Tip:
Highlight text to annotate it
X
Pendrill: Welkom bij de YouTube- masterclass voor althobo.
Ik ben Christine Pendrill,
en ik ben eerste althoboïst
bij het London Symphony Orchestra.
Vandaag geeft ik jullie een paar tips
voor je voorbereiding op twee orkestsolo's
voor een auditie.
De ene is waarschijnlijk de beroemdste uit het repertoire,
het Largo uit de symfonie 'Uit de Nieuwe Wereld' van Dvořák,
en het andere is de ouverture van 'Le carnaval romain' van Berlioz.
Voordat ik begin, wil ik jullie graag een beschrijving geven
van het instrument.
Er bestaat wat verwarring over wat een althobo is.
Het instrument heeft verschillende namen in verschillende talen.
In Amerika heet het de Engelse hoorn,
en in Engeland de cor anglais.
Maar in feite is het niet Engels en het is ook geen hoorn.
Er zijn veel theorieën over hoe het aan die naam is gekomen...
maar dit is niet het moment om daar over te vertellen.
Het is een lid van de hobofamilie,
en bevat een dubbel riet
dat een geluid maakt zoals dit...
net zoals een hobo maar dan groter.
[Dvořáks Symfonie nummer 9]
Deze solo is bedrieglijk eenvoudig.
De noten zijn op zich niet zo moeilijk,
maar een van de eerste dingen die je je moet bedenken,
is op welke punten je gaat ademen.
Als je je snelheid hebt bepaald,
moet je een paar maten uittellen
en de opmaat gebruiken om in te ademen.
Het is een goed idee om deze solo in vieren te tellen.
Het is soms verleidelijk om hem in achten te tellen,
om die zestienden helemaal precies te krijgen.
Maar op die manier raak je de lijn kwijt
en wordt het te onregelmatig en hortend.
Iets anders waarmee je rekening moet houden
voordat je gaat spelen, is de dynamiek.
Er staat 'piano',
maar als je een paar maten verder kijkt,
zie je een pianissimo.
Daarom kun je beter beginnen met solo piano,
zodat je zachter kunt spelen als je bij het pianissimo komt.
Je hebt een enorm dynamisch bereik nodig voor deze solo,
omdat je twee maten na het pianissimo
aanzet tot een forte op een hoge C.
Dat is best een uitdaging op de althobo,
omdat het geluid meestal afzwakt als het hoger wordt.
Een goede tip is om je embouchure ontspannen te houden,
en goed op je adem te letten.
Je gebruikt een heel klein beetje adem
onder hele grote druk.
Als je dat vergelijkt met zang,
moet je het riet openhouden,
zodat het kan vibreren.
Je zou ook niet op een operazanger aflopen
die net een hele hoge noot moet zingen
en die bij de keel grijpen.
Dat is precies hetzelfde.
De solo in de ouverture van Berlioz' Le carnaval romain
is een heel vocale melodie,
en dat komt omdat het is afgeleid van muziek
uit Berlioz' opera Benvenuto Cellini.
Daarin is het een tenoraria.
Cellini zweert dat zijn liefde voor Teresa oneindig is
aan het begin,
dus het is behoorlijk warmbloedig en gepassioneerd.
Na een paar maten wordt het wat bedachtzamer,
waar hij haar vraagt of de hoop op zijn liefde
zal sterven in zijn hart als hij ver bij haar vandaan is.
[Ouverture van Le carnaval romain van Berlioz]
Deze solo begint mezzo forte,
dus aarzel niet om deze vrij overtuigd in te zetten.
Het is niet het begin van de ouverture.
Als je het stuk niet kent:
het begint met een heel levendige en energieke opening,
gevolgd door een noot van de hoorn,
die wegsterft in een noot van de klarinet,
en dan begin jij.
