliggende structuur, zo je wil,
die je helpt te begrijpen
al deze voortdurende bewegingen rond ons.
In het bijzonder, de wijze waarop beweging
eigenlijk bekrachtigd wordt in de kapitalistische productiewijze.
Zo moet je, denk ik,
proberen Marx te begrijpen met het waarderen
van zijn dialectische methode.
Er zijn nu mensen, inbegrepen marxisten, die niet van zijn dialectiek houden.
Er is de groep van het
zg. 'analytisch marxisme' bijvoorbeeld,
dat iets zegt als: 'Weet je, al dat dialectisch gedoe…'
Zij heten zichzelf graag
'geen onzin marxisten',
omdat ze gewoon stellen: 'Al die dialectiek is onzin.'
En er zijn ook andere
mensen die ergens iets zeer dialectisch nemen en in
een causale structuur gieten.
En in feite is er een positivistische versie van wat Marx zegde. Dat is, verwijder de dialectiek.
Dit kan perfect correct zijn; ik bedoel, ik ga niet argumenteren en zeggen,
dat de analytische marxisten fout zijn.
Ik ga niet argumenteren en zeggen, dat mensen die het omwerken
in een positivistisch mathematisch model fout zijn.
Misschien zijn ze juist.
Maar wat je zal moeten doen, als je Marx' tekst in Marx' woorden wil begrijpen,
is het vatten van de dialectiek.
En het is goed, indien je nadien wil zeggen: 'Marx is fout,
de dialectiek is fout, ik hou er niet van, het werk niet', dit soort van dingen.
Dat is goed.
Maar voor je dit zegt moet je begrijpen wat het is en hoe het werkt.
Wat we willen doen is
het spenderen van tijd aan de dialectiek,
aan het herkennen van dit aspect van Marx,
en hoe dit werkt.
Nu is er
een finaal punt voor we pauzeren.
Ik vroeg om te proberen Marx in zijn eigen woorden te lezen, maar ik ben jullie begeleider.
Je zal het lezen
met mijn hulp en mijn woorden gaan zeer belangrijk zijn.
Dus een van de dingen die ik wil zeggen is dat mijn interesse
in urbanisatie, in ongelijke geografische ontwikkeling, imperialisme
en al die zaken,
dat mijn belangstelling eigenlijk
erg belangrijk is in termen van
invloed op de leeswijze van deze tekst.
In andere woorden,
ik ben door 30 bizarre dialogische jaren gegaan tussen deze tekst en mijzelf.
En een van de redenen dat ik het elk jaar doe is:
elk jaar stel ik mijzelf de vraag: 'Hoe zal ik het nu lezen?
Wat zal mij nu treffen, wat ik voorheen niet opmerkte?'
En nieuwe dingen treffen mij omdat er nieuwe dingen gebeuren, dat is geschiedenis
en geografische veranderingen.
Er zijn zaken die verschijnen, en ik kom er terug op en kan kijken bij Marx en zeggen:
'Heeft hij hierover iets te zeggen?', en soms vindt je iets
waarover hij iets zegt,
soms helemaal niet.
Ik ben dus in een lange dialoog, en
gebruik deze denkwijze,
veel van deze conceptuele apparaten, gedurig in mijn werk.
En in het proces, natuurlijk, veranderde de wijze van begrip van de tekst.
Ik veronderstel, indien er een opname zou zijn
van 25 jaar geleden,
je mij erg
verschillende dingen zou horen zeggen van wat ik nu zeg,
wegens tal van redenen.
Het historisch klimaat is nu anders, het intellectueel klimaat is anders.
Al dit soort zaken zijn opgekomen die vroeger niet bestonden. Daarom,
lees je het anders.
Interessant punt:
in een van de voorwoorden spreekt Marx over dit proces,
hoe de burgerlijke theorie
de wereld begreep op een bepaalde wijze en dan de geschiedenis evolueerde en de
theoretische formulering overbodig maakte,
en daarom ideeën veranderen moeten
als de omstandigheden veranderen.
Onze ideeën moeten hervormd worden.
Jullie krijgen dat dus in
mijn lezing ook.
En dit is niet te vermijden
maar uiteindelijk,
wil ik komen tot jullie lezing,
dat is, engageer jullie tot de tekst vanuit jullie eigen ervaring, intellectueel,
sociaal, politiek,
en amuseer jullie, pratend tot de tekst,
en laat de tekst tot jullie praten,
waardeer de wijze waarop Marx probeert
de wereld te begrijpen.
Omdat ik vooral denk dat deze tekst een prachtige oefening is
in het proberen begrijpen
wat bijna onbegrijpelijk
lijkt om te doen.
Vanuit dit standpunt
moeten jullie de verbinding maken met de tekst. En oké, ik zal soms in de weg zitten,
omdat uiteindelijk
het jullie zaak is te vertalen
wat gebeurt in deze tekst naar
een betekenis in jullie leven.
Dat is wat dit boek
zo groot maakt. Ik denk dat het zal spreken tot jullie op een of andere wijze. Wellicht
niet zoals het doet bij mij.
En dat is perfect geldig
en perfect redelijk. Daarom wil ik het jullie
zo confronteren.
Oké, dat is alles wat ik wil zeggen als introductie.
Wat ik denk dat nuttig is te doen, is te lezen het eerste
deel met jullie en proberen een idee te geven
wat ik bedoel met methode en al de rest.
Oké, hij begint met eenvoudig te stellen:
"De rijkdom van de maatschappijen, waarin de kapitalistische productiewijze heerst,
heeft de vorm van een 'kolossale opeenhoping van waren;
(…)individuele waar(…)"
(…)elementaire vorm.
Ons onderzoek begint dan ook
met de analyse van de waar."
Oké, dit is het a priori
startpunt waarover we al spraken.
Maar bemerk het
gebruik op van "schijn".
Let steeds op wanneer Marx het woord "schijn" gebruikt.
"Schijnen" is niet "zijn",
"schijn" wil zeggen dat er iets anders gebeurt,
en dat je beter uitkijkt wat dat "andere" is.
Bemerk ook dat
hij exclusief gericht is op
de "kapitalistische productiewijze".
Hij is niet gericht op de oude productiewijzen, of socialistische
productiewijzen of
zelfs hybride productiewijzen. Zijn interesse gaat naar de
kapitalistische productiewijze
in een vrij zuivere vorm.
Ik denk dat dit een belangrijk
iets is om in gedachten te houden bij het lezen van deze tekst.
Dit is het begin.
Als je er over nadenkt,
is het een goed startpunt.
Waarom? …Hoeveel van ons
in dit lokaal hebben nooit de ervaring gehad met een waar?
Iedereen heeft ervaringen met waren.
