Tip:
Highlight text to annotate it
X
Tegenwoordig weten wetenschappers hoe je
karakteristieken van je ouders erft.
Ze kunnen de kans uitrekenen
dat je een eigenschap
of een erfelijke ziekte krijgt,
aan de hand van beschikbare informatie
van de ouders en de familiegeschiedenis.
Maar hoe kan dat?
Om te begrijpen hoe eigenschappen
op nakomelingen overgaan,
moeten we terug in de tijd naar de 19e eeuw
naar Gregor Mendel.
Deze Oostenrijkse monnik en bioloog
werkte graag met planten.
Door de erwten uit de kloostertuin te telen,
Door de erwten uit de kloostertuin te telen,
ontdekte hij de principes van de erfelijkheid.
In één van de bekendste voorbeelden
combineerde Mendel een raszuivere gele erwt
met een raszuivere groene erwt.
Hij kreeg alleen maar gele erwten.
Hij noemde de geel-gekleurde eigenschap dominant,
omdat ze in alle nieuwe erwten voorkwam.
Hij liet deze geelhybride planten zichzelf bevruchten.
De tweede generatie
kreeg zowel gele als groene erwten.
De eigenschap groen was dus verborgen geweest
door het dominante geel.
Hij noemde die verstopte eigenschap recessief.
Uit deze resultaten leidde Mendel af
dat elke eigenschap van een paar factoren afhangt.
Eén daarvan komt van de moeder
en de ander van de vader.
Nu weten we dat deze factoren allelen heten
en de verschillende variaties van een gen representeren.
Afhankelijk van het soort allel
dat Mendel in elke erwt vond,
kunnen we een zogeheten homozygote erwt hebben,
waar beide allelen identiek zijn,
of een heterozygote erwt,
als de twee allelen verschillen.
Deze combinatie van allelen heet het genotype.
Het resultaat ervan, geel of groen zijn,
is het fenotype.
Om duidelijk te visualiseren hoe allelen verdeeld zijn
over de nakomelingen,
kunnen we een vierkant van Punnett gebruiken.
Zet de verschillende allelen op beide assen
en je kunt de mogelijke combinaties achterhalen.
Kijk bijvoorbeeld naar Mendels erwten.
Laten we het dominante gele allel als hoofdletter 'Y' schrijven
en het recessieve groene als een kleine 'y'.
De hoofdletter Y wint altijd van de kleine y.
Dus je krijgt alleen maar groene kinderen
als je kleine y's hebt.
In Mendels eerste generatie
zal de homozygote gele moedererwt
ieder erwtenkind een dominant geel allel geven.
De homozygote groene vadererwt
zal een recessief groen allel geven.
Dus alle kindererwten zullen heterozygoot geel zijn.
In de tweede generatie,
paren we twee heterozygote kinderen.
Hun baby's kunnen ieder van de 3 mogelijke genotypes hebben
met de 2 mogelijke fenotypes
in de verhouding 3 tegen 1.
Zelfs erwten hebben een boel karakteristieken.
Zo kunnen ze, naast geel of groen,
rond of gerimpeld zijn.
Al deze combinaties zijn dus mogelijk:
ronde gele erwten,
ronde groene,
gerimpelde gele
en gerimpelde groene.
De verhouding van ieder geno- en fenotype
kun je ook met een vierkant van Pennett berekenen.
Dat maakt het natuurlijk iets complexer.
Veel dingen zijn complexer dan erwten,
mensen, bijvoorbeeld.
Tegenwoordig weten wetenschappers veel meer
over genetica en erfelijkheid.
Er zijn veel andere manieren
waarop karakteristieken overgeërfd worden,
maar het begon allemaal met Mendel en zijn erwten.