Het is een ietwat ongebruikelijke eerste maat,
omdat hoewel het stuk in driekwartsmaat is,
je het risico loopt dat je het laat klinken
alsof het een vierkwartsmaat is,
door het te spelen als twee groepjes van twee.
Dat moet je proberen te voorkomen.
Laat duidelijk horen dat het een driekwartsmaat is,
zodat het klinkt... hij zingt: Oh, Teresa,
misschien helpt dat.
Sorry voor mijn zangkwaliteiten.
Als je de eerste twee maten hebt gehad,
moet je in legato omlaag van een D naar een Fis,
wat best lastig kan zijn.
Het eerste wat ik daarover wil zeggen,
is dat je moet zorgen dat je riet genoeg ruimte heeft
om dat comfortabel te doen.
Als het nog steeds moeilijk gaat,
ligt het waarschijnlijk aan je vingers,
en dan moet je ervoor zorgen
dat je je linkerwijsvinger vroeg neerzet.
Je kunt hem al neerzetten wanneer je de D speelt,
dat helpt.
Als je het niet zeker weet, kun je het oefenen
door de fout te overdrijven en je vinger heel laat te plaatsen,
zodat je zeker geen Fis krijgt,
en hem daarna heel vroeg te plaatsen, zoals dit.
Dit is laat:
[speelt late noot]
En dit is vroeg:
[speelt vroege noot]
En dan mogen jullie bedenken welke manier het beste is.
Hoewel de frase van deze solo heel lang is,
is hij onderverdeeld in kleinere stukjes,
met achtste rusten.
Die zijn heel handig om op te ademen.
Je hoeft niet altijd in te ademen op een rust.
Ze zijn ook heel geschikt om op uit te ademen.
Een veelgemaakte fout
is dat mensen te diep inademen.
Je blaast jezelf op als een ballon
met veel nutteloze lucht waar je niets mee kunt,
behalve uitademen, en daarmee verspil je tijd.
Over het algemeen, bij de meeste solo's,
adem ik niet dieper in
dan ik voor een normale zin zou doen.
Het is een kwestie van de lucht gebruiken
op de meest economische manier.
Je gebruikt een hele kleine hoeveelheid lucht
onder hele grote druk.
Blaas niet te hard.
Het zal je verbazen hoe weinig lucht je nodig hebt.
In maat 27 bij de schaal omhoog
zijn de zestiende noten niet te legato.
Ik vind dat ze wel redelijk legato moeten worden gespeeld,
maar wel gedefinieerd met de tong.
Dus zorg ervoor dat het niet staccato klinkt.
Ik denk bijvoorbeeld dat dit niet geschikt is.
[speelt staccato]
Zo ziet het eruit.
Als je je voorstelt dat je legato gaat spelen
en het riet dan net aanraakt met je tong,
dan krijg je een gedefinieerd legato.
[speelt legato]
Hoewel er nergens staat dat de volgende maat zachter is,
komt die aan het eind van het diminuendo.
Op dit moment zingt de operazanger
in een meer peinzende stemming.
Dus ik vind het mooi
om dat iets zachter te spelen,
en iets bedachtzamer.
Laat je in maat 32 niet van de wijs brengen door het ritme.
Het ziet er een beetje eng uit op de pagina,
maar het is eigenlijk best duidelijk.
Je hoeft je niet te haasten.
Als je je gewoon voorstelt dat het zestienden zijn,
en de laatste gepunt speelt,
zijn ze eigenlijk best langzaam.
[speelt maat 32 langzaam]
Blijf langzaam tot drie tellen
en zorg dat het allemaal past.
Deze solo moet expressief en warm klinken,
maar het tempo moet ook kloppen,
want je wordt begeleid door een pizzicato van de cello's
die achtsten spelen
en die de maat voor jou aangeven.
Je hebt geen ruimte om te improviseren.
Een andere noot waar je op moet letten,
is de opmaat naar maat 34.
Dat is een zestiende noot.