Er een gezien vandaag?
Er een gezien gisteren?
Ga je constant shoppen? Ben je constant er naar het rondkijken?
Het feit is, dat wat hij doet, is het kiezen van
een gemeenschappelijke noemer,
iets dat gemeenschappelijk is voor ons allen,
iets dat we kennen.
We gaan naar de winkel, we kopen het
en het is absoluut noodzakelijk voor ons bestaan.
We kunnen niet leven zonder waren.
We moeten ze kopen om te leven.
Zo een eenvoudige relatie is het, dat we hiermee beginnen, nog een ander
goed ding hieraan is,
en opnieuw zal ik hiervoor opmerkingen krijgen, is:
het speelt geen rol of je man of vrouw bent of Japans of een volksgroep
of religieus of wat ook, in andere woorden:
dit is werkelijk
een eenvoudige economische transactie die we waarnemen.
Dan zegt hij: Wat voor een economische transactie is dit?
Wel, de waar is
iets, zegt hij,
dat een menselijke behoefte voldoet.
Hij zegt: ik heb geen
interesse… en dit is een cryptische vorm … in de volgende paragraaf…
Oké, iets buiten ons dat we
ons eigen maken op een bepaalde wijze.
En het "bevredigt de verschillende menselijke. behoeften. De aard van deze behoeften, of ze
komen van de maag of de verbeelding, dat maakt geen verschil."
Met andere woorden: hij is niet echt geïnteresseerd in de psychologie ervan, dat zet hij volledig opzij.
Zeggende: ik ben niet geïnteresseerd
waarom mensen waren kopen. Zij doen het, omdat
ze het nodig hebben, zij het verlangen.
Ik kan het kopen voor het plezier of uit noodzaak, wat ook. Ik ben
niet geïnteresseerd in dat alles. Ik ben geïnteresseerd in het werkelijke feit
dat iemand een waar koopt.
Dan gaat hij verder en zegt: kijk er naar.
Hoeveel waren zijn er in de wereld?
Er zijn er miljoenen, allen gemaakt uit verschillende kwaliteiten,
en we beoordelen ze in termen van verschillende kwantitatieve maatstaven.
En opnieuw schuift hij dit opzij en zegt: "De ontdekking van deze wijze
en vandaar het veelvoudig gebruik van de dingen, is het werk van de geschiedenis.
Zo is het ook voor de uitvinding van de herkende maatstaven voor de
kwantiteiten van deze nuttige objecten.
De verscheidenheid aan maatstaven voor waren
komen deels uit de verscheidenheid der objecten en deels uit gewoonte.
De nuttigheid van een ding maakt het tot een gebruikswaarde."
Eerste belangrijk concept: gebruikswaarde.
Het is voor jou nuttig. Ik heb geen interesse waarom het zo is voor jou. Ik heb geen
interesse in een discussie over de geschiedenis van de gebruikswaarden
of iets in die zin, of de wijze waarop dit bepaald wordt. Ik heb enkel interesse in
het concept van gebruikswaarde.
Merk op hoe snel hij de abstractie maakt.
En hij spreekt in een van de voorwoorden
over het probleem van de sociale wetenschapper, zoals hemzelf,
dat is dat je niet kan, als in een laboratorium, kan isoleren en experimenteren.
Wat je dan doen moet om te experimenteren,
is het gebruik van wat hij noemt: 'De kracht van de abstractie.'
Je ziet onmiddellijk:
de waar is het centrale.
Ik abstraheer van de menselijke wensen, behoeften en verlangens.
Ik abstraheer van elke overweging van een specifieke
eigenschap der dingen.
Ik ga slechts in op het feit dat
in zekere zin deze waar
iets heeft dat we gebruikswaarde noemen.
Dit leidt hem direct naar het
[begin van
hoofdstuk 1], waar
hij zegt: "In de maatschappijvorm, die wij moeten bekijken," - i.e.
in een kapitalistische productiewijze -
"zijn zij tegelijkertijd de stoffelijke dragers van de - ruilwaarde."
Opnieuw… let op dit woord "dragers",
een waar is een drager van iets.
Je kan niet stellen: het "is" iets.
Het is een drager van iets dat
we nog moeten bepalen.
En hoe denken we erover?
Als we kijken naar ruil
processen, geografisch, in de tijd,
zien we dat er een enorme soorten
ruilprocessen zijn, van marktruil.
We zien verschillende ratio's optreden
tussen hemden en schoenen volgens de tijd, volgens de plaats.
We zien verschillende kwantitatieve relaties tussen hoeveelheden tarwe en
schoenen en tonnen staal en dergelijke.
Wat we het eerst waarnemen, in de wereld van de ruil
zijn ruilwaarden die niet coherent zijn, en dit overal.
Als hij zegt: "ruilwaarde
lijkt iets toevallig te zijn en zuiver relatief,
en bijgevolg een intrinsieke waarde, i.e. een ruilwaarde die
onscheidbaar is met de waar,
inherent er aan, lijkt dit een contradictie te zijn."
We bemerkten iets
in deze wereld van de ruil. Dat alles
in principe ruilbaar is met alles.
Wat dit onmiddellijk impliceert, zoals hij schrijft,
is dat je altijd in een positie bent van ruil van iets voor iets anders
wat je weer ruilt voor wat anders.
Met andere woorden: je kan blijven
ruilen.
Iets kan dus blijven bewegen.
Het kan geruild worden met alle andere waren tot op zekere hoogte.
En als dit zo is,
[schrijft hij in hetzelfde hoofdstuk],
"Hieruit volgt: in de eerste plaats dat de gangbare ruilwaarden van dezelfde waar
een gelijkheid uitdrukken
en, in de tweede plaats, dat de ruilwaarde niet anders kan zijn dan de wijze van uitdrukking,
de 'verschijningsvorm' van iets dat in de waar zit opgesloten maar toch van te onderscheiden is."
Dit is: als ik een waar heb,
kan ze niet uit elkaar nemen
en het element vinden dat het ruilbaar maakt.
Het is iets anders.
Nee. Het is ruilbaar om iets anders en ik kan niet vinden wat het ruilbaar maakt
met enkel te kijken naar de waar.
Ik moet naar de waar kijken
in beweging. Dit is waar het verandert, in beweging is.
Ik moet er naar kijken.
En als het beweegt,
zegt het duidelijk iets over
ruilbaarheid,
evenredigheid in de ruil.
Het betekent dat alle dingen evenredig zijn in de ruil.
Waarom zijn ze evenredig? Waaruit wat bestaat die
evenredigheid?
Waar komt ze vandaan?
Hoe is ze bepaald?
En de waar is de drager van dat iets.
Maar zit niet binnenin de waar.
Het is gedragen door de waar.
Het is een relatie
binnenin de waar,
niet een materieel ding.
Hij spreekt dan over graan en ijzer en
komt tot een van zijn geometrische voorbeelden,
maar schrijft cruciaal juist [zelfde hoofdstuk]: "Elk van
de twee moet dus, voor zover zij ruilwaarde
zijn, tot dit derde zijn terug te brengen." Wat het ook is.
En "Dit gemeenschappelijke element kan geen meetkundige, fysische, chemische of anderzins
natuurlijke eigenschap van de waren zijn", zegt hij wat verderop.
Hier raken we iets dat betekenis heeft.
Marx is vaak
afgeschilderd als een vuile materialist. Je weet: alles moet materialistisch zijn.
Maar hier zien we onmiddellijk: hij heeft het niet over de materie van het ding.
Je kan een waar materieel onderzoeken zoveel je wil, en je zal niet
het geheim vinden van zijn
evenredigheid en ruilbaarheid.
Je zal het niet vinden.
Dan gaat hij verder [op deze pagina], en zegt: "Beschouwd
als gebruikswaarden zijn de
waren in de eerste plaats van verschillende kwaliteit,
als ruilwaarden kunnen zij slechts in kwantiteit verschillen,"
dat is: hoeveel van dit ruilen voor hoeveel van dat,
"en bevatten zij dus geen greintje gebruikswaarde."
De evenredigheid waarover hij spreekt komt niet uit
het nut van iets.
Dan gaat hij verder met te zeggen: "Als we dan de gebruikswaarde van de waren negeren,
blijft er enkel één eigenschap…" en hier hebben we dan een andere a priori sprong.
Wat is die eigenschap?
Het zijn alle producten van menselijke arbeid.
Dat hebben ze gemeenschappelijk
en ruil- en gebruikswaarden zijn de dragers van die kwaliteit
producten zijnde van menselijke arbeid.
Maar hij gaat onmiddellijk verder met:
Wat voor arbeid is het?
Wel, het kan niet
gebaseerd zijn op het feit dat ik lui ben en
15 dagen werk om een hemd te maken, je zou dan inderdaad het equivalent betalen…
van 15 dagen van je arbeid,
als ik iemand vinden kan die het hemd maakt in 3 dagen, ik zou het ruilen
met iemand voor 3 dagen arbeid.
Dus zegt hij in die passage:
"… zij onderscheiden zich niet langer van elkaar,
maar zij zijn allen teruggebracht tot uniforme menselijke arbeid,
tot abstracte menselijke arbeid."
Wel, hij beweegt zeer snel en erg cryptisch.
Gebruikswaarde,
ruilwaarde,
abstracte menselijke arbeid.
En hier komt het:
"Laat ons nu het residu van de arbeidsproducten eens bekijken. Er is niets
anders overgebleven dan de
dezelfde spookachtige inhoud;"
Marx houdt van die spoken
en weerwolven en zomeer. Je gaat er veel van krijgen.
Hij is een grote bewonderaar van Shelley en Frankenstein en de overigen,
zo krijg je dit taalgebruik..
"… een loutere gelei van niet van elkaar te onderscheiden menselijke arbeid, dat wil zeggen
besteding van menselijke arbeidskracht zonder dat wordt gelet op de vorm van die besteding.
(…) Als kristallen van deze maat- schappelijke substantie, die zij allen gemeen hebben,
zijn zij waarden, warenwaarden."
Oké, hij gebruikt enkele bladzijden om
3 fundamentele concepten te schetsen.
Gebruikswaarde, ruilwaarde, waarde.
Waarde is dat wat passeert in
het proces van warenruil.
Het is het verborgen element in een waar, dat maakt
dat alle waren in principe uit te wisselen zijn met elkaar.
Hij gaat verder met: We hebben geabstraheerd van de gebruikswaarde
en gaan terug om opnieuw de ruilwaarde te bekijken.
We zien dan ruilwaarde, zoals hij zegt,
"dat de ruilwaarde de noodzakelijke wijze van
uitdrukken of verschijningsvorm, van de waarde is…"
Verschijning of verschijningsvorm; maar nu bekijk je het anders.
Dat is, dat er iets mysterieus is met de ruilbaarheid van al deze waren.
Er is iets mysterieus in de wijze dat
al deze waren uitwisselbaar zijn met elkaar.
En het mysterie is dat er waarden zijn.
Maar de waarden zijn nu voorgesteld
door ruilwaarde, dus ruilwaarde,
of, hoeveel je krijgt voor
het product op de markt,
is een representatie van de waarde,
is een representatie van de arbeid.
Nu, als je naar de supermarkt gaat,
zie je dan de arbeid in de waar?
Maar het heeft ruilwaarde, niet?
Opnieuw, Marx' punt is:
Er zijn arbeidsproducten, maar je kan de arbeid,
in de waar niet zien.
Toch heb je een gevoel wat het is, omdat het voorgesteld is door zijn prijs.
Dat is dus, zo je wil,
ruilwaarde als een representatie van iets anders.
Nu opnieuw: te zeggen dat iets een representatie is van iets dat niet "is".
Omdat, zoals iedereen snel
zou zeggen, het verschil tussen de representatie en wat
werkelijk iets is, er een behoorlijke kloof kan zijn. En Marx gaat er veel tijd aan besteden,
betreffende de natuur van deze kloof tussen
waarde en zijn representatie.
[ wat verder schrijft hij ]:
"Een gebruikswaarde heeft dus
slechts waarde omdat abstract menselijke arbeid in haar geconcretiseerd
of belichaamd is."
Geconcretiseerd - een erg belangrijk concept.
Een proces, in feite een arbeidsproces, wordt geconcretiseerd in een ding.
Dit is een idee dat erg belangrijk wordt bij Marx.
Je hebt een ding
en er is een arbeidsproces.
Wat is de relatie dan
tussen proces en ding? Dit gaat telkens opduiken
over en over en over in de tekst.
Processen en dingen,
het ding is een representatie van het proces.
Een eenvoudig voorbeeld?
Als er nu een examen zou
zijn, zou ik je een kleine verhandeling laten maken over de betekenis van deze concepten.
En dan punten geven.
Punten geven op het ding.
Wat zou het te maken hebben met het proces ervan?
Ik bedoel, je zou verontwaardigd zijn
als ik een C of D of F geef, omdat je er nog niet bent.
Wanneer je in feite worstelt met het proces,
het intellectuele arbeidsproces van te begrijpen over wat de tekst gaat.
Het is een belangrijk ding. Maar als ik
probeer het te testen als een ding… eigenlijk,
is educatie vol van deze problemen.
Educatie is een proces,
het gaat over mensen die dingen leren, het gaat over processen, denken, dat soort van zaken.