Die ziet er erg kort uit,
maar als je erover nadenkt,
is het best een lange noot.
Als je telt: een en twee
en drie en –
dan worden je zestiende noten:
een, twee, drie, vier, een, twee, drie, da, da.
Dus maak er een duidelijke opmaat van.
Dit is een prachtig stuk.
Stel je voor dat je een operatenor bent
en dat je opwerkt naar je hoge B.
Op sommige instrumenten helpt het voor je hoge B
als je de klep voor de C of Cis
of een combinatie van je rechtervingers plaatst.
Op een conservatoire-instrument ben je in het nadeel,
omdat de meeste vingers van je B een C maken.
Dat moet je hoe dan ook zien te voorkomen.
Het is de moeite waard te experimenteren met je instrument
om iets te vinden waarmee je
een vollere noot kunt spelen.
Het is het hoogste punt in de frase,
gemarkeerd als 'sforzando',
dus je wilt hier echt alles geven.
Als je je sforzando hebt gehad,
en je prachtige hoge B,
is het verleidelijk om even adem te halen.
Het is een vrij logische plaats om te ademen,
praktisch gezien.
Maar muzikaal gezien is het beter om dat niet te doen,
als dat je lukt.
Het onderbreekt de frase te veel.
Het is veel moeilijker als je daar niet ademt,
omdat je embouchure
precies goed is voor de hoge noot,
maar dat is niet prettig wanneer je de lagere noten speelt
richting het eind van de frase.
Maar het is het waard om te oefenen, kan ik je zeggen.
Ik laat deze passage horen met ademhaling
en daarna zonder,
en dan kunnen jullie zelf kiezen.
[speelt maat 34 met ademhaling]
En nu zonder de ademhaling.
[speelt maat 34 zonder ademhaling]
Wat ik ook nog wil noemen,
is dat je ook moet letten op de afronding van de noten,
niet alleen het begin.
De meeste mensen concentreren zich op het begin van de noot,
en zijn opgelucht als die er goed uitkomt.
Denk ook na over hoe je de noot gaat afronden.
Het zou bijvoorbeeld jammer zijn,
als je bij de eerste frase zo speelt:
[speelt frase die te snel afbreekt]
Dan is het geen muziek meer.
Laat de noot natuurlijk wegsterven.
[speelt volledige frase]
Jullie vinden vast ook dat dat mooier klinkt.
Denk ook na over je gebruik van vibrato.
Dit is, zoals gezegd, een zeer vocale solo.
Het geluid moet warm en vol klinken,
en een beetje vibrato helpt daarbij.
Het helpt ook met de noten aan het eind van frasen.
In maat 30 moet je legato spelen van een E naar een C.
Ik vind het handig
om twee rechtervingers voor de E te laten staan
terwijl ik de C speel.
Dat helpt bij de noot,
die nogal zwak kan klinken op dit instrument.
En daar wordt het een beetje warmer van.
Het betekent ook dat je goed contact blijft houden met je althobo
en hem minder snel laat vallen.
[speelt maat 30]
Na de opmaat van maat 32,
een echte zestiende noot,
is het verleidelijk om de achtste noot te snel te spelen
die aan het begin van de volgende maat komt.
Dit is het begin van het dramatische moment,
dus let goed op de maat.
Mij helpt het
om aan twee zestienden op de achtste te denken.
Dan race je niet zo omhoog, zoals dit:
[speelt langzame toonladder]
in plaats van:
[speelt snelle toonladder]
Het kan je helpen om het te oefenen
door de noten te definiëren.
[speelt gedefinieerde toonladder]
De Fis is langer dan je zou denken.
Heel erg bedankt voor het kijken naar deze masterclass.
Hopelijk vonden jullie de ideeën interessant
en melden jullie je aan voor dit fantastische project.
En vergeet niet: de muziek draait om jullie.
Het gaat erom dat je ervan geniet en je spel verbetert.
Veel plezier en veel succes.