En we testen constant hoe goed mensen zijn, in de termen van dat proces
door het laten maken van dingen.
Dissertaties, essays, werkstukken,
meerkeuze vragen, al de rest.
Wat Marx hier doet is stellen: Wel, de representatie,
i.e. de ruilwaarde,
is iets dat je kan zien, maar het
representeert iets dat waarde is. En
zoals we zullen zien, waarde is altijd in beweging.
Dat betekent dat een proces geconcretiseerd is in een ding.
Een arbeidsproces van potten maken, is
uiteindelijk geconcretiseerd in een voorwerp. En het is dat ding dat verkocht wordt op de
markt, niet het proces.
Maar het voorwerp zou niet bestaan zonder het proces.
Het proces moet geconcretiseerd worden.
Er zijn mensen die graag een dissertatie zouden schrijven
zonder het te produceren.
Je kan zeggen: Oh, het proces is prachtig!
…Oké, onmiddellijk een diploma…
…maar natuurlijk, het moet geconcretiseerd worden.
En zoals elkeen weet die er doorheen is gegaan, je
kan grootse ideeën hebben, denken dat het fan- tastisch is, maar met het concretiseren op papier
zeg je: wat voor onzin is dit!
En zo moet je…
Marx spreekt dus over die relatie.
Dat is juist in…
dat impliceert in dit, onmiddellijk in
deze notie van concretiseren.
Menselijke arbeid is geconcretiseerd, belichaamd in
het ding dat waar heet.
Maar binnenin dat ding, is de hoeveelheid
gemeten door de tijd van de arbeid gestopt in het voorwerp. Maar…
dat heeft zelf zijn maatstaf, als…
uren, dagen, etc.
Opnieuw, er is een referentie hier,
een gecodeerde referentie, in de wijze waarop de
kapitalistische productiewijze een notie geeft van tijdelijkheid.
Tijd, hoe structureert de kapitalistische productiewijze de tijd?
En Marx argumenteert zeggende: Je moet begrijpen dat
veel er van te maken heeft met het feit dat tijd geld is.
Tijd is verbonden met waarde op een zekere wijze en daarom zijn onze
maatstaven van tijd een
zekere verlokking, simpelweg
omdat het deze wijze is waarop de kapitalistische productiewijze werkt.
Verderop in de paragraaf, zegt hij dan:
"De totale arbeidskracht van de maatschappij, die zich in de
waarde van het geheel der waren belichaamt."
Nu, waar bestaat deze maatschappij en waar heerst dit geheel der waren?
Hier kijk je niet naar
een bepaalde plaats, je kijkt naar een globale situatie.
Het geheel der waren,
waar is het geheel der waren momenteel?
Het is in China, in Mexico, in Japan,
het is in Rusland…
Het is een globaal ding.
Hij kijkt naar een
maatschappij, naar
de gehele kapitalistische wereld.
Dus kijkt hij naar het begrip arbeid,
en de waardemaatstaf, zo je wil, hij gaat oordelen
tegenover de gehele wereld, niet een specifieke
activiteit of arbeid in een bepaalde plaats en tijd, het is de gehele wereld.
Een globale situatie, zelfs op dit punt,
en eigenlijk, is er een briljante
beschrijving van globalisatie, als je het zo noemen wil, in
"Het communist manifest".
Waar Marx spreekt over de drang van de burgerij om de wereldmarkt
te maken en de consequenties ervan,
waar de oude industrieën vernietigd worden, en nieuwe geschapen, er is daar een
enorme vloeibaarheid.
Marx schreef dit in een context waar de wereld zich snel opende
door middel van het stoomschepen, spoorwegen en dergelijke,
in een globale economie.
En hij begreep heel goed de consequenties ervan, die beduidde dat
de waarde niet iets was dat bepaald werd in onze achtertuin, maar
bepaald in de wereld van de waren.
Het resultaat ervan is dat we uitkomen op, zoals hij zegt:
"Voor zover elk van deze individuele,"
dat is die homogene arbeidskracht,
"arbeidskrachten het karakter van maatschappelijke gemiddelde arbeidskracht bezit en als
maatschappelijk gemiddelde
arbeidskracht werkzaam is (…)"
En hier komt de cruciale definitie:
"Maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd
is de arbeidstijd nodig voor de voortbrenging van
een of andere gebruikswaarde onder de bestaande maatschappelijk-normale productievoorwaarden en bij de
maatschappelijk-gemiddelde graad van bekwaamheid en intensiteit van de arbeid."
Dit is zijn eerste definitie van waarde.
Waarde is sociaal noodzakelijke arbeidstijd.
Een van de redenen, denk ik, dat Marx dacht met deze erg cryptische presentatie weg te komen
van gebruikswaarde, ruilwaarde en waarde,
was omdat iedereen die Ricardo leest
zou zeggen: 'Ja, dit is puur Ricardo.'
En het is puur Ricardo, met echter een belangrijke toevoeging.
Ricardo gebruikte het begrip van arbeidstijd als waarde.
Marx gebruikt het begrip van sociaal noodzakelijke arbeidstijd.
En je moet jezelf onmiddellijk de vraag stellen:
Wat is 'sociaal noodzakelijk'?
Hoe wordt dat vastgesteld?
Hij geeft daarop hier geen antwoord.
En je krijgt slechts een begrip van het antwoord, doorheen het vorderen
in "Het Kapitaal".
Met andere woorden, wat Marx hier doet,
is het stellen van het ricardiaanse begrippen apparaat.
Het herhalen, en in zekere zin zeggen: 'Ricardo ontging iets.'
Het volstaat niet om waarde arbeidstijd te noemen.
We moeten een vraagteken invoegen:
Wat is sociaal noodzakelijke arbeidstijd?
Hoe wordt dit vastgesteld? Wie bepaalt het?
Dat is het belangrijke punt.
En ik stel dat het belangrijk blijft in het wereldkapitalisme.
Wat en hoe komt waarde tot stand?
Ik bedoel, we denken allen graag dat we eigen waarden hebben, en dergelijke, en elkeen
houdt ervan er over te spreken.
Maar Marx zegt enkel: 'Kijk, daar is een waarde gedetermineerd
door een proces dat we niet begrijpen.'
En het is niet onze keuze,
het is iets dat ons overkomt.
En hoe dit gebeurt
moet onthuld worden. Als je wil begrijpen wie je bent,
en waar je staat in deze maalstroom van
kolkende waarden. Wat je zal moeten doen,
is te begrijpen hoe waarde gemaakt wordt,
en met welke consequenties,
sociaal, ecologisch, en al het andere.
En als je denkt dat
je het milieuvraagstuk van de globale opwarming en dergelijke
kan oplossen, zonder je te confronteren
met de vraag wie de waardestructuur bepaalt en
hoe het gedetermineerd is door deze processen,
dan ben je jezelf in de maling aan het nemen.
Wat Marx dus in feite zegt is:
Je moet begrijpen wat sociaal noodzakelijk is.
En daaraan gaan we tijd besteden,
kijkend naar wat dat is, sociaal noodzakelijk.
Onmiddellijk echter wijst hij erop
dat waarde niet onbeweeglijk is.
Ik heb het al opgemerkt, hij spreekt altijd over de vloeibaarheid van dingen.
Hij zegt:
Natuurlijk verandert waarde met productiviteit.
"Na de invoering in Engeland van het door stoomkracht voortbewogen weefgetouw bijvoorbeeld
was misschien half zo veel arbeid als voordien nodig om een bepaalde hoeveelheid
garen in geweven stof om te zetten. De
Engelse handwever had voor deze omzetting inderdaad nog
de zelfde arbeidstijd nodig, maar
het product van zijn individueel arbeidsuur stelde nog slechts een
half maatschappelijk arbeidsuur voor en
daalde daardoor tot de
helft van de vroegere waarde."
Oké, dus waarde is in eerste instantie extreem
gevoelig voor revoluties in technologie,
revoluties in productiviteit.
En veel van "Het Kapitaal" zal worden besteed aan deze discussie.
Van deze revoluties in productiviteit,
deze revoluties in waarde-relaties.
Dit leidt dan naar de conclusie,
[wat verderop]:
"Dus slechts de hoeveelheid maatschappelijk noodzakelijke arbeid of de voor de vervaardiging
van een gebruikswaarde maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd is
bepalend voor de grootte van haar waarde."
Daar heb je je definitie.
"De afzonderlijke waar geldt hier algemeen als een gemiddelde van haar soort."
Dan herhaalt hij zich terug.
Je merkt dat Marx dit vaak doet.
Hij herhaalt zichzelf.
Hij is zo goed… het voorbeeld te schetsen van
het handweefgetouw, de weefmachine
om duidelijk
te maken dat
de waarde van de waar niet constant blijft, hij zegt op p. 5: "…de waarde van een
waar blijft dus constant wanneer de voor haar productie noodzakelijke arbeidstijd constant blijft.
De laatste verandert echter bij iedere wijziging in de productiviteit van de arbeid." Hij gaat er
dan verder op in. Maar merk op:
"De arbeidsproductiviteit wordt door vele omstandigheden bepaald, onder andere
door de gemiddelde graad van bekwaamheid van de arbeid, door
het stadium van ontwikkeling van de wetenschap en haar mogelijke technische toepassing,…"
Marx is erg actueel betreffende de betekenis van technologie en wetenschap tot het kapitalisme.
"…door de maatschappelijke organisatie van het productieproces,
door de omvang en het prestatievermogen van de productiemiddelen en door de
fysische omstandigheden."
Een brede reeks van elementen die van invloed zijn op de waarde.
Transformaties in de natuurlijke omgeving betekenen revoluties in waarde.
Technologie en wetenschap,
maatschappelijke organisatie van de productie,
technologie, en al het overige…
In feite hebben we dus
waarde die afhankelijk is van machtige krachten, en hij probeert
een definitieve categorisatie van deze te maken, hij wil eenvoudig
ons waakzaam maken dat dit ding, dat we waarde noemen, niet constant is.
Het is subject aan eeuwige revolutionaire transformaties.
Maar dan gebeurt iets eigenaardigs.
In de laatste paragraaf op p. 5
zegt hij plots:
"Een ding kan gebruikswaarde zijn zonder waarde te bezitten."
Oké, we kunnen allen met dat akkoord gaan.
We ademen lucht in en tot nu hebben we het niet geregeld het te bottelen, al
beginnen we er mee …
Een ding kan nuttig zijn en een product van menselijke arbeid zijn, zonder een waar te zijn.
Ik kweek tomaten in mijn tuin en eet ze…
Vele mensen, ook in het kapitalisme,
produceren veel dingen voor zichzelf.
Met wat hulp van doe-het-zelf, enz.
"Voor het produceren
van waren moet
men niet slechts gebruikswaarden produceren,
maar gebruikswaarden voor anderen, maatschappelijke gebruikswaarde."
Bovendien, niet simpelweg gebruikswaarden voor de heer, zoals een slaaf zou doen,
maar gebruikswaarden die naar de markt gebracht worden voor anderen.
Zo zijn het gebruikswaarden
die je produceert, die naar de markt gebracht worden.
"Tenslotte", zegt hij, "kan geen enkel ding waarde bezitten zonder gebruikswaarde te zijn.
Wanneer het nutteloos is, is ook de er in vervatte arbeid nutteloos, geldt niet als arbeid
en vormt derhalve geen waarde."
Nu lijkt hij zich af te keren en abstractie te maken van de eerdere gebruikswaarde.
Zeggende: 'Ik bekommer me niet
om die gebruikswaarden, geen interesse in, enz.
Ik maak er abstractie van en kom tot de ruilwaarde, dat brengt me tot
de waarde. Maar nu heb ik waarde, en zeg ik:
'Het speelt geen rol welke soort arbeid in iets gaat, als iemand het niet wil
omdat het geen menselijke behoefte, nood of verlangen, geeft dan heeft het geen waarde.'
Alzo is waarde afhankelijk van de gebruikswaarde,
voor iemand, ergens.
Je moet in staat zijn het te verkopen. Wat hij doet,
is plots terug de gebruikswaarde brengen in het waarde-idee.
Dat is nu een zeer interessante
structuur
die we hier hebben. Het gaat als:
En dit zou ik van jullie willen: aan het einde van bijna elk deel, lees je en
overdenk je hoe het begrippen apparaat gemaakt is,
hoe het samenhangt.
Wat we hier hebben is iets als:
We hebben de waar.
En we stelden,
de waar heeft een duaal karakter.
Het heeft gebruikswaarde.
Het heeft ook ruilwaarde.
Ruilwaarde is een weergave van iets.
Van wat is het een weergave?
Het is een weergave van waarde.
Maar waarde betekent niets,
tenzij het terugkoppelt naar gebruikswaarde.
Wat is waarde?
Sociaal noodzakelijke arbeidstijd. Indien
je een huis hebt, ben je dan meer geïnteresseerd in de gebruikswaarde of de ruilwaarde?
Je bent geïnteresseerd in beide, je wil je cake hebben en hem eten.
Juist?
Dit is in oppositie hier. Indien je de ruilwaarde van iets wil realiseren,
kan je niet de gebruikswaarde hebben.
Als je de gebruikswaarde hebt is het lastig de ruilwaarde te hebben, tenzij je
een omgekeerde hypotheek hebt, al dit soort dingen dat de mensen
in de laatste jaren.
Maar bemerk de structuur:
Waar, een singulier begrip
dat twee aspecten heeft.
Als je nu kijkt naar een waar,
kan je dan het in twee delen en zeggen: dit is de ruilwaarde en dat is de gebruikswaarde?
Nee, er is eenheid.
Maar in de eenheid is er een duaal aspect.
En dat duaal aspect
laat toe iets te definiëren, dat waarde heet, als sociaal noodzakelijke arbeidstijd.
Wat de gebruikswaarde is van een waar als de drager ervan.
Dat is wat het is, een drager.
Maar om een waarde te zijn, moet het nuttig zijn.
En natuurlijk, met deze schakel
zien we allerlei zaken op komen omtrent aanbod en vraag.
Als het aanbod te groot is, gaat de waarde omlaag, als het aanbod klein is, gaat de waarde omhoog.
Er is dus een element van aanbod en vraag in het spel.
Marx is eigenlijk daarin niet erg geïnteresseerd.
Zoals hij verscheidene keren zegt,
waarin ik belangstel is, wat gebeurt als het
aanbod en vraag in evenwicht zijn.
Als zij in evenwicht zijn, moet ik een andere analyse hebben
en de waarde van de waren is bepaald
door de sociaal noodzakelijke arbeidstijd, wat die
sociale noodzaak ook is. Wat je hier hebt
is een vorm, die ons toelaat te spreken
van de waarde van een waar.
We kunnen spreken over warenwaarden.
We zijn gekomen tot het punt waar we begrijpen:
de waarde van een waar gevormd wordt
als sociaal noodzakelijke arbeidstijd.
Dat nu is deels, dat ik in overweging geef,
Marx' dialectische methode aan het werk.
Zou je zeggen dat ruilwaarde waarde veroorzaakt?
Zou je zeggen dat ruilwaarde
gebruikswaarde veroorzaakt, of gebruikswaarde veroorzaakt is, of iets veroorzaakt door iets anders?
Dit is een analyse die niet causaal is.
Het gaat om relaties, over dialectische relaties.
Kun je spreken over ruilwaarde zonder te spreken over gebruikswaarde?
Nee, dat kan je niet.
Kan je spreken over waarde zonder te spreken over gebruikswaarde? Nee, dat kan je niet.
In andere woorden, je kan niet spreken over deze begrippen zonder te spreken
over al het andere.
Dit bedoel ik als begin van een wijze om te werken
met het conceptuele apparaat van de ui.
Het is organisch, hangt samen, het is relationeel, tussen deze begrippen.
Maar we hebben ook gezien, dat we gaan
spreken over beweging, over de gang,
het maken van dingen, over het arbeidsproces,
dat geobjectiveerd wordt in gebruikswaarden,
en dat wordt voorgesteld door ruilwaarde.
We krijgen dan een zeer interessant
soort conceptueel raamwerk, dat bijlange niet causaal is.
Het gaat om inwendige relaties.
En door het begrijpen
beginnen we ook te zien zekere spanningen, die ik al vermeldde.
Ja, het zou mooi zijn
gebruikswaarde en ruilwaarde tegelijk te hebben.
Maar veelal zien we ons geplaatst voor een lastige keuze.
Heb ik de gebruikswaarde, of
realiseer ik de ruilwaarde?
Of geef ik de ruilwaarde op voor de gebruikswaarde?
Dit zijn de dagelijkse beslissingen die we te maken hebben als we naar de markt gaan, juist?
Geef ik de
ruilwaarde op … geld voor dit, of niet ..?
Hou ik het geld, of wat zal ik doen?
Marx stelde iets dat al iets verklaarde, oké.
En zelfs als hij iets verklaart, zegt hij niet: dit veroorzaakt dat.
Het is geen causale analyse.
Hier is het waar ik begin … wat ik wil dat jullie over nadenken,
is de dialectische wijze van argumenteren.
Dat reeds dan al iets onthult aangaande
de keuzes die je maakt als je naar de supermarkt gaat.
En dit soort dingen zie je in de supermarkt.
Je ziet een representatie van menselijke arbeid in de supermarkt. Je ziet niet
de menselijke arbeid. Je krijgt een representatie.
Je moet handelen met de representatie zoals het is geobjectiveerd,
en zijn waarde voorgesteld is,
dan moet je beslissen aangaande gebruik- en ruilwaarde.
Dit is een situering van wat mensen dagelijks doen.
En je ziet dat dit apparaat, al behandelt Marx
het niet zoals ik het doe,
maar als je er over nadenkt zie je onmiddellijk hoe je dit kan helpen te begrijpen.
Je leert het dus niet als een formele abstractie.
Je probeert het vlees te sorteren op
het gebeente, met het doordenken ervan.
Wat wil dit zeggen?
Hoe helpt dit te begrijpen wat er rond je gebeurt?
Dat is de aard van de cruciale vraag
die komt uit de gestelde analyse.
Mijn bedoeling van het lezen
van dit eerste deel is het geven van een idee over,
zo je wil, creatie van een model hoe je zou moeten lezen.
Dit zal niet altijd werken voor je. Maar
op het einde van elk deel zou je achterover moeten leunen, zeggende:
over welke relaties ging het hier?
Wat vertellen deze relaties mij
over deze materie, maar ook, wat zegt het over wat gebeurt?
In mijn dagelijks leven, in het leven van anderen, wat gebeurt er op de markt en al het
andere? Wat vertelt het mij?
Vertelt het mij iets?
En initieel zal het moeilijk zijn om te zien wat het aan je vertelt, met het vorderen zal
Marx beginnen met verhalen vanuit deze relaties
en vandaar uit het verhaal groter
maken, tot begrip van deze dynamica.
Op deze wijze werkt hij.
En ik denk
dat wat ik voorstelde, is dat je
terugkijkt in dit deel,
zorgvuldig kijkend naar de wijze waarop deze concepten ontplooien en hoe ze werken
in dit soort termen.
Algemeen gesproken,
heb ik inleidend gesproken in deze gelegenheid,
als introductie.
Eerder noodzakelijk, zoals ik bitter ondervonden heb uit ervaring.
Maar ik zou willen,
je een weinig te engageren,
in de toekomst,
precies omdat je deze tekst erg zorgvuldig lezen gaat,
je ongetwijfeld met vragen komt te zitten.
En wanneer
ik spreek over iets en je het niet snapt omdat het niet spoort met wat
je hebt, onderbreek me dan, oké.
Dat is oké, maar onderbreek me over de tekst.
Zoals hij sprak over dit, in zijn introductie tot de Franse editie,
mensen willen vaak over politiek praten.
Ik hou ervan over politiek te praten.
Maar soms als je over politiek praat, vergeet je de tekst,
en het beleid van deze cursus is het lezen van de tekst
en hem te begrijpen.
Als je politiek wil bediscussiëren, dan gaan we naar O'Reilly's bar in de 35ste straat
en spreken over politiek zoveel als je wil,
met bier, en dat is
een deel van het plezier van deze cursus.
Dit is…, hier willen we het houden
bij de tekst.
Maar er zijn momenten, die ik al aanwees, waar
mensen een bijzondere ervaring hebben, belicht door
het raamwerk van deze analyse. En dat helpt zeer.
Wanneer mensen kunnen zeggen: dit herinnert mij aan de tijd,
dat ik werkte voor AT&T, dit gebeurde enz., dit en dat
gebeurde, en dit is exact wat Marx bespreekt. In andere woorden:
er zijn constant wijzen waarop
dit verwijst naar ervaringen. Dan geef ik er niet om, in feite is dit
erg nuttig, maar echt,
wat we willen doen is door de tekst
te gaan, en we hebben ook
wat soepelheid, zodanig dat ik niet al de tijd
spreek, een beetje soepelheid zodanig dat je
dingen kan bediscussiëren. Nu,
we hebben 10 minuten over, als iemand iets op werpen wil
over wat we gezien hebben?
» STUDENT: Ik stel mij de vraag, omdat ik denk dat, in de filosofische traditie, als we spreken van waarde,
je gewoonlijk deze conceptie hebt van iets
dat absoluut is of dat een
onafhankelijk bestaan heeft gegrond in de werkelijkheid,
en ik stel mij de vraag, of we Marx' definitie
van waarde als sociaal noodzakelijke arbeidstijd, kunnen begrijpen
als het zelf iets is dat sociaal geconditioneerd is, en is er een wijze
die er totaal buiten ligt, kan er een sociale vorm zijn
die we kunnen denken
waarin waarde is,
eigenlijk zichzelf representeert,
waarin deze twee dingen verenigd zijn.
Of is waarde altijd, onvermijdelijk een chimaera?
» HARVEY: Nee, je moet Marx' begrip van
waarde begrijpen als
iets dat intern is aan de kapitalistische productiewijze.
Wat hij zegt is: je kan alternatieve waarden hebben, en dat is oké.
En je kan er over dromen en ze verlangen.
Maar ze betekenen weinig, tenzij je het echte waardesysteem
kan transformeren, dat ons leven bepaalt.
Marx denkt niet, noodzakelijk, over alternatieve waarden. En in
feite, denk ik, een van de grote onderwerpen
die ons nu uitdagen, is precies wat voor alternatieve waarden we
wensen aan het
werk te zien in de globale markt.
Waarden van billijkheid…
en dit komt in het bijzonder op in de milieu kwestie bijvoorbeeld.
Mensen willen spreken over milieu waarden die deel ervan
moeten zijn. En het antwoord opnieuw is:
Marx zou zeggen: dat is oké.
Wel, misschien niet zeggen, dat is oké, hij had een bijzonder doel, waar hij naartoe wilde.
Maar theoretisch zou hij zeggen:
dat is oké. Maar om je notie van waarde actief te hebben,
moet je het confronteren met wat ons
domineert, in de zin van
wat plaats heeft in de supermarkt, in het dagelijks leven, enz.
En we praten over een waardetheorie
die geïmpliceerd is in
een kapitalistische productiewijze.
Nu, er is dikwijls een categorische misvatting,
precies omdat de waarde zit in de relatie tot arbeid en het arbeidsproces,
er is veel denkwerk in socialistische verenigingen die
Marx' arbeidswaardeleer normatief
denken betreffende hoe
socialisme zou werken.
Maar dat is niet wat Marx zegt, hij zegt:
waarde is inherent
binnen een kapitalistische productiewijze.
En we moeten benoemen
wat die waarde is.
Er zijn alternatieve waardetheorieën.
En weet je, je kan er over
filosoferen, er over denken en piekeren, sociaal,
politiek, enz…
Maar het punt is,
je moet altijd terugkomen tot deze confrontatie,
omdat de kapitalistische productiewijze zo basaal werkt.
En als je het wil
vervangen met andere waarden, dan moet je
de kapitalistische productiewijze ten val brengen.
En dat is zijn revolutionaire intentie.
Sorry, er was een vraag hier.
» STUDENT: Ja, ik stel mij de vraag of je kan zeggen hoe we moeten denken
over objectificatie. Omdat de vooropgestelde notie
statisch is, in de zin van,
als arbeid geobjectiveerd is, het weggaat van de arbeider
en er deze scheiding is.
Hoe kan ik dit denken in de zin van
een oriëntering op een proces?
» HARVEY: Wel, opnieuw… de zaak is niet…
…is niet…,
om een voorbeeld te geven:
Veronderstel dat de arbeid een huis maakt.
Oké, de arbeiders die het huis bouwden, gaan weg,
dan komen er misschien andere arbeiders in.
Dan is daar de kwestie: is dat huis voor altijd vastgelegd in termen van
zijn waarde? Volgens de wijze dat het gemaakt is, is het antwoord nee.
Omdat er revoluties zijn in technologie
die plots het maken van een huis gemakkelijk maken.
Dan kan je bv. evolueren van krottenwijk naar een ander
soort bebouwing, daarom is er een dynamiek
en daarom,
gaat dit terug op het feit dat
iets als een huis een gebruikswaarde heeft en de gebruikswaarde blijft er een lange tijd, terwijl
het ruilwaarde heeft, een resterende ruilwaarde.
Dus…,
er is hier een dynamiek,
zo zijn de zaak
en de kwaliteit der dingen niet vastgelegd.
In feite, opnieuw, er is veel
vaart in dit. Maar opnieuw, Marx, is hierover geheel niet bezorgd
in "Het Kapitaal". Hij zegt iets van: oké,
voor het moment neem ik aan dat het vastligt.
Niettemin, wat hij hier zegt is:
let op!. Het is altijd in beweging, nooit vast, altijd in verandering, het is een dynamisch
concept, niet een statisch begrip. En de objectivering
is er, maar opnieuw, de betekenis van de objectivering zelf wijzigt in de tijd en
volgens plaats. Dus u weet dat
er al deze elementen zijn.
» STUDENT: Deze bijzondere visie van de kapitalistische
wereld waarmee Marx te doen heeft
verschilt, ik bedoel duidelijk
afwijkend, met de moderne…
Specifiek met de wijze waarop wetten eigendom maken,
en enkel sommige bedrijven kunnen iets maken,
en dan
de scene domineren.
Het is geen vrije markt - protectionistische wetten,
…doen dat…
inwerkend op de waarden betreffende de sociaal noodzakelijke arbeidstijd.
» HARVEY: Wel dat is een van de vragen die je je moet stellen. Wat is
sociaal noodzakelijke arbeidstijd?
Hoe is die gedetermineerd?
In welke mate is er een monopolie op de markt die bepalend is?
In welke mate is er een imperialistische politiek, die bepalend is?
In welke mate is er een
koloniale onderwerping die bepalend is?
Met andere woorden:
dit zijn open vragen.
En Marx staat er voor open om
dit in principe dit soort
vragen te bediscussiëren. Maar opnieuw, wat we moeten bekijken is
Marx' conceptie van zuivere kapitalistische productiewijze.
Die op vele manieren, zoals we zullen zien, geleid is door de zienswijze van de klassieke
politieke economie.
Met andere woorden: klassieke politieke economie
neemt aan dat er perfecte functionerende markten zijn en de Staat
niet tussenkomt, en er geen monopolies zijn.
Marx tendeert te zeggen: oké, laat ons aannemen dat
de klassieke politieke economisten correct zijn hoe de wereld in elkaar steekt.
We gaan voorbeelden zien
waar deze aanname hem moeilijkheden geven.
Maar eigenlijk, er is niets
in deze opvatting dat stelt dat je niet dit alles overwegen kan, omdat,
voor mij toch, de categorie sociaal noodzakelijk
is iets dat voortdurend open is,
constant verandert.
Wat is sociaal noodzakelijk nu?
Tegenover wat het was als sociaal noodzakelijk in 1850.
Erg verschillend. En zo weet je
wat ik wil dat je nadenkt over dit,
en het flexibel leest, maar realiseer je dat Marx het gebruikt op een
erg specifieke wijze, in een zeer specifieke
situatie voor specifieke doelen.
» STUDENT: Impliceert het sociaal noodzakelijke de hoeveelheid arbeid vereist
voor een arbeider om zichzelf te reproduceren?
» HARVEY: Sociaal noodzakelijk
kan deze vraag omvatten.
Zoals vele socialistische feministen er op wezen in
debatten uit de jaren 1960, 1970,
moet de vraag van het sociaal noodzakelijke,
rekening houden met
basiskosten van de reproductie in het huishouden
die disproportioneel gedragen worden door vrouwen.
Zelfs als je kijkt naar de gehele geschiedenis van de industriële
revolutie, was het de vrouwelijke arbeid
in de fabrieken die fundamenteel was, zoals vandaag. En de
meerderheid van het wereldproletariaat nu zijn vrouwen.
Dit aspect van sociale reproductie, en hoe het te
integreren in het sociaal noodzakelijke, is een
constante tussen marxisten.
Wat je je moet herinneren - terloops - is dat Marx
een beetje sceptisch was over de term "marxist". Hij zei eens: 'ik ben geen marxist.'
Wat hij bedoelde was, dat er veel dingen in zijn naam gezegd werden, dat niet
exact was wat hij gezegd had.
Dit is een van de redenen waarom ik wil dat je denkt in Marx'
eigen termen. Omdat het
erg, erg belangrijk is je te realiseren
hoe hij zijn notie van sociaal noodzakelijk, uitbreidt,
zoals we zullen zien.
Hoe je het wil uitbreiden, is opnieuw iets dat open is
voor discussie en debat.
Hoe we zullen uitweiden,
in de zin van een socialistisch project, of sociaal-ecologisch project, of een sociaal-
feministisch project, of wat ook.
Hoe we gaan uitweiden,
opnieuw, dat is iets dat ons aangaat.
En ik denk niet dat Marx wenst gelezen te worden
als iemand die voorziet in een evangelie waarin je
je zelf kan vinden.
Het gaat om beperkende argumentaties, het is een kwestie van
bevrijdend denken over alle soorten mogelijkheden,
alle soorten alternatieven,
allerlei manieren om mee om te gaan.
Nog een.
» STUDENT: Kan je specifiek verduidelijken
het verschil tussen gebruikswaarde en ruilwaarde?
» HARVEY: Gebruikswaarde is een hemd of een schoen,
wat je ook gebruikt. De ruilwaarde is:
hemden en schoenen op de markt, en hun prijs,
simpel gesteld. En het is…
Ik hou niet van het woord prijs op dit moment, omdat we nog niet gesproken hebben over
geld. Maar als we verder gaan
zal je zien dat het om prijzen gaat gerealiseerd op de markt, en ruilwaarde is de prijs
van een waar.
Oké, we houden het hier bij. Dank u wel.
Volgende week zien we elkaar niet, juist?, Omdat … Wat is het?
» STUDENT: Dag van de Arbeid. » DAVID HARVEY: Dag van de Arbeid, een goed idee.
Volgende keer wil ik dat
de rest van hoofdstuk 1, en hoofdstuk 2 leest.
We gaan tot het einde van hoofdstuk 2. Hoofdstuk 2 is vrij kort.
De rest van dit hoofdstuk is zeer eigenaardig, omwille van verschillende redenen. Ik
verwees naar Marx' literaire stijl. Zijn literaire stijl wijzigt van
pittige analyse, wat we gezien hebben, zo ook voor het volgende,
tot wat ik slechts noemen kan, 'boekhoudersstijl',
die doodvervelend is.
Waar: 'dit is 2 shillings waarde
en dat is 3 shillings waarde,
en dat is twee en een halve pence waarde. En als we dit bij dat doen, komen we bij…'
Stomvervelend.
Het derde deel is eerder lang
en vrij vervelend van stijl.
In mijn zienswijze, kon het veel sneller.
Maar het heeft enkele belangrijke zienswijzen. Je zal je
zelf er mee zien worstelen.
Het laatste deel van hoofdstuk 1 is het warenfetisjisme, over
weerwolven en Robinson Crusoë,
in een ongelooflijke literaire stijl. Zo heb je plots in dit hoofdstuk
voorbeelden van Marx' schrijfstijlen.
Alle tesamen.
Als je nu een PhD [doctoraat] op deze wijze schrijft, men zou zeggen: In hemelsnaam! Dit kan
je niet maken.
In welke stijl ga je schrijven? Hij schrijft in verschillende stijlen.
En hij geniet er van.
En het is plezierig, omdat je begint te zeggen:
Op welke manier is dit verbonden?
En wat betekent dit werkelijk? Zo is hoofdstuk 1.
Hoofdstuk 2 is relatief kort,
en opnieuw nogal analytisch.
Sleutelbegrippen worden uitgelegd, een beetje als nu. Het is een stap verder in het begrippenapparaat.
Oké? Dus hoofdstukken 1 en 2
voor de volgende lezing.